Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 10-09-1998 en tekstbijwerking tot 27-01-2004) (NOTA : de consolidatie van deze tekst wordt tijdelijk..., de 23 juillet 1998

HOOFDSTUK I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud;

  2. decreet: het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

  3. afdeling: de afdeling Natuur van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

  4. belanghebbende:

    1. voor de toepassing van het hoofdstuk IV van dit besluit:

      elke natuurlijke of rechtspersoon die tengevolge van een vergunningsplichtige activiteit tot wijziging van vegetatie en/of kleine landschapselementen rechtstreeks hinder kan ondervinden, alsook elke rechtspersoon die zich de bescherming tot doel heeft gesteld van de natuur die door deze hinder kan worden getroffen en erkend zijn als regionale vereniging of optreden namens een streekvereniging conform het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een milieu- en natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiering van de milieu- en natuurverenigingen.

    2. voor de toepassing van het hoofdstuk V van dit besluit:

      de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders, vruchtgebruikers, huurders en pachters;

  5. vroeger perceel: een perceel van een belanghebbende als bedoeld in 4°, b vóór de uitvoering van de natuurinrichtingsmaatregelen;

  6. nieuw perceel: een perceel van een belanghebbende als bedoeld in 4° b na de uitvoering van de natuurinrichtingsmaatregelen en vanaf de datum van de ingebruikneming, vastgesteld in de natuurinrichtingsakte, bepaald in het artikel 42 van dit besluit:

  7. projectcomité: het natuurinrichtingsprojectcomité, bepaald in het artikel 20 van dit besluit;

  8. projectcommissie: de natuurinrichtingsprojectcommissie bepaald in artikel 22 van dit besluit;

  9. Commissie voor Landsinrichting: de commissie bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juni 1996 houdende nadere regelen betreffende de landinrichting;

  10. natuurinrichtingsmaatregelen: de inrichtingswerkzaamheden nodig om de doelstellingen van het natuurinrichtingsproject te realiseren, in het bijzonder de maatregelen bepaald in artikel 47 van het decreet;

  11. Afdeling Bos en Groen: de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

  12. Huiskavel: het kadastraal perceel ofwel horend bij de vergunde woning ofwel kadastrale percelen die deel uitmaken van de bedrijfsvoering van het desbetreffend bedrijf en er een ononderbroken ruimtelijk geheel van uitmaken.

  13. Cultuurgewas: een gewas dat verbouwd wordt voor economische doeleinden inclusief braakgronden kaderend in het Europees Landbouwbeleid met uitzondering van het historisch permanent grasland en van bossen conform het bosdecreet.

  14. Historisch permanent grasland: een half natuurlijke vegetatie bestaande uit grasland gekenmerkt door het langdurige grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met ofwel cultuurhistorische waarde, ofwel een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu wordt gekenmerkt door aanwezigheid van sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones, zoals nader aangegeven in bijlage 4.

  15. A.W.Z.: de administratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

    HOOFDSTUK II. - Afbakening van het VEN en het IVON.

    Art. 2. Voor de procedure tot voorlopige vaststelling van het ontwerp van een afbakeningsplan als bedoeld in de artikelen 21, 23 en 30 van het decreet gelden de volgende nadere regels:

    Na de beslissing van de Vlaamse regering tot opmaken van het ontwerp van afbakeningsplan, belast de minister de Afdeling met het opmaken van het ontwerp van afbakeningsplan.

    De Afdeling kan zich hiervoor door het Instituut en de VLM laten bijstaan;

    zowel het Instituut als de VLM nemen de kosten voor deze geleverde bijstand, ieder voor wat hen betreft, ten hunnen laste.

    Het ontwerp van het afbakeningsplan wordt gemaakt op een ondergrond van een plan van aanleg met de bijhorende toelichting op schaal 1/25.000, opgemaakt met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 of van andere uitvoeringsplannen in het kader van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening.

    De afbakening van het VEN en het IVON wordt op het ontwerp van afbakeningsplan aangeduid met de symbolen vastgesteld in de bijlage I bij dit besluit.

    De adviezen bedoeld in van het artikel 21,§ 3 van het decreet worden door de minister ingewonnen op basis van het overeenkomstig het tweede lid opgemaakte ontwerpplan.

    De voorlopige vaststelling door de Vlaamse regering van het ontwerp van het afbakeningsplan gebeurt op basis van een ontwerpplan met de bijhorende toelichting op schaal 1/25.000 opgemaakt overeenkomstig het tweede lid.

    Art. 3. § 1. Voor de procedure tot definitieve vaststelling van een afbakeningsplan als bedoeld in de artikelen 21 en 30 van het decreet gelden de volgende nadere regels.

    Overeenkomstig het artikel 22 van het decreet wordt door de afdeling over het voorlopig vastgestelde ontwerp van het afbakeningsplan het advies ingewonnen van:

  16. de SERV;

  17. de MINA-raad;

  18. de bestendige deputatie(s);

  19. de betrokken gemeenteraden;

  20. de betrokken polders en/of wateringen;

  21. de Raad;

  22. het Instituut;

  23. de volgende administraties en instellingen;

    1. de afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    2. de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    3. de afdeling Water van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    4. de afdeling Ruimtelijke Planning van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    5. de afdeling Monumenten en Landschappen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    6. de ALT;

    7. de watervoorzieningsmaatschappij waarvan:

      - ofwel, een waterwinning gelegen is binnen het voorlopig vastgestelde ontwerp van het afbakeningsplan;

      - ofwel, de activiteit van een waterwinning een rechtstreekse hydrologische invloed heeft op gebieden binnen het voorlopig vastgestelde ontwerp van het afbakeningsplan;

    8. de Vlaamse Hoge Bosraad.

      Het definitief vastgestelde afbakeningsplan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op schaal 1/25.000.

      § 2. Voor de procedure tot definitieve vaststelling van een afbakeningsplan als bedoeld in artikel 23 van het decreet gelden de volgende nadere regels.

      Overeenkomstig artikel 23 van het decreet wordt door de Gouverneur van de betrokken provincies over het voorlopig vastgestelde ontwerp van het afbakeningsplan het advies ingewonnen van:

  24. de SERV;

  25. de MINA-raad;

  26. de betrokken gemeenteraden;

  27. de Raad;

  28. de Vlaamse Hoge Bosraad;

  29. het Instituut;

  30. de volgende administraties en instellingen:

    1. de afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    2. de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    3. de afdeling Water van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    4. de afdeling Ruimtelijk Planning van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    5. de afdeling Monumenten en Landschappen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

    6. de ALT;

    7. de watervoorzieningsmaatschappij waarvan:

      - ofwel, een waterwinning gelegen is binnen het voorlopig vastgestelde ontwerp van het afbakeningsplan;

      - ofwel, de activiteit van een waterwinning een rechtstreekse hydrologische invloed heeft op gebieden binnen het voorlopig vastgestelde ontwerp van het afbakeningsplan;

    8. de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad.

      Het deninitief vastgestelde afbakeningsplan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op schaal 1/25.000.

      Art. 4. Met toepassing van de artikelen 25, § 3, laatste lid en 26, § 3, laatste lid van het decreet wordt, onverminderd de toepassing van de artikelen 18 en 19 van het decreet, voor de bestaande vergunde drinkwaterwinningen, en de bijhorende vergunde capaciteit, gelegen binnen een GEN of GENO, een algemene ontheffing verleend op de verbodsbepalingen inzake het uitvoeren van werkzaamheden die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen. Deze ontheffing geldt tot de datum waarop de in het artikel 19 van het decreet voorziene effectgerichte maatregelen en afstemming van de invloeden op de aanwezige en potentiële natuurelementen in voege moeten treden zoals deze is bepaald in het natuurrichtplan voor het desbetreffende GEN of GENO.

      HOOFDSTUK III. - Recht van voorkoop.

      Art. 5. De Vlaamse regering machtigt de VLM om in haar naam en voor haar rekening binnen de haar daartoe toegekende budgettaire perken het recht van voorkoop van de Vlaamse regering bedoeld in de artikelen 37, 38 en 39 van het decreet uit te oefenen.

      Art. 6. De in artikel 5 bedoelde machtiging is onderworpen aan de volgende voorwaarden.

      Voor de uitoefening van het recht van voorkoop van de Vlaamse regering geeft de instrumenterende ambtenaar kennis zoals bedoeld in art. 37, § 2 en § 3 van het decreet bij ter post aangetekend schrijven of bij gerechtsdeurwaardersexploot aan de VLM.

      Deze kennisgeving geldt als kennisgeving aan de Vlaamse regering en het Vlaamse Gewest.

      De VLM wint over elke kennisgeving van recht van voorkoop het advies in van de afdeling alsook van de ALT wanneer beroepslandbouw aanwezig is en dit op gronden die verpacht zijn en waarop de ontheffing conform het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT