Omzendbrief betreffende de verblijfsrechtelijke bescherming voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld, toegelaten tot een verblijf in het Rijk op grond van gezinshereniging, de 15 juin 2023

Artikel M.

  1. Preambule

    Deze omzendbrief heeft betrekking op de slachtoffers van intrafamiliaal geweld die tot een verblijf in België werden toegelaten in het kader van een gezinshereniging met een onderdaan van een derde land, een burger van de Unie of een Belg, en die nog niet over een autonoom verblijfsrecht in België beschikken.

    De praktijk leert ons dat slachtoffers van intrafamiliaal geweld deze feiten nog te vaak niet aan het licht durven brengen gedurende de periode dat hun verblijfsrecht onderworpen is aan de voorwaarden inzake de gezinshereniging. Een belangrijke factor hierin is de vrees om het verblijfsrecht in België te verliezen. Veelal zijn deze slachtoffers echter niet op de hoogte van de verblijfsrechtelijke beschermingsclausules waarin de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de wet van 15 december 1980) voorziet.

    Het doel van deze omzendbrief is om de slachtoffers van intrafamiliaal geweld en de verschillende betrokken actoren beter te informeren over de bestaande verblijfsrechtelijke beschermingsclausules, de voorwaarden en de te volgen procedures. Op deze manier draagt deze omzendbrief bij aan de rechtszekerheid en wordt getracht om de bestaande drempels te verlagen om aangifte te doen van het intrafamiliaal geweld. Daarnaast wordt de impact van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 7 februari 2019 verduidelijkt in afwachting van het conformeren van de wet van 15 december 1980 aan deze rechtspraak.

  2. Wetgevend kader

    De wet van 15 december 1980 voorziet twee verblijfsrechtelijke beschermingsclausules waarop een vreemdeling, slachtoffer van intrafamiliaal geweld, die werd toegelaten tot een verblijf in België in het kader van een gezinsherenging met een onderdaan van een derde land (art. 10 van de wet van 15 december 1980) dan wel met een burger van de Unie of een Belg (de artikelen 40bis en 40ter van de wet van 15 december 1980), zich kan beroepen teneinde een autonoom en onafhankelijk verblijfsrecht te verkrijgen:

    2.1. Gezinsleden van een onderdaan van een derde land

    Artikel 11, § 2, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 voorziet dat er gedurende de eerste vijf jaar na de toekenning van het verblijfsrecht geen einde kan worden gesteld aan het verblijfsrecht van de echtgenoot of partner van een onderdaan van een derde land, die deze laatste vervoegde op grond van artikel 10 van de wet van 15 december 1980, en die aantoont tijdens het huwelijk of het partnerschap het slachtoffer te zijn geweest van bepaalde specifieke feiten zoals voorzien in het strafwetboek (bij wijze van voorbeeld: opzettelijke slagen en verwondingen) gepleegd door de echtgenoot of partner.1

    Wanneer bovenstaande feiten niet of niet afdoende werden aangetoond, houdt de minister of zijn gemachtigde in het bijzonder rekening met de situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de familie, die niet langer een gezinscel vormen met de persoon die zij vervoegden én die bescherming nodig hebben.

    2.2. Gezinsleden van een burger van de Unie of een Belg

    Artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980 voorziet dat er gedurende de eerste vijf jaar na de erkenning van het verblijfsrecht geen einde kan worden gesteld aan het verblijfsrecht van de echtgenoot of partner van een burger van de Unie of een Belg die aantoont tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap het slachtoffer te zijn geweest van geweld in de familie en/of van bepaalde specifieke feiten zoals voorzien in het strafwetboek (bij wijze van voorbeeld: opzettelijke slagen en verwondingen).2

    Het Grondwettelijk Hof toetste in haar arrest n° 17/2019 van 7 februari 2019 het verschil in behandeling tussen gezinsleden van Belgische onderdanen die nooit hun recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend en familieleden van derdelands onderdanen, beiden slachtoffer van intrafamiliaal geweld, aan het grondwettelijk gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel. Het Hof besloot dat artikel 40ter, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980 een schending uitmaakt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. In navolging van dit arrest, wordt het gezinslid van een burger van de Unie of Belg die aantoont tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap het slachtoffer te zijn geweest van intrafamiliaal geweld, niet langer onderworpen aan de voorwaarde inzake de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT