Aanvullende omzendbrief van 3 april 2003 bij de omzendbrief van 1 juli 2002 tot wijziging en coördinatie van de omzendbrief van 6 juni 1962 houdende de algemene onderrichtingen betreffende de getuigschriften van goed zedelijk gedrag., de 3 avril 2003

Artikel M. Inleiding.

De omzendbrief van 21 februari 2003 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 2003) had tot doel de vragen te beantwoorden die gerezen zijn bij de omzendbrief van 1 juli 2002 inzake het gemotiveerd advies van de korpschef, meer in het bijzonder wanneer een getuigschrift van goed zedelijk gedrag gevraagd wordt met het oog op de uitoefening van een activiteit die onder begeleiding van minderjarigen valt (getuigschriften van model 2).

Deze omzendbrief van 21 februari 2003 was echter beperkt in de tijd, aangezien hij een aanvullende omzendbrief bij die van 1 juli 2002 aankondigde, teneinde de situatie te verduidelijken in verband met de formulering van het gemotiveerd advies.

De voorlopige periode aangekondigd in de omzendbrief van 21 februari 2003 is nu geëindigd, daar de onderrichtingen die hij voorzag, voortaan in onderhavige omzendbrief opgenomen worden.

De huidige aanvullende omzendbrief heeft als doel, enerzijds de modaliteiten te preciseren volgens welke het gemotiveerd advies van de korpschef of van de gedelegeerde officier van politie moet worden uitgebracht, wanneer dit advies verplicht vereist is (wat het geval is voor de getuigschriften van goed zedelijk gedrag van model 2), en anderzijds het voeren van de moraliteitsonderzoeken die dit gemotiveerd advies voorafgaan, te objectiveren, wanneer dergelijk onderzoek door de korpschef noodzakelijk wordt geacht.

Bovendien werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om enerzijds de regels van uitwissing en niet-vermelding van veroordelingen op de getuigschriften van goed zedelijk gedrag toe te lichten en anderzijds de vermeldingen inzake de veroordelingen met uitstel aan te passen.

Tenslotte na de weergave van de inleidende tekst van de omzendbrief van 1 juli 2001 mits enkele aanpassingen, wordt de huidige omzendbrief voor alle duidelijkheid beëindigd met een gecoördineerde versie.

  1. Gemotiveerd advies van de korpschef.

    Bij het uitbrengen van het gemotiveerd advies dient op onderstaande wijze te worden gehandeld.

    1. De korpschef of de door hem gedelegeerde officier van politie raadpleegt de gerechtelijke informatie (strafregister) en de politionele informatie (databanken van de federale en lokale politie) en vraagt het advies van de wijkagent. Dit is het zogenaamd " onderzoek zonder verplaatsing " (geen moraliteitsonderzoek).

      Indien deze drie informatiebronnen betekenisvolle informatie bevatten voor feiten waarbij minderjarigen zijn betrokken en voldoende zijn om een negatief advies uit te brengen, wordt een negatief advies door de korpschef of de gedelegeerde officier van politie uitgebracht zonder verder onderzoek ter plaatse.

    2. Indien deze drie informatiebronnen geen aanwijzingen of geen betekenisvolle informatie opleveren in verband met feiten waarbij minderjarigen betrokken zijn, is er geen enkele aanleiding om tot een moraliteitsonderzoek over te gaan en wordt een positief advies uitgebracht. Dit gebeurt eveneens na een zogenaamd " onderzoek zonder verplaatsing " (geen moraliteitsonderzoek).

    3. Indien na raadpleging van deze drie informatiebronnen een gegronde twijfel blijft bestaan, kan een moraliteitsonderzoek overwogen worden.

      De moraliteitsonderzoeken mogen in geen geval systematisch gevoerd worden, dus niet in de gevallen a) en b).

      Dit betekent dat het moraliteitsonderzoek slechts uitzonderlijk en als laatste middel mag gebruikt worden, wanneer de verkregen informatie uit het onderzoek zonder verplaatsing zo tegenstrijdig is, dat een moraliteitsonderzoek noodzakelijk wordt.

      Wanneer in uitzonderlijke gevallen toch een moraliteitsonderzoek gevoerd wordt, zal de korpschef of de gedelegeerde officier in de mate van het mogelijke slechts de aanvrager van het getuigschrift ondervragen zonder zijn omgeving te ondervragen.

      Hij zal bovendien het onderwerp van zijn vragen beperken tot het enige doel dat ze voor ogen hebben en er in het bijzonder op toezien dat het privéleven van de personen gerespecteerd wordt.

      Het is de lokale politie die het best geplaatst is om een gemotiveerd advies over de betrokkene te geven, daar zij het dichtst bij de inwoners van de gemeente staat en zij hen het beste kent.

      Het komt de federale overheid niet toe om te oordelen welk advies dient te worden uitgebracht in individuele gevallen. Elk geval dient ook afzonderlijk beschouwd te worden.

      Bijgevolg blijft het de verantwoordelijkheid van de lokale overheid om zelf in elk dossier te bepalen of de vermelding gunstig of ongunstig op het getuigschrift moet worden vermeld en dit binnen het hierboven geschetste kader.

      Uiteraard geldt dit kader, waarbij het gemotiveerd advies wordt verstrekt voor het getuigschrift van het model 2, eveneens wanneer overwogen wordt om een gemotiveerd advies te geven bij een getuigschrift van het model 1.

      Wel dient in dit laatste geval de beoordeling van de feiten los te worden gezien van een activiteit die onder de begeleiding van minderjarigen valt.

  2. De regels van niet-vermelding van veroordelingen op de getuigschriften van goed zedelijk gedrag.

    Sedert de inwerkingtreding van de omzendbrief van 1 juli 2002 is door de Federale Overheidsdienst Justitie een gedetailleerde tabel uitgewerkt inzake de regels van niet-vermelding van veroordelingen op het getuigschrift van goed zedelijk gedrag.

    Het is dan ook aangewezen deze bijlagen op te nemen in de huidige gecoördineerde versie :

    1. Samenvattende tabel met de regels van uitwissing en niet-vermelding van veroordelingen op de getuigschriften van goed zedelijk gedrag;

    2. Gedetailleerde lijst met veroordelingen : lijst A.

  3. Veroordelingen met uitstel.

    Ingevolge het advies van de Federale Overheidsdienst Justitie worden de vermeldingen inzake de veroordelingen met uitstel (" voorwaardelijke veroordelingen ") aangepast.

    De woorden " voorwaardelijke veroordeling " worden vervangen door de woorden " veroordeling met uitstel ".

    De veroordelingen met uitstel moeten vermeld worden, ongeacht of de uitsteltermijn al dan niet verstreken is, na toepassing van de regels van uitwissing en niet-vermelding bepaald onder punten V en VI van de gecoördineerde omzendbrief.

    Bijgevolg wordt voetnota 7 van modellen 1 en 2 als volgt aangepast :

    " De regels van vermelding van de veroordelingen worden bepaald onder punten V en VI van de omzendbrief van 3 april 2003 (Belgisch Staatsblad 15 april 2003). "

    De wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister is in het Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2001 bekendgemaakt.

    Deze wet werd toegelicht door de Minister van Justitie bij de omzendbrief van 30 augustus 2001 betreffende het Centraal Strafregister (Belgisch Staatsblad van 14 september 2001).

    In afwachting van de invoegetreding van de artikelen 9 en 10 van de wet, blijven de gemeentebesturen getuigschriften van goed zedelijk gedrag afleveren.

    Het lijkt mij derhalve gepast om van nu af aan de afgifte van getuigschriften van goed zedelijk gedrag in overeenstemming te brengen met de uittreksels uit het Centraal Strafregister die door de gemeentebesturen in uitvoering van de artikelen 9 en 10 van de wet van 8 augustus 1997 zullen afgeleverd worden, zodra deze bepalingen in werking treden.

    Uit deze nieuwe bepalingen vloeit voort dat bij de afgifte van de uittreksels uit het strafregister geen onderscheid meer zal gemaakt worden naar gelang van de hoedanigheid van de bestemmeling van dit document. Bijgevolg is het van geen belang meer dat een uittreksel voor een openbaar bestuur of voor een particulier bestemd is.

    De vermeldingen die op de uittreksels uit het strafregister dienen vermeld te worden zullen echter voortaan verschillen naargelang het uittreksel gevraagd wordt voor de uitoefening van een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt of voor de uitoefening van een andere activiteit.

    Twee nieuwe modellen van getuigschriften van goed zedelijk gedrag worden in bijlage aan deze omzendbrief gevoegd.

    In afwachting van de uitvoering bij koninklijk besluit van de artikelen 9 en 10 van de wet van 8 augustus 1997 dient de omzendbrief van 6 juni 1962 betreffende de getuigschriften van goed zedelijk gedrag dus aangepast te worden.

    Deze omzendbrief van 6 juni 1962, die is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 juli 1962, is gewijzigd bij de omzendbrieven van 23 juni 1965, 20 juli 1981, 8 december 1987, 12 januari 1988, 15 april 1988, 20 februari 1989, 5 augustus 1991, 9 augustus 1995, 5 juli 1996 en 16 februari 1999.

    Gelet op de talrijke wijzigingen die in de omzendbrief van 6 juni 1962 betreffende de getuigschriften van goed zedelijk gedrag aangebracht werden, leek het opportuun een gecoördineerde versie van deze omzendbrief op te maken.

    De inhoudelijke wijzigingen aan de omzendbrief van 6 juni 1962 kunnen op onderstaande wijze worden samengevat.

    1. Bij de aflevering van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dient geen onderscheid meer gemaakt te worden naar gelang van de hoedanigheid van de bestemmeling (openbaar bestuur of particulier) van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag.

      Zoals hierboven reeds gesteld, zullen de vermeldingen uit het strafregister op de getuigschriften van goed zedelijk gedrag vanaf heden verschillen naar gelang van de soort activiteit waarvoor een getuigschrift wordt aangevraagd.

      Het is aan de belanghebbende, die het getuigschrift aanvraagt, om aan het gemeentebestuur mede te delen voor welke activiteit het getuigschrift van goed zedelijk gedrag is vereist.

      De bevoegde ambtenaar van de gemeente vermeldt de opgegeven verklaring van de activiteit op het getuigschrift.

      Enkel de belanghebbende is verantwoordelijk voor de opgegeven verklaring van de soort activiteit. De bevoegde ambtenaar hoeft hieromtrent geen controle uit te oefenen.

    2. Momenteel voorziet de reglementering dat vóór de afgifte van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag door de burgemeester of door de bij naam aangewezen en vastbenoemde ambtenaren die gelast zijn met het beheer van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT