Omzendbrief betreffende de modaliteiten voor de toepassing van het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen. (Vertaling)., de 29 septembre 2006

Artikel M1. TITEL I. - Modaliteiten voor de berekening van de investeringen die milieubescherming beogen.

Ter herinnering : de op de subsidieerbare basis toegepaste tegemoetkomingspercentages zijn de volgende :

KMO Grote onderneming

Investeringen die het 20 % 15 %

overschrijden van de 25 % indien 17,5 % indien

gemeenschapsnormen mogelijk ISO 14001 ISO 14001

maken 30 % indien EMAS 20 % indien EMAS

Investeringen om te voldoen aan 15 % /

een nieuwe gemeenschapsnorm

aangenomen sinds minder dan

drie jaar

Acties inzake de nuttige 15 % 15 %

toepassing en de vermindering

van afvalstoffen in het

productieproces.

Het bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing mag niet hoger zijn dan :

- euro 1 000 000 per onderneming over vier jaar als het gaat om een KMO;

- euro 2 000 000 per onderneming over vier jaar als het gaat om een grote onderneming.

De termijn van vier jaar begint te lopen vanaf de beslissing tot toekenning betreffende het eerste dossier dat overeenkomstig dit decreet ten gunste van de onderneming wordt behandeld.

Ter herinnering : de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor milieubescherming zijn opgenomen in het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen en in het desbetreffende toepassingsbesluit van 2 december 2004. Deze kaderregeling bepaalt in punt E.1.7 dat " alleen de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden voor steun in aanmerking komen. Dit houdt in dat wanneer de investeringskosten voor de bescherming van het milieu niet gemakkelijk kunnen worden gescheiden van de totale kosten, de Commissie rekening zal houden met objectieve en doorzichtige berekeningsmethoden, zoals bijvoorbeeld de kosten van een investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is, maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming kan worden bereikt. In ieder geval moeten de in aanmerking komende kosten worden berekend, exclusief de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging, de kostenbesparingen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur van de investering en de extra bijproducten gedurende diezelfde periode van vijf jaar. "

Elke steunaanvraag in het kader van de milieubescherming bevat de volgende elementen die voor de vastlegging van de subsidieerbare basis zullen dienen.

Per investeringsproject moeten de volgende punten opgegeven en omschreven worden :

  1. De milieuredenen of -problemen die aanleiding hebben gegeven tot de verrichting van de investeringen (totstandbrenging van betere technologieën, naleving van nieuwe milieunormen,...).

  2. Beknopte en duidelijke technische omschrijving van de verschillende geplande investeringen.

  3. De kwalitatieve milieudoelstellingen van de onderneming in het kader van de geplande investeringen (vermindering van de voortgebrachte afvalstoffen, atmosferische emissies, waterlozingen, geluidsemissies, energiegebruik, gebruik van minder verontreinigende grondstoffen,...).

  4. Al deze becijferde milieudoelstellingen moeten voldoen aan de opgelegde milieuvoorschriften, als ze bestaan. Onder milieuvoorschriften worden verstaan de desbetreffende Europese richtlijnen, alsook de federale en gewestelijke regelgevingen.

    Onderstaande tabel bevat de gegevens bedoeld in de punten 1, 3 en 4 :

    Parameters Waarde voor Wettelijke Waarde Beoogde Gehaalde

    de referenties onlangs doel- doel-

    investering ter opgelegd stelling stelling

    recht- in de in geval

    vaardiging regelgeving van reeds

    van de beschikbare

    opgelegde gegevens

    waarde

    Voorbeeld 1 80 nader te 50 30 25

    Stoffen bepalen

    (mg/Nm3)

    Voorbeeld 2 80 nader te 50 45 44

    Geluids- bepalen

    niveau

    (dB)

    Voorbeeld 3 100 000 nader te geen 50 000 45 000

    Water- bepalen

    consumptie

    (m3)

    Voorbeeld 4 5 000 nader te geen 750 750

    Ver- bepalen

    mindering

    afval-

    productie

    (T)

    Voorbeeld 5 geen want nader te 50 30 25

    Stoffen onbestaande bepalen

    (mg/Nm3) installatie

    De toetsing van de bedoelde milieudoelstellingen aan de opgelegde voorschriften moet nauwgezet en constant gewaardeerd worden : zodoende moet de beoogde doelstelling nauwgezet en constant onder de opgelegde waarde liggen.

  5. De voordelen in de zin van artikel 7 van het decreet moeten nader bepaald worden voor elk investeringsproject.

    Parameters Jaarlijkse Productie Behaalde Voordeel Voordelen

    productie na vermindering per over een

    investering eenheid jaar

    (*)

    Voorbeeld 5 000 750 4 250 X euro Y euro

    Vermindering per ton (of X x

    afval- 4 250)

    productie

    (T)

    (*) Het voordeel per eenheid omvat alle voordelen voortvloeiend uit de doelstelling van de investering, bijvoorbeeld : het voordeel gebonden aan het niet-storten, de vermindering van het energieverbruik, de vermindering van het verbruik van grondstoffen,...

    De over één jaar behaalde voordelen worden geactualiseerd over vijf jaar. Het actualiseringspercentage zoals vastgelegd door de Europese Commissie staat vermeld op (http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html).

    De in aanmerking genomen voordelen worden bij de behandeling van het dossier vastgelegd door het gemiddelde van de officiële prijzen en/of van de aan de aanvrager meegedeelde prijzen van elk type brandstof en/of energievector te berekenen op basis van de twaalf maanden die voorafgaan aan de datum van indiening van het dossier.

    Voor alle andere typen voordelen zullen de eenheidsprijzen, bij gebrek aan officiële prijzen of markten, berekend worden op grond van diezelfde basis van twaalf maanden en op basis van door de onderneming overgelegde bewijsstukken.

    Voor elke te halen milieudoelstelling moet de wijze van controle erop nader bepaald worden (balansen, facturen, analysen door een erkend laboratorium....). Deze documenten worden aan de " Division de la Police de l'Environnement de la DGRNE " (Afdeling Milieupolitie van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu) voorgelegd bij de verificatie die voorafgaat aan de uitbetaling van de premie.

    Art. M2. TITEL II. Modaliteiten voor de berekening van de investeringen die duurzaam energiegebruik beogen.

    Bepalingen.

    De investeringssteun bedraagt :

    - 40 % van de in aanmerking komende kosten voor de KMO's, met een maximumbedrag van 1 miljoen EUR per onderneming over vier jaar;

    - 20 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen, met een maximumbedrag van 2 miljoen EUR per onderneming over vier jaar.

    De termijn van vier jaar begint te lopen vanaf de beslissing tot toekenning betreffende het eerste dossier dat overeenkomstig dit decreet ten gunste van de onderneming wordt behandeld.

    De investeringen verricht door de ondernemingen waarvan de activiteiten energieproductie of -distributie betreffen, komen niet in aanmerking voor het steunvoordeel, met uitzondering van de kleine ondernemingen die niet in handen zijn van een middelgrote of grote onderneming uit de energiesector en die groene elektriciteit produceren.

    Bovendien mag de toegekende premie niet hoger zijn dan 40 % van het bedrag van het project.

    HOOFDSTUK I. - Investeringen betreffende de energieën uit hernieuwbare energiebronnen en installaties voor kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling.

    Afdeling 1. - Gemeenschappelijke princiepen.

    1. : Inleiding.

      De in aanmerking komende kosten zijn de meerkosten gedragen door de onderneming ten opzichte van een installatie voor de productie van traditionele energie met hetzelfde vermogen in termen van effectieve energieproductie. Van die kosten wordt het volgende afgetrokken :

      - de voordelen getrokken uit een eventuele vermogensverhoging;

      - de kostenbesparingen verricht gedurende de eerste vijf levensjaren van de investering;

      - de bijkomende speculatieve producties gedurende dezelfde periode van vijf jaar.

    2. Referentie-eenheid.

      Voor de productie van elektriciteit :

      De referentie-eenheid stemt overeen met het klassieke elektrische kanaal bedoeld in artikel 38, § 2, tweede lid, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt. In artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bevordering van de milieuvriendelijke elektriciteit wordt aangegeven dat het om een gas- en stoomturbine gaat. De technische eigenschappen van deze centrale worden nader bepaald door de " CWaPE ".

      De installatie die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag wordt dus vergeleken met een gas- en stoomturbinecentrale die met aardgas functioneert. De modeleigenschappen van deze centrale worden vermeld in bijlage I, C (rendement, investeringskosten, werkingskosten, enz.).

      Bijgevolg wordt elke installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen vergeleken met een gas- en stoomturbinecentrale met hetzelfde vermogen in termen van effectieve energieproductie.

      Hetzelfde geldt voor elke warmtekrachtkoppelingsinstallatie. In dit geval wordt de warmteproductie in de besparingen van werkingskosten geboekt na vergelijking met een referentiestoomketel.

      Aangezien er aangenomen wordt dat een gas- en stoomturbinecentrale gemiddeld 6 000 uur/jaar werkt, wordt de effectieve energieproductie berekend naar rato van de jaarlijkse werkingsduur van de installatie die het voorwerp van de aanvraag uitmaakt (gebruiksduur van het kanaal overeenstemmend met de installatie die het voorwerp van de aanvraag/6 000 uitmaakt). Bijgevolg worden de investeringskosten en de vaste exploitatiekosten van de gas- en stoomturbine volgens dezelfde verhouding berekend.

      Voor de productie van warmte alleen :

      De installatie die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag wordt vergeleken met een stoomketel met hetzelfde vermogen. De referentie-brandstof is aardgas als het gasnet beschikbaar is. In het tegenovergestelde geval wordt verwezen naar stookolie. De modeleigenschappen van de referentie-installatie worden vermeld in bijlage I, D (rendement, investeringskosten, werkingskosten, enz.). Het in aanmerking genomen rendement is het rendement van de stoomketel (moderne...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT