23 MEI 2013. - Koninklijk besluit betreffende de nadere regels voor de aanwijzing in de mandaten van inspecteur-generaal en van adjunct-inspecteur-generaal en houdende diverse statutaire bepalingen hieromtrent

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 mei 2007 op de algemene inspectie, de artikelen 11, § 1, 12, § 1 et 13, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;

Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 299/6 van 25 oktober 2012 van het Onderhandelingscomité voor de politiediensten van 25 april 2012;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 6 juni 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Ambtenarenzaken, d.d. 24 juli 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 22 oktober 2012;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is, dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 52.481/2, gegeven op 19 december 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1. Behalve wanneer onderhavig besluit anders bepaalt, zijn de bepalingen van de Titel III van het Deel VII van de RPPol van toepassing voor de aanwijzing in de mandaten van inspecteur-generaal en van adjunct-inspecteur-generaal en worden deze toegepast, wanneer daar reden toe is, op de kandidaat die geen lid is van het personeel.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder :

  1. « de algemene inspectie » : de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;

  2. « de minister » : de Minister van Binnenlandse Zaken;

  3. « het personeelslid » : het lid van het operationeel kader of van het administratief en logistiek kader in de zin van artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met uitzondering evenwel van de militairen bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en het lid van de algemene inspectie;

  4. « de selectiecommissie » : de selectiecommissie voor de functie van inspecteur-generaal en van adjunct-inspecteur-generaal bedoeld in artikel VII.III.68 RPPol.

    HOOFDSTUK II. - De nadere regels voor de aanwijzing tot het mandaat van de kandidaat die geen personeelslid is

    Art. 3. De kandidaat moet aan de volgende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT