Ministeriële omzendbrief nr. 1/2006 betreffende de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd., de 28 septembre 2006

Artikel M. (Om technische redenen wordt dit besluit onderverdeeld in fictieve artikelen M1 - M10).

Art. M1. 1. Inleiding.

Het opschrift van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming wordt vervangen door :

" Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. "

De nieuwe wet tot hervorming van de bestaande wetgeving beoogt twee doelstellingen (1)(2):

( (1) Wet van 13 juni 2006 tot wijziging betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, B.S. 19 juli 2006. Betreffende artikel 27 van de desbetreffende wet werd een erratum gepubliceerd in het B.S. van 25 augustus 2006. Betreffende de wet van 15 mei 2006 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het Wetboek van Strafvordering, het Strafwetboek, het Burgerlijk wetboek, de nieuwe gemeentewet en de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie, werd een erratum betreffende artikel 26 gepubliceerd in het B.S. van 25 augustus 2006. )

( (2) Memorie van toelichting, Doc. Kamer 51-1467/001, p. 4. )

1) Allereerst is het de bedoeling te voorzien in een wettelijke regeling van bepaalde praktijken die de jongste jaren tot stand zijn gekomen, zowel op het niveau van de parketten als op het niveau van de jeugdrechtbank (3);

( (3) De wet van 8 april 1965 maakte geen onderscheid tussen de noties jeugdrechter en jeugdrechtbank, wat in sommige gevallen tot verwarring leidde. In de praktijk werd wel een onderscheid tussen beide gehanteerd. In de fase ten gronde of in de herzieningsfase ingeleid overeenkomstig de vormvereisten genoemd in artikel 45, 2 b of c van de wet van 8 april 1965, treedt de jeugdrechtbank op in openbare zitting. In de voorlopige fase en in de opvolgingsfase treedt daarentegen de jeugdrechter op, zetelend in zijn kabinet. De jeugdrechter kan evenwel beschikkingen nemen zowel in de loop van de voorlopige procedure als in de opvolgingsfase. Bovendien spreekt de jeugdrechtbank niet alleen vonnissen ten gronde uit, maar komt het eveneens voor dat, uitzonderlijk weliswaar, een vonnis wordt uitgesproken betreffende een maatregel alvorens recht te doen. Dit brengt met zich mee dat in het grootst aantal gevallen naar beide instanties dient te worden verwezen. Er werd besloten om in deze omzendbrief gebruik te maken van de term jeugdrechtbank, waarmee zowel jeugdrechter als jeugdrechtbank bedoeld wordt. )

2) Daarnaast zijn in de wet een aantal vernieuwingen opgenomen in verband met het ten laste nemen van de minderjarige, die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.

De filosofie achter deze wet kan als volgt worden samengevat (4) :

( (4) Memorie van toelichting, Kamer Doc. 51-1467/001, p. 4. )

  1. Het huidige beschermingssysteem wordt behouden, maar wordt vervolledigd. De nadruk komt te liggen op de responsabilisering van de jongere en de ouders. En het slachtoffer krijgt meer aandacht.

  2. Een jongere moet zich ongeacht zijn leeftijd bewust worden van zijn daden, de leefregels aanleren die in de maatschappij gelden en weten welke verantwoordelijkheden hij op zich moet nemen.

  3. De genomen maatregelen moeten tegelijkertijd beschermend en opvoedkundig zijn en een dwingend karakter hebben.

  4. Ongeacht de gevaarssituatie moet het antwoord van de maatschappij ten aanzien van een persoon die als minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, opvoedend, preventief, snel en efficiënt zijn.

  5. Jongeren, die normen hebben overtreden, beschermen, betekent niet dat er blijk gegeven wordt van zwakheid of laksheid. Veeleer moet in de geest van de wet van 8 april 1965 het fundamentele recht van jongeren op opvoeding worden versterkt en moet er preventief opgetreden worden om recidive te voorkomen.

    De wetgever heeft dus niet de bedoeling om de wet van 1965 volledig te herbronnen, maar om deze te moderniseren, gelet op de evolutie van de maatschappij en van de als misdrijf omschreven feiten die door minderjarigen worden gepleegd (5).

    ( (5) Inleidende uiteenzetting Minister van Justitie, Doc. Kamer 51-1467/012, p.4. )

    De modernisering is erop gericht elk gevoel van straffeloosheid uit te sluiten, wat wordt bereikt door het aanreiken aan de magistraten van een ruimer wettelijk panel aan maatregelen die beogen een adequaat antwoord op maat te bieden op jeugddelinquentie.

    Art. M2. 2. Nieuwe antwoorden op jeugddelinquentie.

    Alvorens in te gaan op de bepalingen die op 16 oktober 2006 in werking treden is het van belang een beknopt overzicht te geven van de belangrijkste wijzigingen die in de nieuwe wet worden voorzien. Deze treden evenwel niet alle in werking op 16 oktober 2006.

    2.1 Algemeen overzicht

    2.1.1 Voorafgaande titel : beginselen van de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen.

    Een nieuw gegeven vormt het toevoegen van een voorafgaande titel aan de wet door artikel 3 van de wet van 13 juni 2006 : beginselen van de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen. Deze beginselen hebben betrekking op het optreden van de Staat ten aanzien van minderjarige delinquenten en treden in voege op 16 oktober 2006.

    De jeugdrechtbank zal in zijn optreden en zijn reactie rekening houden met de persoonlijkheid van de jongere en de opvoedingsmogelijkheden in zijn leefomgeving, maar ook met de aard van het gepleegde feit. De jeugdrechtbank zal steeds de voorkeur geven aan het behoud van de jongere in zijn leefmilieu.

    De maatschappij heeft het recht zich op grond van de openbare veiligheid te verdedigen tegen gewelddadig gedrag van jongeren. Jongeren moeten worden gewezen op hun verantwoordelijkheid met betrekking tot de draagwijdte van hun daad, de schade veroorzaakt aan de slachtoffers en de maatschappelijke orde (6).

    ( (6) Kamer Doc. 51-1467/004, p. 9. )

    Daarnaast worden een aantal algemene principes opgenomen. Er wordt gewezen op het belang van :

    - de preventie van delinquentie teneinde de maatschappij te beschermen;

    - permanente opleiding inzake jeugdrecht van de verschillende actoren werkzaam in de jeugdbescherming.

    De rechtsbedeling ten aanzien van de jongeren streeft steeds doelstellingen na inzake opvoeding, verantwoordelijkheidszin, resocialisatie en bescherming van de maatschappij.

    Rechten en vrijheden van de minderjarigen moeten erkend worden, waaronder die ingeschreven in de Grondwet en in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waaronder het recht om gehoord te worden tijdens het proces dat leidt tot beslissingen die het kind aangaan.

    Telkens de wet afbreuk kan doen aan bepaalde rechten en vrijheden van de jongeren, hebben deze het recht om geïnformeerd te worden over de inhoud van deze rechten en vrijheden. De wet mag het recht op vrijheid van de jongere slechts minimaal belemmeren indien dit noodzakelijk is voor de maatschappij. Daarbij wordt steeds rekening gehouden met de noden van de jongeren en met de belangen van hun families en van de slachtoffers.

    Tenslotte wordt in de voorafgaande titel ook aandacht besteed aan de ouders. Deze worden geacht het onderhoud, de opvoeding en het toezicht op hun kinderen op te nemen.

    Minderjarigen kunnen bijgevolg slechts gedeeltelijk of volledig aan het ouderlijk gezag onttrokken worden in de gevallen waarin maatregelen houdende de handhaving van dit gezag als een contra-indicatie kunnen worden beschouwd.

    2.1.2 De herstelfilosofie (7)

    ( (7) Memorie van toelichting, Kamer Doc. 51-1467/001, p. 10-12. )

    Verscheidene bepalingen die kaderen binnen de herstelfilosofie werden opgenomen in de wet. De uitgangsidee is om de schade veroorzaakt aan het slachtoffer en aan de gemeenschap door de jongere te laten herstellen en om de gebroken relaties te helen.

    De jongere neemt op deze manier verantwoordelijkheid op voor zijn daden. De immateriële aard van de schade en de communicatie tussen beide partijen kunnen worden hersteld.

    Aan de hand van het herstelrechtelijk aanbod kan herstelgericht gewerkt worden ten behoeve van het slachtoffer en kan opvoedkundig opgetreden worden ten aanzien van de jongere.

    Verscheidene praktijken werden ontwikkeld om deze doelstellingen te bereiken. In de wet werden vier verschillende benaderingen geïntegreerd.

    Er is vooreerst het geschreven project dat aan de jeugdrechtbank kan worden voorgelegd. Daarnaast werden bemiddeling, herstelgericht groepsoverleg en de prestatie van opvoedkundige aard en algemeen nut opgenomen in de wet.

    Voor het herstelgericht groepsoverleg en de bemiddeling is het cruciaal dat de betrokken personen akkoord zijn. Hun akkoord is essentieel voor de goede afloop van de bemiddeling en het herstelgericht groepsoverleg.

    De prestatie van opvoedkundige aard en algemeen nut die door de jeugdrechtbank kan worden opgelegd, ressorteert onder de herstelrechtelijke filosofie, maar kent eveneens een dwangnotie. Het betreft een autonome maatregel die door de jeugdrechtbank opgelegd kan worden en waarvoor de instemming van de jongere niet vereist is.

    Deze maatregel kan ook worden opgelegd als voorwaarde ten eerste voor het behoud van de jongere in zijn leefomgeving en ten tweede voor het uitstel dat gepaard gaat met een plaatsing in een geschikte inrichting, bij een betrouwbaar persoon of in een openbare gemeenschapsinstelling.

    De bepalingen betreffende de bemiddeling op parketniveau en op het niveau van de jeugdrechtbank en de bepalingen inzake het herstelgericht groepsoverleg op jeugdrechtbankniveau treden in werking op 1 april 2007.

    2.1.3 De ouderstage

    De bepalingen betreffende de ouderstage treden op 1 april 2007 in werking.

    De basisprincipes omtrent de ouderstage zullen worden opgenomen in een samenwerkingsakkoord met de Gemeenschappen. Dit zal toelaten om de inhoud en de doelstellingen van de ouderstage toe te lichten, met het oog op hun concrete invulling door de door de Gemeenschappen aangewezen diensten.

    De ouderstage is een maatregel die kan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT