Omzendbrief betreffende de minimumvoorwaarden voor het sociaal onderzoek in het kader van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en in het kader van de maatschappelijke dienstverlening door de O.C.M.W.'s die overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 april 1965 door de Staat terugbetaald wordt, de 14 mars 2014

Artikel M.

Mevrouw de voorzitter,

Mijnheer de voorzitter,

Inleiding

Het sociaal onderzoek vormt een centraal gegeven in het kader van een kwaliteitsvolle hulpverlening door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Teneinde een duidelijk kader te bieden welke elementen een sociaal onderzoek dient te omvatten, werden op 14 maart 2014 twee koninklijke besluiten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad:

- Het koninklijk besluit betreffende de minimumvoorwaarden voor het sociaal onderzoek verricht overeenkomstig artikel 9bis van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

- Het koninklijk besluit betreffende de minimumvoorwaarden voor het sociaal onderzoek verricht overeenkomstig artikel 19, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

Deze omzendbrief geeft toelichting bij de beide koninklijke esluiten. Een eerste gedeelte bestaat uit de gemeenschappelijke elementen in beide besluiten, het tweede gedeelte beschrijft de afzonderlijke elementen per dienstverlening (maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke integratie).

  1. Gemeenschappelijke elementen.

    1. Wettelijke referenties

      - Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

      - Wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

      - Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;

      - KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

    2. Definities

      sociaal onderzoek: het individueel onderzoek dat het O.C.M.W. toelaat de nodige informatie in te zamelen om te besluiten met een nauwkeurige diagnose nopens het bestaan en de omvang van de behoefte aan dienstverlening en de meest passende middelen voorstelt om daarin te voorzien

      - sociaal verslag: het document waarin de essentiële gegevens worden vermeld die tijdens het sociaal onderzoek zijn verzameld. Het verslag kan de vorm van een papieren of een elektronisch verslag aannemen. Het verslag wordt steeds afgesloten met een concreet voorstel van beslissing geformuleerd ten aanzien van de Raad of het comité dat hiertoe de bevoegdheid heeft.

      - sociaal dossier: het dossier dat alle documenten bevat die geleid hebben of toelaten te leiden tot de beslissing: ontvangstbevestiging, aanvraagformulier, verslagen van het sociaal onderzoek, beslissingen, kennisgevingen, bewijsstukken. Het dossier kan de vorm van een papieren of een elektronisch dossier aannemen.

      - hulpaanvrager: de persoon voor wie het centrum overgaat tot een sociaal onderzoek.

    3. Elementen van het onderzoek die opgenomen worden in het verslag van het sociaal onderzoek en bijhorende documenten

      De hulpaanvrager verleent medewerking aan het sociaal onderzoek en stelt hierbij de benodigde documenten ter beschikking van het O.C.M.W..

      3.1. Identificatiegegevens van de aanvrager

      - Naam en voornaam;

      - Rijksregisternummer en/of identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ);

      - Nationaliteit;

      - Burgerlijke staat;

      - Gezinssamenstelling;

      - Werkelijke verblijfplaats in België.

      Het O.C.M.W. consulteert de gegevens uit het rijksregister, door middel van de gegevensstroom van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), T25 genoemd.

      Er moet bovendien nagegaan worden of de feitelijke situatie van de hulpaanvrager, onder meer wat zijn gezinssituatie betreft, overeenstemt met de wettelijke situatie.

      Indien de feitelijke situatie van de hulpaanvrager niet overeenstemt met de wettelijke gegevens, dient dit meegenomen te worden bij de overwegingen in het sociaal onderzoek dat een voorstel van beslissing formuleert.

      3.2. Verblijfsgegevens van de hulpaanvrager

      Het vaststellen van de nationaliteit van de hulpaanvrager gebeurt bij de identificatie. Wanneer de hulpaanvrager niet over Belgische nationaliteit beschikt, dan dient er een onderzoek te gebeuren naar het verblijfsstatuut van de betrokkene .

      Het verblijfsstatuut is essentieel aangezien de hulpaanvrager op basis hiervan in aanmerking kan komen voor maatschappelijke integratie of maatschappelijke dienstverlening .

      3.3. Huisbezoek

      Het huisbezoek maakt integraal deel uit van het sociaal onderzoek. Het huisbezoek is een essentieel element om een inschatting te kunnen maken van de behoeftigheid van de hulpaanvrager. Een huisbezoek moet het O.C.M.W. in staat stellen een totaalbeeld te krijgen van de situatie van de hulpaanvrager en diens verklaringen te kunnen toetsen aan de realiteit, teneinde te kunnen beslissen over de meest accurate maatschappelijke dienstverlening.

      Het huisbezoek kan plaatsvinden na voorafgaandelijke aankondiging van het O.C.M.W. aan de hulpaanvrager, maar dit is niet noodzakelijk. Het O.C.M.W. kan indien zij dat nodig acht ook een onaangekondigd huisbezoek verrichten.

      Het huisbezoek dient te gebeuren met het nodige respect voor de privacy van de hulpaanvrager en moet steeds in verhouding staan tot de inlichtingen die nodig zijn voor het sociaal onderzoek. Het huisbezoek gebeurt vanuit een vertrouwensrelatie tussen de maatschappelijk werker en de hulpaanvrager maar belet niet dat het huisbezoek ook een controlerende functie kan hebben teneinde te toetsen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT