21 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Artikel 7, § 1, vierde lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (B.S., 11/05/1999) zoals ingevoegd door artikel 25 van de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen (I) (B.S., 30/03/2012) laat Uwe Majesteit toe om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (hierna « Commissie ») de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, bekrachtigd bij artikel 427 van de programmawet (I) van 24 december 2002, te wijzigen, te vervangen of op te heffen. Het koninklijk besluit van 16 juli 2002 zoals gewijzigd zal vervolgens bij wet moeten worden bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding, zoals bepaald in artikel 7, § 1, derde lid, van dezelfde wet.

Dit ontwerp van koninklijk besluit volgt op de aanneming van het Vlaamse Gewest van het Vlaamse decreet van 13 juli 2012 houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009 wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie (B.S., 20/07/2012) (hierna, « Vlaamse decreet van 13 juli 2012 ») dat in werking getreden is op 30 juli 2012 en dat ertoe strekt zich in de regel te stellen met de bevoegdheidsverdeling tussen de Gewesten en de Federale Staat wat de mechanismes ter bevordering van de elektriciteitsproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen betreft.

Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt enerzijds het regime van minimumprijzen ten voordele van de groenestroomcertificaten die worden toegekend krachtens gewestelijke wetgevingen af te schaffen teneinde een stijging van de transmissietarieven te vermijden en anderzijds de verworven rechten te eerbiedigen van de producenten die zonne-energie - fotovoltaïsche panelen - vóór 1 augustus 2012 in gebruik hebben genomen, dewelke gedurende een periode van 10 jaar vanaf de ingebruikname genieten van het tarief van 150 € /MWh voor de overname van hun groenestroomcertificaten.

Aldus schaft artikel 1, 1° van het ontwerp van koninklijk besluit artikel 14, lid 2, 2°, 3° en 5°, die respectievelijk betrekking hebben op on-shore windenergie, waterkracht en andere hernieuwbare energiebronnen (waaronder biomassa) af.

Wat zonne-energie daarentegen betreft, en bijgevolg energie die wordt opgewekt door middel van fotovoltaïsche panelen, voorziet dit ontwerp van koninklijk besluit in een uitzondering. In het Vlaamse Gewest heeft Elia (elektriciteitstransmissienetbeheerder), sinds 2006, jaarlijks effectief groenestroomcertificaten aangekocht voor een totaalbedrag van ongeveer 160.000- € in 2011 die hoofdzakelijk afkomstig waren van fotovoltaïsche installaties die vóór 2006 in werking werden genomen. In het Waals Gewest werd minstens één grote installatie die van het federale steunsysteem geniet in gebruik genomen eind 2011. Dit ontwerp van koninklijk besluit moet dus rekening houden met deze realiteit die met name voortspruit uit de discussies in de schoot van het Overlegcomité tussen de Federale Staat en de gefedereerde entiteiten. Om die reden behoudt het ontwerp van koninklijk besluit een regime dat van toepassing is op de producenten van zonne-energie die de zonne-energie in werking hebben genomen vóór 1 augustus 2012. Zulke uitzondering niet voorzien zou enerzijds het beginsel van rechtmatige verwachtingen van de gebruikers en anderzijds hun eigendomsrecht schenden aangezien het een aankoopgarantie aan een gegarandeerde prijs betreft waarop iedere producent recht kan hebben. Het ontwerp van koninklijk besluit voorziet dus in een regelgevend kader zonder afbreuk te doen aan de verworven rechten en de rechtmatige verwachtingen van de producenten die zonne-energie in gebruik hebben genomen vóór 1 augustus 2012, en die genoten hebben en nog steeds genieten gedurende een periode van tien jaar vanaf de ingebruikname van een tarief van 150 € /MWh voor de overname van hun groenestroomcertificaten.

Teneinde het nagestreefde doel te bereiken moet dit ontwerp van koninklijk besluit gedeeltelijk terugwerken tot op de datum van 1 augustus 2012, datum waarop het Vlaamse decreet van 13 juli 2012 uitwerking heeft met betrekking tot lopende projecten (artikel 2).

Het beginsel dat terugwerking van wetten ongeoorloofd is, zoals gesteld in artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, is evenwel a fortiori van toepassing op koninklijke besluiten (RvS, n° 62.963 van 5 november 1996, blz. 10-11). « De niet-retroactiviteit van wetten, vastgesteld in artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, is een waarborg ter voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien, op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. » (G.H., n° 49/98 van 20 mei 1998, pt. B.4.)

Het beginsel van niet-retroactiviteit van wetten en bestuurshandelingen is evenwel niet absoluut (RvS, n° 218.316 van 5 Maart 2012, blz. 10). De Raad van State aanvaardt de retroactiviteit voor zover de auteur van de handeling op formele wijze de uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigt die kunnen rechtvaardigen dat hij ze laat terugwerken (RvS, n° 218.316 van 5 maart 2012, blz. 10). Deze omstandigheden kunnen betrekking hebben op de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst (RvS, n° 62.923 van 5 november 1996, blz. 11). Bovendien moeten de motieven voor de terugwerkende kracht pertinent en wettelijk toegelaten zijn (RvS, n° 218.316 van 5 maart 2012, blz. 10). Ook overeenkomstig de constante rechtspraak van het Grondwettelijk Hof kan zulke retroactiviteit enkel gerechtvaardigd zijn in het licht bijzondere omstandigheden en omstandigheden van algemeen belang, met name wanneer het onontbeerlijk blijkt voor de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst. (G.H., n° 98/2001 van 13 juli 2001, pt. B.8.1.; G.H., n° 73/2004 van 5 mei 2004, pt. B.6.1.; G.H., n° 49/98 van 20 mei 1998, pt. B.4.).

De doelstelling van de retroactiviteit van dit koninklijk besluit bestaat erin de coherentie te bewaren tussen het federaal en gewestelijk wetgevend en regelgevend kader die volgt uit de bevoegdheidsverdeling zoals georganiseerd door artikel 6, § 1, VII, eerste lid, f), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT