13 JANUARI 1995. - Ministeriële circulaire met betrekking tot de gerechtelijke jeugdbescherming.Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, zoals gewijzigd door de wet van 2 februari 1994 en de wetten van 30 juni 1994 (Belgisch Staatsblad 17 september 1994)., de 13 janvier 1995

Artikelsgewijze bespreking.

Art. M1. 1. Artikel 36bis : De bevoegdheid inzake het wegverkeer.

Aan artikel 36bis werden slechts een beperkt aantal wijzigingen aangebracht.

1.1. Opdat de wet zonder onderscheid van toepassing zou zijn op Belgen en vreemdelingen en iedere verwijzing naar het persoonlijk statuut zou worden vermeden werden in het eerste lid de woorden "minderjarigen die meer dan 16 jaar" vervangen door de woorden "personen ouder dan 16 jaar en beneden 18 jaar". (1)

Om dezelfde redenen werden in het laatste lid de woorden "bedoelde minderjarigen" vervangen door de woorden "bedoelde personen".

1.2. Gelet op de nieuwe wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen werden in het eerste lid, 3° de woorden "de wet van 1 juli 1956" vervangen door de woorden "de wet van 21 november 1989". (2)

1.3. In het tweede lid werd de eerste zin "De debatten voor die gerechten hebben in raadkamer plaats" weggelaten. In de tweede zin werden de woorden "Indien eruit.." vervangen door de woorden "Indien uit de debatten voor die gerechten...". Hierdoor valt de verplichting weg om voor de in dit artikel omschreven verkeersmisdrijven, die gepleegd werden door personen tussen 16 jaar en 18 jaar, de debatten in raadkamer te houden bij de behandeling door de gerechten bevoegd op grond van het gemene recht.

Het nadeel van de debatten in raadkamer in geval van samenhang met vervolgingen ten aanzien van meerderjarigen werd reeds meerdere malen onderstreept. (3) Hetzelfde nadeel deed zich voor wanneer zowel voor als na de leeftijd van 18 jaar strafbare feiten werden gepleegd. Tenslotte werd in de Kamer erop gewezen dat de openbaarheid van de debatten, in de gevallen voorzien bij voormeld artikel 36bis, weinig nadeel zal berokkenen aan de jongere. Het werd uitzonderlijk geacht dat tijdens het onderzoek van die zaken persoonlijkheidselementen aan bod komen. (4)

Art. M2. 2. Artikel 37 : De maatregelen die door de jeugdrechtbanken kunnen worden genomen

Door de wet van 2 februari 1994 werden een aantal terminologische wijzigingen aangebracht. In paragraaf 2 en paragraaf 3, 2° werden de woorden "volle leeftijd" telkens vervangen door de woorden "leeftijd". In dezelfde paragraaf 2 werd in punt 4 van de Nederlandse tekst het woord "instanties" vervangen door het woord "overheden". In paragraaf 3, lid 2, 1° werd de Nederlandse tekst verbeterd om mogelijke misverstanden te voorkomen. (5) Enkel voor de vordering van het openbaar ministerie is vereist dat de "betrokkene blijk geeft van aanhoudend wangedrag of zich gevaarlijk gedraagt". In paragraaf 3, lid 2, 2° van de Nederlandse tekst werden eenvoudigweg de woorden "als misdrijf omschreven feit" gewijzigd in "als misdrijf gekwalificeerd feit".

2.1. In paragraaf 2, 4° werden de woorden "aan de groep Rijksgestichten voor observatie en opvoeding onder toezicht" vervangen door "aan een openbare instelling voor observatie en opvoeding onder toezicht of aan de groep openbare instellingen voor observatie en opvoeding onder toezicht". (6) Deze wetswijziging was noodzakelijk omdat, ingevolge de communautarisering het Rijk geen instellingen voor observatie en opvoeding onder toezicht meer organiseert. Dit is een bevoegdheid van de gemeenschappen.

Met het oog op de naleving van zowel het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 28 maart 1990 als het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 heeft voortaan de jeugdrechter - of de jeugdrechtbank - de keuze om, naargelang de betrokken gemeenschap, de betrokkenen toe te vertrouwen, aan een openbare instelling voor observatie en opvoeding onder toezicht of aan de groep openbare instellingen voor observatie en opvoeding onder toezicht. De wetgever heeft hierbij rekening gehouden met verschillen in uitvoering van rechterlijke beslissingen naargelang de organisatie van die instellingen door de respectievelijke gemeenschapsinstanties. (7)

2.2. Aan paragraaf 2, 4° werd toegevoegd "Behoudens in zeer uitzonderlijke omstandigheden staan de openbare instellingen voor observatie en opvoeding onder toezicht alleen open voor de jongeren boven de 12 jaar". (8)

Door de Minister werd in de Senaat benadrukt dat bij het beoordelen van de uitzonderlijke omstandigheden niet zozeer rekening zal worden gehouden met de ernst van de feiten dan wel met de sociaal-psychologische toestand van de betrokkene. Beslist werd in de wet uitdrukkelijk te bepalen dat een plaatsing, in een openbare inrichting van jongeren beneden de 12 jaar slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden mag gebeuren. De jeugdrechters zullen in elk geval afzonderlijk de passende beslissing nemen. Hoewel de niet-naleving van voormelde bepaling geen aanleiding geeft tot een sanctie, wordt zodoende de wil van de wetgever duidelijk bepaald ten opzichte van de rechtbanken. (9)

2.3. Aan paragraaf 3 werd een derde lid toegevoegd waarbij aan de jeugdkamers van de hoven van beroep de verplichting wordt opgelegd om, ingeval van hoger beroep tegen de vonnissen waarvan sprake in paragraaf 3, 1° en 2°, "onverwijld" uitspraak te doen. Deze bepaling kadert in één van de hoofddoelstellingen van de wet, nl. het versterken van de procedurele waarborgen voor de jeugdgerechten. (10)

In tegenstelling tot hetgeen wordt bepaald in andere artikelen (o.m. de artikelen 52ter, 52quater en 53) wordt in deze bepaling geen specifieke termijn vastgelegd binnen dewelke in graad van hoger beroep uitspraak moet worden gedaan. Volgens de tekst van de wet moet dit "onverwijld" ("d'urgence") gebeuren. Dit betekent voor de commissie voor de Justitie van de Senaat dat minstens de termijnen van het kortgeding moeten worden gerespecteerd. (11)

Zoals de wetsbepaling het uitdrukkelijk vermeldt, heeft het beroep geen schorsende werking.

2.4. In hetzelfde lid van paragraaf 3 wordt vervolgens bepaald : "De vonnissen en arresten uitgesproken met toepassing van dit artikel zijn niet vatbaar voor verzet.". Deze bepaling is ingegeven door de bezorgdheid om dilatoire procedures te vermijden. (12)

2.5. Luidens het eerste lid van paragraaf 4 is de berisping thans ook toepasselijk op personen die op het tijdstip van het vonnis de leeftijd van 18 jaar hebben overschreden. (13)

Luidens het tweede lid van paragraaf 4 worden deze meerderjarigen met minderjarigen gelijkgesteld voor de toepassing van hoofdstuk IV van titel II en van artikel 80. Zodoende heeft de wetgever willen vermijden dat in dit hoofdstuk betrefende de rechtsplegingsregels, bijzondere bepalingen zouden moeten opgenomen worden voor de personen die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben op het ogenblik van de behandeling voor de jeugdrechtbank. (14)

Gelet op het niet-repressieve karakter van de procedure wordt de bescherming van artikel 80 eveneens uitgebreid tot die meerderjarigen. (15)

2.7. Wat de toepassing van deze maatregelen in het kader van de voorbereidende rechtspleging betreft wordt aandacht gevraagd voor de toelichting bij artikel 52 en volgende.

Art. M3. 3. Artikel 38 : De uithandengeving.

Aan dit artikel, dat samen met artikel 50 dient gelezen te worden, werden niet onbelangrijke wijzigingen aangebracht.

Vooreerst werden een aantal terminologische wijzigingen aangebracht. Zoals in artikel 36bis werd in het eerste lid het woord "minderjarige" vervangen door "persoon" en zoals in artikel 37 paragraaf 3, 2° werden de woorden "als misdrijf omschreven feit" vervangen door "als misdrijf gekwalificeerd feit". Ook werd het woord "volle" in verband met de leeftijd van 16 jaar, weggelaten en werden de woorden "het bevoegde gerecht" vervangen door de woorden "het gerecht bevoegd krachtens het gemeen recht".

3.1. In de Senaat werd het amendement van de regering aangenomen, dat in het eerste lid in fine de woorden "als daartoe grond bestaat" herstelt. Het openbaar ministerie mag inderdaad niet verplicht worden om de minderjarige na een uithandengeving voor de strafrechtbank te vervolgen. Het beschikt over een ruimere waaier van mogelijkheden dan alleen de strafvervolging, zo bijvoorbeld de minnelijke schikking, de pretoriaanse probatie, de bemiddeling in strafzaken en het seponeren.

Tenslotte werd in de Senaat vooropgesteld dat het principe van de scheiding der machten verbiedt dat een rechtbank vervolgingen zou bevelen (onverminderd de uitzondering van artikel 343 van het Gerechtelijk Wetboek voor het hof van beroep). (16)

3.2. In tweede lid wordt de mogelijkheid van een uithandengeving voorzien indien de betrokkene op het tijdstip van het vonnis de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Aldus valt elke twijfel weg omtrent de vraag of de jeugdrechtbank de zaak nog uit handen kan geven voor feiten die werden gepleegd voor de leeftijd van 18 jaar door een jongere die deze leetijd overschreden heeft op het ogenblik van het vonnis. (17) (18)

3.3. In dit geval wordt derhalve dezelfde regeling voorzien als vermeld in artikel 37, paragraaf 4, voor wat betreft de maatregel van berisping. Ook voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IV van titel II alsmede van artikel 80 van de wet gebeurt de gelijkstelling met een minderjarige.

3.4. Het laatste lid is eveneens nieuw. Eens de zaak uit handen is gegeven wordt iedere persoon, die de dag na zijn definitieve veroordeling door het bevoegde gerecht, een nieuw als misdrijf gekwalificeerd feit pleegt onderworpen aan de rechtsmacht van de gewone rechter.

De wetgever heeft daardoor beslist dat vanaf het ogenblik dat de jeugdrechtbank geoordeeld heeft dat elke opvoedende maatregel ongeschikt is, het niet aangewezen is op deze beoordeling terug te komen naar aanleiding van latere feiten.

Deze wijziging kadert in de in het regeerakkoord aangekondigde specifieke oplossingen om de delinquentie van minderjarigen aan te pakken, onder meer via een versoepeling van de regels inzake het uit handen geven. (19)

In de Senaat werd er ook op gewezen dat de uithandengeving nog altijd aan de strafrechter toelaat een waaier van maatregelen te nemen die niet noodzakelijk een geldboete of een gevangenisstraf moeten zijn. (20)

...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT