21 JANUARI 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg voor het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Gelet op de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en autocars, inzonderheid artikel 13, § 3, eerste lid, 1°gewijzigd bij de wet van 29 juni 1984 en artikel 19, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1957 en 29 juni 1984;

Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid artikel 1, eerste lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 oktober 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting;

Gelet op het advies 47.383/4 van de Raad van State, gegeven op 30 november 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de ondernemingen die willen toetreden tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen die uitdrukkelijk gereglementeerd zijn door de Europese Unie en dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest reglementaire bepalingen moet aannemen inzake het stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, aangezien dit krachtens artikel 6, § 1, X, eerste lid, 8° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen een gewestelijke bevoegdheid is;

Op voordracht van de Minister belast met Openbare Werken en Vervoer;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1. Dit besluit beoogt inzonderheid de omzetting van de Richtlijn 96/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers, gewijzigd bij de Richtlijn 98/76/EG van de Raad van 1 oktober 1998, bij de Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004 en bij de Richtlijn 2006/103/EG van de Raad van 20 november 2006.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. « onderneming » : elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, elke vereniging van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elk onder de overheid ressorterend lichaam, ongeacht of het een eigen rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid;

  2. « beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg » : activiteit van elke onderneming die, met motorvoertuigen die door hun bouwtype en uitrusting geschikt zijn om met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren en daartoe ook bestemd zijn, voor het publiek of voor sommige categorieën gebruikers toegankelijk personenvervoer verricht tegen betaling door de vervoerde persoon of door degene die het vervoer organiseert;

  3. « voertuig » : ieder, bij de administratie bevoegd voor de inschrijving van de voertuigen, als autobus of autocar ingeschreven vervoermiddel dat geschikt en bestemd is om met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren;

  4. « geregeld vervoer » : het gemeenschappelijk vervoer van personen, volgens een frequentie en in een bepaalde relatie, waarbij reizigers aan de eindpunten en eventueel onderweg, op vooraf gekende stopplaatsen, kunnen in- en uitstappen;

  5. « bijzondere vormen van geregeld vervoer » : het gemeenschappelijk vervoer van bepaalde categorieën personen met uitsluiting van andere reizigers, voor zover deze vormen van vervoer onder dezelfde voorwaarden gebeuren als het geregeld vervoer;

  6. « vervoer voor eigen rekening » : vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden door degene die het verricht, wordt gedaan, op voorwaarde dat :

    - de vervoersactiviteit voor degene die het verricht slechts een bijkomende activiteit vormt,

    - de gebruikte voertuigen eigendom zijn van degene die het verricht, of door hem op afbetaling zijn aangekocht, of waarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en mits zij door een personeelslid van degene die het vervoer verricht of door hemzelf worden bestuurd.

  7. « Minister » : de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort;

  8. « Administratie » : de Directie Taxi's en Bijzondere Vormen van Geregeld Vervoer van Mobiel Brussel die bevoegd is voor het personenvervoer over de weg;

    Art. 3. Dit besluit is van toepassing op de vervoerondernemingen voor wat betreft het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, bedoeld in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

    Art. 4. In afwijking van artikel 3 is dit besluit niet van toepassing :

  9. op de onderwijsinstellingen, de openbare besturen, de ouderverenigingen, de vriendenkringen en andere gelijkaardige verenigingen die, door middel van hun eigen voertuigen, ophaalvervoer van leerlingen, alsmede ander leerlingenvervoer van lokale aard dat eraan verbonden is, organiseren;

  10. op diegenen die vervoer voor eigen rekening verrichten.

    Art. 5. Iedere onderneming die valt onder het toepassingsveld bedoeld in artikel 3 die tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg wil toetreden of die dit beroep reeds uitoefent, moet voldoen aan de voorwaarden inzake betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en financiële draagkracht vastgesteld door dit besluit.

    HOOFDSTUK II. - Betrouwbaarheid

    Afdeling 1. - Principe

    Art. 6. § 1. Indien de onderneming een natuurlijke persoon is, voldoet zij aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wanneer :

  11. noch deze natuurlijke persoon, noch de door hem eventueel aangewezen personen om de vervoerwerkzaamheden van de onderneming te leiden, in België of in het buitenland een in kracht van gewijsde gegane ernstige strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen;

  12. geen enkele van de in 1° bedoelde personen die, in België of in het buitenland, in kracht van gewijsde gegane ernstige strafrechtelijke veroordelingen heeft opgelopen wegens inbreuken op de voorschriften inzake :

    1. de veiligheid van de voertuigen, alsook de massa's en afmetingen van deze voertuigen;

    2. de bescherming van het milieu tegen de verschillende verontreinigingen die uit de uitoefening van het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg voortvloeien;

    3. de politie over het wegverkeer;

    4. de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen en het gebruik van de tachograaf;

    5. het vervoer van personen over de weg tegen vergoeding;

    6. de in het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg geldende loon- en arbeidsvoorwaarden;

    7. de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen;

    8. de accijnstarieven voor minerale olie;

  13. deze natuurlijke persoon geen verbod is opgelegd om een koopmansbedrijf uit te oefenen krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.

    § 2. Indien de onderneming geen natuurlijke persoon is, voldoet zij aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wanneer :

  14. noch de zaakvoerder of de afgevaardigd bestuurder of de directeur-generaal van de onderneming, noch de persoon die is aangeduid om zijn getuigschrift van vakbekwaamheid te doen gelden een veroordeling hebben opgelopen, zoals bedoeld in § 1, 1°;

  15. geen enkele van de in 1° bedoelde personen veroordelingen hebben opgelopen zoals bedoeld in § 1, 2°;

  16. geen enkele van de in 1° bedoelde personen een verbod is opgelegd krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934, zoals bedoeld in § 1, 3°.

    Wanneer een rechtspersoon belast is met het dagelijks bestuur van de onderneming, is de in het eerste lid vermelde voorwaarde eveneens van toepassing op alle natuurlijke personen die zijn aangewezen om deze rechtspersoon te leiden.

    § 3. Voor de toepassing van de in § 1, 1°, bedoelde bepalingen wordt als ernstige strafrechtelijke veroordeling beschouwd elke strafrechtelijke veroordeling die aanleiding heeft gegeven tot een geldboete van meer dan 4.000 euro of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden.

    § 4. Voor de toepassing van de in § 1, 2°, bedoelde bepalingen worden als ernstige strafrechtelijke veroordelingen wegens inbreuken op de genoemde voorschriften beschouwd de strafrechtelijke veroordelingen die samen aanleiding hebben gegeven tot een totale geldboete van meer dan 2.000 euro of tot een totale hoofdgevangenisstraf van meer dan vier maanden.

    § 5. Voor de toepassing van de §§ 1 tot 4 gelden tevens de volgende bepalingen :

  17. er wordt geen rekening gehouden met :

    1. veroordelingen tot een geldboete die niet hoger is dan 75 euro of tot een hoofdgevangenisstraf die niet hoger is dan vijftien dagen;

    2. straffen of gedeelten van straffen met uitstel indien de geldboete minder dan 1.000 euro of de hoofdgevangenisstraf minder dan drie maanden bedraagt;

  18. bij de strafrechtelijke geldboeten worden de opdeciemen buiten beschouwing gelaten; bij veroordelingen wegens inbreuken waarop de wetgeving betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten geen toepassing vindt, is het in aanmerking te nemen bedrag gelijk aan het quotiënt van de deling van het bedrag van de opgelegde boeten door 60.

    Afdeling 2. - Bewijs

    Art. 7. § 1. De door de Minister aangestelde ambtenaren kunnen aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen met betrekking tot hun bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden een uittreksel uit het strafregister, model 1, vragen voor zover zij geen toegang zouden hebben tot het centraal strafregister.

    Indien het in het eerste lid bedoelde document niet wordt afgegeven door het land van oorsprong van de betrokkene of door de landen waar hij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT