26 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit betreffende het secretariaat van de bestuurlijke commissie belast met het toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

De wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten heeft een bestuurlijke commissie opgericht die belast is met het toezicht op het gebruik van de specifieke en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens door deze diensten (namelijk de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid van de Krijgsmacht of de ADIV). Hiertoe werd aan de wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een artikel 43/1 toegevoegd.

Deze commissie, die uit 3 magistraten samengesteld zal zijn, moet ondersteund worden door een secretariaat dat bestaat uit personeelsleden die gedetacheerd worden door de twee hierboven vermelde inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De wet van 4 februari 2010, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 10 maart 2010, is in werking getreden op 1 september 2010.

Het is dus dringend dat de commissie voor toezicht effectief opgericht wordt. Hiertoe dienen :

- de leden van de commissie effectief aangesteld te zijn (de oproep tot kandidaatstelling is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 april 2010);

- zij houder te zijn van een veiligheidsmachtiging « zeer geheim »;

- zij te beschikken over een secretariaat dat operationeel is.

Bij ontstentenis zal de wet van 4 februari 2010 niet ten volle in uitvoering kunnen worden gebracht.

Bepaalde methoden, zoals observaties en schaduwingen die, naast het verzamelen van louter administratieve gegevens, op heden deel uitmaken van de essentiële middelen voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingendiensten, kunnen niet meer uitgevoerd worden in hangende zaken zonder de voorafgaandelijke notificatie aan de commissie. Dit zal leiden tot een aanzienlijk verlies van operationele onderzoekscapaciteit van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, namelijk in het kader van terrorismebestrijding, met inbegrip van radicalisme.

De wetgever heeft de koning bevoegd verklaard tot het vastleggen van de modaliteiten van de detachering van deze personeelsleden en tot het bepalen van hun statuut. Dat is de draagwijdte van dit ontwerp van koninklijk besluit.

Uiteenzetting ontwerp van koninklijk besluit

De draagwijdte van de ontworpen bepalingen wordt hierna verduidelijkt.

Artikel 1

Om de lectuur van dit ontwerp gemakkelijker te maken, wordt in dit artikel de term « commissie » gedefinieerd. Met deze term wordt in het dispositief de bestuurlijke commissie bedoeld die belast is met het toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Artikel 2

Dit artikel voorziet dat het secretariaat van de commissie zal bestaan uit twee definitief benoemde personeelsleden van de twee inlichtingen- en veiligheidsdiensten, ten behoeve van één personeelslid per dienst. De personeelsleden dienen tot een verschillende taalrol te behoren.

Om het hoofd te bieden aan extra werk of aan afwezigheden van de leden van haar secretariaat, wordt voorzien dat de commissie bij de bevoegde ministers voor deze inlichtingen- en veiligheidsdiensten (de Minister van Justitie voor de Veiligheid van de Staat en de Minister van Landsverdediging voor de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid van de Krijgsmacht of ADIV) een gemotiveerd voorstel kan indienen om het aantal bij haar secretariaat gedetacheerde personeelsleden te verhogen. Deze mogelijkheid om het aantal personeelsleden van haar secretariaat te verhogen zou niettemin beperkt worden tot één lid per inlichtingendienst. De taalpariteit zou ook verzekerd dienen te worden.

Artikel 3

Dit artikel beschrijft de procedure voor de aanstelling van de personeelsleden van de Veiligheid van de Staat en van de ADIV die opgeroepen worden om deel uit te maken van het secretariaat van de commissie.

Een oproep tot kandidaatstelling zou binnen iedere dienst gelanceerd worden op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel.

Na het advies van de voorzitter van de commissie ingewonnen te hebben, zou de leidinggevende van iedere inlichtingendienst voorstellen tot aanstelling aan de bevoegd minister dienen voor te leggen.

Net als iedere administratieve daad, worden deze voorstellen gemotiveerd.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt de administratieve toestand van de aangestelde personeelsleden tijdens hun detachering bij het secretariaat van de commissie, namelijk de dienstactiviteit.

In artikel 43/1 van de reeds aangehaalde wet van 30 november 1998 wordt over het statuut van de personeelsleden van het secretariaat gepreciseerd dat dit hun oorspronkelijk administratief en geldelijk statuut niet mag schaden.

Artikel 4 is bedoeld om deze waarborg te preciseren die de wetgever geeft.

Het artikel bepaalt dat de belanghebbenden hun rechten op bevordering, hun wedde en de bevordering in hun weddeschaal behouden.

Het artikel voorziet ook dat zij de vermelding behouden die hen toegekend werd na een gelijkaardige evaluatie of stelsel en dat, als zij tijdens hun detachering kandidaat zijn voor een bevordering, hun dienst van oorsprong bij de voorzitter van de commissie alle informatie moet verzamelen die noodzakelijk is voor de toekenning van een nieuwe vermelding.

Vanuit dezelfde bekommernis garandeert artikel 4, § 3, van het ontwerp aan de bij het secretariaat gedetacheerde personeelsleden te kunnen deelnemen aan de gecertificeerde opleidingen en aan elke gelijkwaardige meting, die inherent zijn aan hun functies binnen de dienst van oorsprong en dit teneinde hun loopbaan verder te zetten; deze opleidingen of gelijkwaardige metingen zouden welteverstaan ten laste van de dienst van oorsprong vallen.

De opleidingen die de voorzitter van de commissie daarentegen nuttig acht dat ze door een personeelslid van zijn secretariaat gevolgd worden, zouden ten laste van de commissie vallen.

Artikel 5

Dit artikel definieert de bezoldiging van de personeelsleden van het secretariaat die hen krachtens artikel 43/1, § 5, van de wet van 30 november 1998 gewaarborgd moet worden, aangezien geen enkele bepaling hun oorspronkelijk geldelijk statuut mag schaden.

De bezoldiging dekt niet enkel de wedde, maar ook de toelagen, premies en vergoedingen waarop ze aanspraak kunnen maken overeenkomstig hun statuut, voor zover hun toekenningsvoorwaarden vervuld blijven.

De aldus gedefinieerde bezoldiging zou ten laste van de dienst van oorsprong vallen.

Artikel 6

Artikel 43/1, § 1, tweede lid, van de wet van 30 november 1998 bepaalt dat de Senaat ieder jaar het budget van de commissie, dat ingeschreven wordt in het dotatiebudget, vastlegt en dit opdat de commissie de menselijke en materiële middelen zou kunnen bepalen die noodzakelijk zijn voor haar werking.

Artikel 6 van het ontwerp voorziet bijgevolg dat de bezoldiging, zoals ze gedefinieerd wordt in artikel 5 en die ten laste blijft van de dienst van oorsprong omwille van redenen van makkelijker beheer, door de commissie aan de dienst van oorsprong terugbetaald zal worden op basis van een trimestrieel overzicht.

Artikel 7

Dit artikel voorziet dat de administratieve, geldelijke en medische dossiers van de bij het secretariaat van de commissie gedetacheerde personeelsleden onder het beheer blijven van de dienst van oorsprong. De commissie ziet erop toe dat alle hiertoe nuttige documenten overgemaakt worden.

Artikel 8

Dit artikel van het ontwerp plaatst de gedetacheerde personeelsleden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten onder het functioneel gezag van de voorzitter van de commissie en preciseert dat zij hun functie binnen het secretariaat uitvoeren in alle onafhankelijkheid ten opzichte van hun dienst van oorsprong.

Artikel 9

Dit artikel voorziet een evaluatiestelsel dat van toepassing zal zijn op de personeelsleden van het secretariaat tijdens hun detachering.

In artikel 4 wordt immers voorzien dat als de belanghebbenden kandidaat zijn voor een bevordering in hun dienst van oorsprong, deze dienst bij de voorzitter van de commissie alle informatie kan inwinnen die...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT