7 JUNI 2002. - Wet houdende instemming met het Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, Protocollen 1, 2 en 3 en met de Slotakte, gedaan te Nice op 26 februari 2001 (1) (2)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. Het Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, de Protocollen 1, 2 en 3 en de Slotakte, gedaan te Nice op 26 februari 2001, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 juni 2002.

ALBERT

Van Koningswege :

De Eerste Minister,

G. VERHOFSTADT

De Minister van Buitenlandse Zaken,

L. MICHEL

Gezien met 's Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,

M. VERWILGHEN

_______

Nota's

(1) Zitting 2001-2002

Senaat

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 13 december 2001, nr. 2-985/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-985/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 7 maart 2002. - Stemming, vergadering van 7 maart 2002.

Zitting 2001-2002

Kamer

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1679/1. - Verslag namens de commissie, nr. 50-1679/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1679/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 27 maart 2002. - Stemming, vergadering van 28 maart 2002.

(2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest van 28 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2002), Decreet van de Franse Gemeenschap van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 14 mei 2002, Ed. 2), Decreet van het Duitstalige Gemeenschap van 24 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 7 november 2002, Ed. 2), Decreet van het Waalse Gewest van 30 mei 2002 (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2002), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2002) en Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 juli 2002 (Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2002).

VERDRAG VAN NICE HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE,

DE VERDRAGEN TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN SOMMIGE BIJBEHORENDE AKTEN ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN IERLAND,

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND,

HERINNEREND aan het historisch belang van de beëindiging van de deling van het Europese continent,

VERLANGEND het met het Verdrag van Amsterdam aangevangen proces, waarbij de instellingen van de Europese Unie moeten worden voorbereid op het functioneren in een uitgebreide Unie, te voltooien,

VASTBESLOTEN om op deze basis voort te gaan met de toetredingsonderhandelingen en deze op succesvolle wijze af te ronden volgens de procedure waarin het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet,

HEBBEN BESLOTEN het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten te wijzigen,

en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen :

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN :

De heer Louis MICHEL,

Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN :

De heer Mogens LYKKETOFT,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND :

De heer Joseph FISCHER,

Minister van Buitenlandse Zaken en Plaatsvervanger van de Bondskanselier;

DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK :

De heer Georgios PAPANDREOU,

Minister van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE :

De heer Josep PIQUE I CAMPS,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK :

De heer Hubert VEDRINE,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN IERLAND :

De heer Brian COWEN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK :

De heer Lamberto DINI,

Minister van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG :

Mevrouw Lydie POLFER,

Vice-Minister-President, Minister van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN :

De heer Jozias Johannes VAN AARTSEN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK :

Mevrouw Benita FERRERO-WALDNER,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK :

De heer Jaime GAMA,

Minister van Staat, Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND :

De heer Erkki TUOMIOJA,

Minister van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN :

Mevrouw Anna LINDH,

Minister van Buitenlandse Zaken;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND :

De heer Robin COOK,

Minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken;

DIE, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,

OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN :

EERSTE DEEL

INHOUDELIJKE WIJZIGINGEN

Artikel 1

Het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt gewijzigd overeenkomstig dit artikel.

1. Artikel 7 wordt vervangen door :

Artikel 7

1. Op een met redenen omkleed voorstel van een derde van de lidstaten, het Europees Parlement of de Commissie kan de Raad, na instemming van het Europees Parlement, met een meerderheid van vier vijfden van zijn leden constateren dat er duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen door een lid-Staat, en die lidstaat passende aanbevelingen doen. Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij volgens dezelfde procedure onafhankelijke personen vragen binnen een redelijke termijn een verslag over de situatie in die lid-Staat voor te leggen.

De Raad gaat regelmatig na of de redenen die tot zijn constatering hebben geleid nog bestaan.

2. De Raad, in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, kan met eenparigheid van stemmen, op voorstel van een derde van de lid-Staten of van de Commissie, en na instemming van het Europees Parlement, een ernstige en voortdurende schending van in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen door een lid-Staat constateren, na de regering van de lid-Staat in kwestie om opmerkingen te hebben verzocht.

3. Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van dit Verdrag op de lid-Staat in kwestie voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van de vertegenwoordiger van de regering van die lidstaat in de Raad. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.

De verplichtingen van de lid-Staat in kwestie uit hoofde van dit Verdrag blijven in ieder geval verbindend voor die lidstaat.

4. De Raad kan naderhand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten om krachtens lid 3 genomen maatregelen te wijzigen of in te trekken in verband met wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.

5. Voor de toepassing van dit artikel besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat in kwestie. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het aannemen van de in lid 2 bedoelde besluiten. Een gekwalificeerde meerderheid wordt omschreven als hetzelfde aandeel van de gewogen stemmen van de betrokken leden van de Raad als vastgelegd in artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Dit lid is eveneens van toepassing wanneer stemrechten worden geschorst op grond van lid 3.

6. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 besluit het Europees Parlement met een meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen en tevens bij meerderheid van zijn leden.

2. Artikel 17 wordt vervangen door :

Artikel 17

1. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid omvat alle aangelegenheden die betrekking hebben op de veiligheid van de Unie, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid, dat tot een gemeenschappelijke defensie kan leiden indien de Europese Raad daartoe besluit. In dat geval beveelt hij de lid-Staten aan een daartoe strekkend besluit aan te nemen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.

Het beleid van de Unie overeenkomstig dit artikel laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lid-Staten onverlet, eerbiedigt de uit het Noord-Atlantisch Verdrag voortvloeiende verplichtingen van bepaalde lid-Staten waarvan de gemeenschappelijke defensie gestalte krijgt in de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), en is verenigbaar met het in dat kader vastgestelde gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid.

De geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid wordt, wanneer de lidstaten dat passend achten, ondersteund door hun samenwerking op bewapeningsgebied.

2. De in dit artikel bedoelde aangelegenheden omvatten humanitaire en reddingsopdrachten, vredeshandhavingsopdrachten en opdrachten van strijdkrachten op het gebied van crisisbeheersing, met inbegrip van het tot stand brengen van vrede.

3. Onder dit...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT