20 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit betreffende de monsternemingen en de analyse ervan, bedoeld in artikel 3, § 5, van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn, artikel 11;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001, artikel 3, § 5, derde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 1990 betreffende het nemen van monsters van voedingsmiddelen en andere producten;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 juli 2004 tot vaststelling van de maatregelen met betrekking tot de officiële bemonstering van meststoffen, bodemverbeteraars en teeltsubstraten;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 maart 2009 betreffende de officiële controle van diervoeders;

Overwegende de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 27 september 2010;

Gelet op het akkoord van de inspecteur van Financiën, gegeven op 20 januari 2011;

Gelet op het advies nr. 51.438/3 van de Raad van State, gegeven op 12 juni 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van het raadgevend Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 8 december 2010;

Overwegende dat er in toepassing van artikel 19/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling (de DOEB-test) werd uitgevoerd;

Overwegende dat uit dit voorafgaand onderzoek blijkt dat er geen DOEB-test noodzakelijk is;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Partij : een aanwijsbare hoeveelheid producten waarvan aangenomen wordt, dat zij uniforme kenmerken bezitten en door de monsternemer als zodanig aangewezen.

  2. Basismonster : een hoeveelheid, die op een bepaald punt uit de partij is genomen.

  3. Eindmonster : het monster dat wordt verkregen door het samenvoegen en mengen van basismonsters uit dezelfde partij, of een representatief gedeelte daarvan verkregen door reductie.

  4. Monster bestemd voor het laboratorium : hetzij het gedeelte bestemd voor het laboratorium van het eindmonster of van een basismonster, hetzij desgevallend de gehele partij. Het monster bestemd voor het laboratorium kan uit een aantal eenheden bestaan.

  5. Minister : de Minister, die de veiligheid van de voedselketen onder zijn bevoegdheden heeft.

  6. Monsternemer : de persoon die krachtens de geldende reglementeringen bevoegd is om monsters te nemen.

  7. Agentschap : het Federaal...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT