Omzendbrief betreffende de afsluiting van de gemeenterekeningen voor het dienstjaar 2018, de 27 février 2019

Artikel M.

Deze omzendbrief beoogt de afsluiting en de vaststelling van de gemeenterekeningen voor het dienstjaar 2018.

Artikel 240 van de Nieuwe Gemeentewet schrijft voor dat elk jaar de gemeenteraad de jaarrekeningen van het vorige dienstjaar goedkeurt en ze uiterlijk op 30 juni aan de toezichthoudende overheid dient te bezorgen. Bijgevolg kan geen enkele begrotingswijziging na 1 juni worden aangenomen door de gemeenteraad indien de rekeningen van het vorige dienstjaar nog niet door de gemeenteraad zijn goedgekeurd. De gemeenteraden zullen er over waken deze termijnen te respecteren.

Het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (A.R.G.C.) bepaalt de regels voor de afsluiting en de vaststelling van de jaarrekeningen (artikelen 72 tot 79).

Sinds 1994 werden bijzondere regels voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerd via omzendbrieven ter aanvulling van de algemene regels van het voornoemde koninklijk besluit.

Bovendien moet rekening worden gehouden met de onderstaande gegevens:

A. BEGROTINGSREKENING

A. 1. Vastgestelde rechten, vastleggingen en aanrekeningen:

De vaststelling van de rechten kan worden voortgezet tot 15 februari 2019 voor zover ze verantwoord is door een behoorlijk opgemaakt document en uitsluitend verwijst naar het dienstjaar 2018. Dit geldt eveneens voor de opcentiemen op de personenbelasting en op de opcentiemen op de verkeersbelasting geïnd door de Federale Overheidsdienst Financiën; de bedragen van de vastgestelde rechten dienen overeen te stemmen met deze vermeld op regel 6 (opbrengst toegekend aan de gemeente) van het document 173X. Voor de ontvangen opcentiemen op de onroerende voorheffing van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit, dienen de bedragen van de ontvangsten identiek te zijn aan het totale bedrag zoals hernomen in de briefwisseling van de GOBF die de situatie op 31/12/2018 weergeeft voor uw gemeente (punt 5 " Resultaat "). Het verschil met het bedrag van de ontvangen voorschotten op 31/12/2018 dient ten aanzien van het Gewest, hetzij als vordering, hetzij als schuld worden geboekt.

De ontvangstrechten dienen vastgesteld te worden conform de bepalingen van artikel 46 van het A.R.G.C.

Bovendien moet op grond van artikel 73 van het A.R.G.C. alles in het werk gesteld worden om de aanrekening mogelijk te maken van facturen en afrekeningen met betrekking tot het dienstjaar 2018.

Verder is het wenselijk na te gaan of het behoud van vastgelegde en overgedragen kredieten - en dit soms gedurende verscheidene jaren - gegrond is.

Ik herinner eraan dat in artikel 57 van het A.R.G.C gepreciseerd wordt dat door een vastlegging het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde doelstelling wordt voorbehouden. Overgedragen vastleggingen moeten dan ook altijd voldoen aan dit voorschrift en mogen niet achteraf aangewend worden als een soort reserve voor het aanrekenen van facturen met betrekking tot leveringen of werken die niet specifiek voorzien waren op het ogenblik dat de vastlegging verricht werd.

Ik moedig u aan om de inspanning van de "schoonmaak" in de niet-geïnde schuldvorderingen voort te zetten, vooreerst door deze als dubieuze vorderingen in de boeken op te nemen en vervolgens door de juiste onwaarden en waardeverminderingen te boeken. Hoewel er al een grote inspanning werd vastgesteld, komen er bij controles in de balansen nog steeds erg oude schuldvorderingen aan het licht.

Ik herinner u daarnaast aan de artikelen 45 en 46 van het A.R.G.C. Zo moeten de invorderingsrechten onmiddellijk in de boekhouding worden geboekt en niet pas bij de invordering. Bij de controles ter plaatse werd een slechte opvolging van de ontvangsten opgemerkt, in het bijzonder wat de subsidies betreft. Naast het feit dat het resultaat van de rekening bezwaard wordt, dreigt het niet boeken van een invorderingsrecht ertoe te leiden dat het vergeten wordt.

Ik wens het belang van deze verrichtingen te beklemtonen, aangezien het begrotingsresultaat van de rekening gebaseerd is op de netto vastgestelde rechten en de vastleggingen. Onnodig overgedragen vastleggingen beïnvloeden het resultaat immers negatief, terwijl vastgestelde rechten die naar alle verwachtingen niet meer geïnd kunnen worden, een fictieve positieve invloed hebben, en dit niet enkel op de resultaten van de begrotingsboekhouding (begrotingsresultaat en boekhoudkundig resultaat) maar ook op de resultaten van de algemene boekhouding: lopend resultaat, bedrijfsresultaat en resultaat van het dienstjaar in de resultatenrekening en vorderingen op het actief van de balans.

Wat betreft de gemeentelijke dotaties aan de politiezones, dient elke gemeente erop toe te zien dat het annaliteitsprincipe voor deze uitgave stipt nageleefd wordt.

Ik herinner u eraan dat sinds 2014 de RSZ de procedure aangaande de vermindering van de werkgeversbijdragen toegepast ten aanzien van Geco's, gewijzigd heeft. Het betreft geen vrijstelling meer, maar een vermindering die trimestrieel van toepassing is. Hieruit volgt dat de maandelijkse voorschotten geen rekening meer houden met de vermindering, omdat een regularisatie plaatsvindt op het ogenblik van de trimestriële aangifte. In dit kader wordt eraan herinnerd dat de bedragen aangerekend als werkgeversbijdragen Geco in de loop van het jaar moeten worden geregulariseerd - door...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT