Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. - Addendum, de 24 avril 2021

Artikel M.

Verslag aan de Koning

RAAD VAN STATE

afdeling Wetgeving. - Advies 69.253/AV van 23 april 2021 over een ontwerp van ministerieel besluit `houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken '

Op 16 april 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen, verlengd tot acht werkdagen(*)een advies te verstrekken over een ontwerp van ministerieel besluit `houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken'.

Het ontwerp is door de algemene vergadering onderzocht op 22 april 2021. De algemene vergadering was samengesteld uit Jacques JAUMOTTE, voorzitter van de Raad van State, Marnix VAN DAMME,

Pierre VANDERNOOT, Martine BAGUET en Wilfried VAN VAERENBERGH, kamervoorzitters, Chantal BAMPS, Jeroen VAN NIEUWENHOVE, Luc CAMBIER, Bert THYS, Bernard BLERO, Wouter PAS, Koen MUYLLE, Patrick RONVAUX en Christine HOREVOETS, staatsraden, Jan VELAERS, Sébastien VAN DROOGHENBROECK, Christian BEHRENDT en Johan PUT, assessoren, en Gregory DELANNAY, hoofdgriffier.

Het verslag is uitgebracht door Xavier DELGRANGE, eerste auditeur-afdelingshoofd, Jonas RIEMSLAGH, auditeur, Cedric JENART en Anne Stéphanie RENSON, adjunct-auditeurs.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jacques JAUMOTTE, voorzitter van de Raad van State.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 23 april 2021.

*

Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

*

  1. STREKKING VAN HET ONTWERP

    1.1. Het voor advies voorgelegde ontwerp van ministerieel besluit strekt tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 `houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken'.

    Het doel van het ontwerp is tweeledig.

    Enerzijds worden bepaalde maatregelen in het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 gewijzigd. Het betreft in hoofdzaak versoepelingen van bestaande maatregelen.

    Anderzijds wordt het temporele toepassingsgebied van het aldus gewijzigde besluit (artikel 28) verlengd tot en met 31 mei 2021 (artikel 7 van het ontwerp).

    1.2. De wijzigingen aan de zogenaamde coronamaatregelen kunnen als volgt worden samengevat.

    De in artikel 5, tweede lid, 14°, van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 vervatte regel dat er in beginsel individueel gewinkeld moet worden, wordt vervangen door de regel dat een consument in beginsel mag worden vergezeld door één persoon van hetzelfde huishouden (artikel 1 van het ontwerp).

    Het verbod op het uitoefenen van zogenaamde contactberoepen (artikel 8, § 4, van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020) wordt, zij het onder voorwaarden, opgeheven voor wat betreft "de schoonheidssalons, de bemande zonnebanken, de bemande zonnecentra, de niet medische pedicurezaken, de nagelsalons, de massagesalons, de kapperszaken, de barbiers en de tatoeage- en piercingsalons" en op het verbod inzake dienstverlening aan en in huis wordt een uitzondering voor diensten voor haarverzorging toegevoegd (artikel 2 van het ontwerp).

    De regeling inzake het aanbieden van goederen aan consumenten via een systeem van bestellen en afhalen, van leveren, of via een systeem op afspraak in artikel 8bis van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 wordt opgeheven (artikel 3 van het ontwerp).

    De drempel voor de algemene beperking op samenscholingen (artikel 15 van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020) wordt verhoogd van vier naar tien personen, kinderen tot en met 12 jaar niet meegeteld (artikel 4 van het ontwerp).

    Van de regels vervat in het te wijzigen besluit kan worden afgeweken in het kader van zogenaamde proef en pilootprojecten. Deze regeling geldt ten aanzien van "de door de bevoegde ministers, in afstemming met de betrokken lokale overheden, de federale minister van Binnenlandse Zaken en de federale minister van Volksgezondheid geselecteerde proef en pilootprojecten die worden georganiseerd op basis van het protocol dat zal worden bepaald door de bevoegde ministers en de federale Minister van Volksgezondheid houdende een kader, kalender en stappenplan voor de organisatie van proef en pilootprojecten, zowel binnen als buiten, overeenkomstig de beslissing van het Overlegcomité ter zake" (artikel 8 van het ontwerp - nieuwe tweede lid van artikel 29 van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020).

    Daarnaast worden enkele wijzigingen met een veeleer technisch karakter aangebracht. De tijdelijke `raamregeling' op treinen met een toeristische bestemming (artikel 19bis van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020) wordt opgeheven (artikel 5 van het ontwerp) en de regeling inzake het toezicht door de ambtenaren van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (artikel 27, § 4, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020) wordt uitgebreid met een verwijzing naar artikel 5 van het te wijzigen besluit (artikel 6 van het ontwerp).

    1.3. Het te nemen besluit treedt in werking op 26 april 2021 (artikel 9 van het ontwerp).

  2. ONTVANKELIJKHEID

    1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

    De spoedeisendheid van de adviesaanvraag wordt volgens de adviesaanvrager gemotiveerd door "de noodzakelijkheid om maatregelen te overwegen die gegrond zijn op epidemiologische resultaten die van dag op dag evolueren en waarvan de laatste de maatregelen hebben gerechtvaardigd, dat het zodoende dringend is om bepaalde maatregelen aan te passen, te nemen en te verlengen, zodat die op 26 april 2021 in werking kunnen treden. De maatregelen werden beslist tijdens het Overlegcomité dat is bijeengekomen op 14 april 2021 en werden goedgekeurd op de Ministerraad van 15 april 2021".

    Deze motivering kan worden aanvaard.

  3. VOORAFGAANDE OPMERKING

    1. Dit advies is gegeven door de algemene vergadering van de afdeling Wetgeving van de Raad van State binnen een termijn van vijf werkdagen, verlengd tot acht werkdagen met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. De aldus toebemeten termijn verstrijkt op woensdag 28 april 2021.

    Aangezien het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 `houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken' van toepassing is tot en met 25 april 2021 (artikel 28 van het besluit) en deze ontworpen wijzigingstekst in werking moet treden op maandag 26 april 2021, heeft de algemene vergadering het opportuun geacht dit advies te geven zonder te wachten tot de laatste dag van de toebemeten termijn, en zelfs integendeel het advies te geven binnen de initiële termijn van vijfwerkdagen.

    In die omstandigheden wil de algemene vergadering van de afdeling Wetgeving van de Raad van State de aandacht te vestigen op het feit dat, binnen de vooropgestelde termijn van vijf werkdagen voor de behandeling van de adviesaanvraag en het geven van het advies, het onderzoek dat zij aldus uitgevoerd heeft, strikt beperkt gebleven is tot de wijzigingsbepalingen die haar voorgelegd zijn, alsook tot de vooropgestelde toepassingstermijn van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020, in zoverre die periode betrekking heeft op de wijzigingen die in het ministerieel besluit in kwestie aangebracht zijn en aldus niet over het volledig besluit, zoals het verlengd wordt door artikel 7 van het ontwerp.

  4. ALGEMENE OPMERKINGEN

    1. RECHTSGROND

      1. Luidens de aanhef van het ontwerp wordt rechtsgrond gezocht in:

        - artikel 4 van de wet van 31 december 1963 `betreffende de civiele bescherming';

        - de artikelen 11 en 42 van de wet van 5 augustus 1992 `op het politieambt';

        - de artikelen 181, 182 en 187 van de wet van 15 mei 2007 `betreffende de civiele veiligheid'.

        Het gaat om dezelfde rechtsgronden als die waarnaar verwezen wordt in de aanhef van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 zelf, alsook in de verschillende ministeriële besluiten tot wijziging van dat besluit.(1)

        In het eerste lid van de aanhef wordt tevens verwezen naar artikel 23 van de Grondwet. Hoewel die bepaling, die onder meer een positieve verplichting inzake de bescherming van de gezondheid in hoofde van de overheid bevat(2), deel uitmaakt van de juridische context waarin het voorliggende ontwerpbesluit tot stand komt, biedt zij als dusdanig geen rechtsgrond aan de minister om een dergelijk besluit te nemen.(3)

      2. Aan de gemachtigde van de minister is gevraagd om toe te lichten welke ingeroepen bepalingen concreet rechtsgrond bieden voor de verschillende onderdelen van het ontwerp. Een dergelijk overzicht werd niet gegeven. Het antwoord van de gemachtigde kwam er integendeel op neer dat de aangehaalde wetsbepalingen samen rechtsgrond bieden voor het geheel van de maatregelen.

        Volledigheidshalve kan verder worden opgemerkt dat, anders dan het geval was in advies 68.936/AV over het voorontwerp van `pandemiewet', in onderhavig dossier in beginsel niet moet worden onderzocht in welke mate delegaties door de wetgever aan de minister mogelijk zijn. Daarover zijn weliswaar prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof.(4) Zolang het Hof zich daarover niet heeft uitgesproken en desgevallend een ongrondwettigheid heeft vastgesteld, blijven de desbetreffende wetsbepalingen van kracht. Bij het onderzoek van een ontwerpbesluit wordt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT