[Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.].

Voorafgaande titel : Beginselen van de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen

De volgende beginselen zijn erkend en van toepassing op de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen :

  1. de voorkoming van delinquentie is van wezenlijk belang om de maatschappij op lange termijn te beschermen. Zulks vereist dat de bevoegde autoriteiten de onderliggende oorzaken van de jeugddelinquentie aanpakken en een multidisciplinair actieplan uitwerken;

  2. elke rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen gebeurt, voor- zover zulks mogelijk is, door actoren, ambtenaren en magistraten met een specifieke en permanente opleiding inzake jeugdrecht;

  3. de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen streeft doelstellingen na inzake opvoeding, verantwoordelijkheidszin, resocialisatie en bescherming van de maatschappij;

  4. de minderjarigen mogen geenszins worden gelijkgesteld met meerderjarigen wat de mate van verantwoordelijkheid en de gevolgen van hun daden betreft. De minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, moeten evenwel bewust worden gemaakt van de gevolgen van hun daden;

  5. de minderjarigen genieten in het kader van deze wet van persoonlijke rechten en vrijheden, waaronder die omschreven in de Grondwet en in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, inzonderheid het recht om te worden gehoord tijdens het proces dat leidt tot beslissingen die hen aangaan en het recht daaraan deel te nemen. Deze rechten en vrijheden moeten gepaard gaan met bijzondere waarborgen :

    1. telkens als de wet afbreuk kan doen aan bepaalde rechten en vrijheden van de jongeren, hebben die jongeren het recht te worden geïnformeerd over de inhoud van deze rechten en vrijheden;

    2. de vader en moeder nemen het onderhoud en de opvoeding van en het toezicht op hun kinderen op zich. Bijgevolg kunnen de jongeren enkel volledig of gedeeltelijk aan het ouderlijk gezag worden onttrokken in de gevallen waarin maatregelen houdende handhaving van dit gezag als een contra-indicatie kunnen worden beschouwd;

    3. de situatie van de minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, vereist toezicht, opvoeding, tucht en begeleiding. Hun toestand van afhankelijkheid, hun ontwikkelings- en maturiteitsgraad scheppen echter bijzondere noden die luisterbereidheid, raad en bijstand vereisen;

    4. elk optreden dat een opvoedende maatregel inhoudt, heeft tot doel de jongere aan te moedigen zich de maatschappelijke normen eigen te maken;

    5. bij de tenlasteneming van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, wordt, wanneer zulks mogelijk is, een beroep gedaan op de in de wet bepaalde vervangingsmaatregelen voor de gerechtelijke procedures, waarbij evenwel rekening wordt gehouden met de bescherming van de maatschappij;

    6. in het kader van de wet mogen aan het recht op vrijheid van de jongeren slechts minimale belemmeringen worden opgelegd die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de maatschappij, rekening houdend met de noden van de jongeren, de belangen van hun familie en het recht van de slachtoffers.

    TITEL I. - Sociale bescherming.

    Artikel 1. In de hoofdplaats van ieder gerechtelijk arrondissement wordt een jeugdbeschermingscomité opgericht.

    Wanneer het belang van de jeugd het vergt, kan de Koning in eenzelfde gerechtelijk arrondissement twee of meer jeugdbeschermingscomités oprichten, daarbij rekening houdende met het bevolkingscijfer alsmede met de regionale behoeften of de noodwendigheden op taalgebied.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    ==========================

    Art. 1. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 1. (FRANSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 1. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    ++++++++++

    Art. 2. Het jeugdbeschermingscomité heeft tot doel op te treden wanneer de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van een minderjarige gevaar loopt wegens het milieu waarin hij leeft of wegens zijn bezigheden of wanneer de omstandigheden waarin hij wordt opgevoed door het gedrag van degenen die hem onder hun bewaring hebben gevaar opleveren.

    In dit geval kan het in het belang van de minderjarige een preventieve sociale actie doen voeren, voor zover zijn hulp is gevraagd of aanvaard door de personen die over de minderjarige de ouderlijke macht uitoefenen of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben.

    Het jeugdbeschermingscomité heeft bovendien taak :

  6. aan de bevoegde overheden zijn medewerking te verlenen in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald;

  7. de feiten die op de lichamelijke gezondheid of de zedelijkheid van de jeugd nadelig kunnen inwerken, ter kennis van de bevoegde overheden te brengen;

  8. in plaatselijk of gewestelijk verband alle initiatieven voor een betere bescherming van de jeugd te bevorderen, te oriënteren en te coördineren.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    ==========================

    Art. 2. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 2. (FRANSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 2. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    ++++++++++

    Art. 3. Het jeugdbeschermingscomité bestaat uit twaalf tot vierentwintig leden, door de Minister van Justitie voor een hernieuwbare termijn van (vijf jaar) benoemd uit vertegenwoordigers van diensten, instellingen of organisaties die zich actief met de jeugd, de jeugdbescherming en het gezin bezighouden.

    Een derde van die leden worden benoemd op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de nationale opvoeding behoort; een derde, op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid en het gezin behoren.

    Onder de wegens hun bevoegdheid of verdiensten inzake jeugdbescherming bekende personen kunnen er ten hoogste drie door het comité zelf met een twee derde meerderheid voor een duur van (vijf jaar) gecoöpteerd worden.

    De Minister van Justitie benoemt uit de leden van het comité een voorzitter en twee ondervoorzitters.

    De Koning regelt de werkwijze van het comité en stelt de vergoedingen van de leden vast. In het comité kan Hij afdelingen oprichten, waarvan Hij de samenstelling bepaalt met inachtneming van het bovenstaande.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    ==========================

    Art. 3. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 3. (FRANSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 3. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    ++++++++++

    Art. 4. Er wordt een nationale raad voor jeugdbescherming opgericht.

    Deze raad bestaat uit eenentwintig tot vierentwintig leden, door de Minister van Justitie voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar benoemd volgens de regels die gelden voor het samenstellen van de jeugdbeschermingscomités.

    De Minister van Justitie benoemt uit de leden van de raad een voorzitter en twee ondervoorzitters.

    De Minister van Justitie en de Ministers tot wier respectieve bevoegdheid de nationale opvoeding en de volksgezondheid en het gezin behoren, worden elk in de raad vertegenwoordigd door een bijzitter of diens plaatsvervanger, die raadgevende stem heeft.

    De directeur-generaal van de dienst voor jeugdbescherming neemt het ambt van secretaris-generaal van de raad waar.

    De nationale raad voor jeugdbescherming heeft tot taak :

  9. de actie van de jeugdbeschermingscomités aan te moedigen, de Minister van Justitie ter zake van advies te dienen en voorstellen te doen;

  10. de Ministers die recht van voordracht hebben voor de samenstelling van de raad, van advies te dienen omtrent elke kwestie betreffende de sociale bescherming van de jeugd, en wel op verzoek van de genoemde Ministers of uit eigen beweging;

  11. jaarlijks verslag uit te brengen over de ontwikkeling en de behoeften van de sociale bescherming van de jeugd.

    De Koning regelt de werkwijze van de raad en van het vast bureau dat in de raad wordt opgericht. Hij stelt de aan hun leden toe te kennen vergoedingen vast.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    ==========================

    Art. 4. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 4. (FRANSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 4. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    ++++++++++

    Art. 5. De Minister van Justitie organiseert en stelt ter beschikking van de jeugdbeschermingscomités :

  12. een administratief secretariaat, belast met de voorbereiding en de uitvoering van de beslissingen van het comité;

  13. een afdeling van de sociale dienst bedoeld in artikel 64.

    De Minister van Justitie stelt bovendien, in ieder gerechtelijk arrondissement of in iedere provincie, ter beschikking van de comités :

  14. een medisch-psychologisch centrum;

  15. een centrum voor eerste onthaal voor het onderbrengen van minderjarigen.

    Hij kan daartoe met openbare of private instellingen, alsmede met particulieren, overeenkomsten aangaan.

    Mocht hij geen overeenkomsten hebben kunnen aangaan die het mogelijk maken in de bestaande centra de onontbeerlijke onderzoeken te verzekeren, dan neemt de Minister van Justitie de maatregelen om de nodige raadplegingen te organiseren.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    ==========================

    Art. 5. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 5. (FRANSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 5. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    ++++++++++

    Art. 6. De werkingskosten van de nationale raad voor jeugdbescherming en van de jeugdbeschermingscomités komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Justitie.

    Dit is eveneens het geval met de uitgaven die voortvloeien uit de maatregelen van de comités en die niet door een openbare of private instelling worden gedekt.

    De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de comités die uitgaven mogen doen.

    De bijdrage van de minderjarigen en van de onderhoudsplichtige personen wordt door de comités vastgesteld onverminderd het recht van de betrokkenen zich bij verzoekschrift tot de jeugdrechtbank te wenden.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    ==========================

    Art. 6. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt, in art. 6, het woord " comités " vervangen door de woorden " bureaus voor bijzondere jeugdbijstand " )

    Art. 6. (FRANSE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    Art. 6. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    (Opgeheven)

    ++++++++++

    TITEL...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT