23 NOVEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

De Vlaamse Regering,

Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 116, § 1, gewijzigd bij het decreet van 23 januari 2009;

Gelet op het Provinciedecreet van 9 december 2005, artikel 112, § 1, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009;

Gelet op het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, artikel 104 en 115, § 1 en § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

Gelet op protocol nr. 2012/ 1 van 18 juni 2012 van de eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op het ongunstige advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 juli 2012;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, van 24 augustus 2012, om voorbij te gaan aan het ongunstige advies van de Inspectie van Financiën;

Gelet op advies nr. 52.150/3 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

Artikel 1. In artikel 11, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :

    De lijst van erkende diploma's of getuigschriften per niveau wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, vastgesteld. Alleen de erkende diploma's of getuigschriften op die lijst komen bij aanwerving in aanmerking.

    ;

  2. in het derde lid worden de woorden « De raad » vervangen door de woorden « De aanstellende overheid. ».

    Art. 2. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :

    Art. 12. In afwijking van artikel 11, § 2, eerste lid, 1°, en 2°, a), kan de raad bepalen dat kandidaten die niet voldoen aan de diplomavereiste die als aanwervingsvoorwaarde geldt voor de functies van niveaus A, B en C, in aanmerking komen voor aanwerving. Die afwijking van de diplomavereiste is uitzonderlijk en op grond van vooraf vastgestelde, objectieve criteria, mogelijk als de functie noch op basis van de functiebeschrijving, noch krachtens een reglementering van de hogere overheid een diploma vergt.

    Voor de toepassing van het eerste lid komt een kandidaat die niet over het vereiste diploma beschikt, in aanmerking als hij, ofwel :

    1° voldoet aan een vereiste inzake relevante beroepservaring en slaagt voor een niveau- of capaciteitstest;

    2° beschikt over een op de functie afgestemd ervaringsbewijs, uitgereikt overeenkomstig de Vlaamse regelgeving over de titels van beroepsbekwaamheid;

    3° beschikt over een op de functie afgestemd attest van een beroepsopleiding die hij gevolgd heeft bij een door de Vlaamse Regering erkende instelling voor beroepsopleiding.

    In voorkomend geval beslist de aanstellende overheid voor de vacantverklaring van de functie of kandidaten die niet aan de diplomavereiste beantwoorden, in aanmerking komen voor aanwerving.

    .

    Art. 3. In artikel 19, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  3. het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :

    De niveau- of capaciteitstest, vermeld in artikel 12, tweede lid, 1°, onderzoekt of de kandidaat in staat is te functioneren op het niveau waarin de functie is gesitueerd.

    ;

  4. er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :

    De kandidaat die een attest of getuigschrift voorlegt waaruit blijkt dat hij voor dezelfde of voor een vergelijkbare functie bij dezelfde of bij een andere overheid al eerder geslaagd is voor een niveau- of capaciteitstest als vermeld in het tweede lid, behoudt het gunstige resultaat daarvan en wordt vrijgesteld van een nieuwe deelname aan een niveau- of capaciteitstest. De raad bepaalt de maximale duur van de vrijstellingen.

    .

    Art. 4. In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  5. in het eerste lid wordt het woord « erkend » opgeheven;

  6. het tweede lid wordt opgeheven.

    Art. 5. In artikel 24, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord « erkend » opgeheven.

    Art. 6. In artikel 28 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede « Ten minste 2 % van het totale aantal betrekkingen binnen het bestuur wordt vervuld door » vervangen door de zinsnede « Ten minste 2 % van het totale aantal personeelsleden binnen het bestuur, uitgedrukt in voltijds equivalenten, bestaat uit ».

    Art. 7. In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  7. de zin « De raad bepaalt het aantal functies in overeenstemming met het percentage vermeld in artikel 28. » wordt vervangen door de zin « Het uitvoerend orgaan van het bestuur of, als hij daartoe gemachtigd is in het kader van het dagelijks personeelsbeheer, het hoofd van het personeel bepaalt het aantal voltijds equivalenten in overeenstemming met het percentage, vermeld in artikel 28. »;

  8. de woorden « Hij kan bepalen » worden vervangen door de woorden « De raad kan bepalen ».

    Art. 8. Aan artikel 36, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd :

    De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf.

    .

    Art. 9. Aan artikel 45, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd :

    De evaluator ondertekent het evaluatieverslag en tekent, in voorkomend geval, voor kennisneming de opmerkingen van het personeelslid.

    .

    Art. 10. In titel III van hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk V vervangen door wat volgt :

    HOOFDSTUK V. - Specifieke bepalingen voor de evaluatie van de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris, de financieel beheerder van de gemeente, de provinciegriffier en de financieel beheerde van de provincie en voor de evaluatie van de ombudsman van de gemeente en van de provincie

    Art. 11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 51bis ingevoegd, dat luidt als volgt :

    Art. 51bis. Met behoud van de toepassing van artikel 115, tweede lid, van het Gemeentedecreet en van artikel 111, tweede lid, van het Provinciedecreet, bepaalt de raad voor de evaluatie van de ombudsman de volgende elementen :

    1° de evaluatie tijdens de proeftijd;

    2° de duur van de evaluatieperiodes;

    3° de evaluatiecriteria;

    4° de evaluatieresultaten en de mogelijke gevolgen ervan.

    De evaluatiecriteria worden vastgesteld na overleg tussen de ombudsman en het college van burgemeester en schepenen of de deputatie en rekening houdend met de taken van de ombudsman zoals vastgesteld in het ombudsreglement.

    De onafhankelijkheid waarmee de ombudsman de zaken die aan hem worden voorgelegd, behandelt, mag niet het voorwerp zijn van evaluatie.

    .

    Art. 12. Aan artikel 52 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :

    De raad regelt de wijze waarop de ombudsman tussentijds feedback krijgt van het college van burgemeester en schepenen of de deputatie over zijn wijze van functioneren.

    .

    Art. 13. In artikel 58, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt tussen het woord « onbezoldigde » en het woord « afwezigheid » het woord « volledige » ingevoegd.

    Art. 14. In artikel 59 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :

    § 1. Onder overheid wordt in artikel 55 en 57 verstaan :

    1° de provincies, de gemeenten en de OCMW's van België, de publiekrechtelijke verenigingen waarvan ze deel uitmaken en de instellingen die eronder ressorteren;

    2° de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en gewesten en de internationale instellingen waarvan ze lid zijn;

    3° de diensten en instellingen en de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte;

    4° de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen of de gesubsidieerde vrije centra voor leerlingenbegeleiding;

    5° de publiekrechtelijke en vrije universiteiten;

    6° elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften van algemeen of lokaal belang en waarbij in de oprichting of bijzondere leiding ervan het overwicht van de overheid tot uiting komt.

    .

    Art. 15. In artikel 63 van hetzelfde besluit worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt :

    1° voor graden van rang Av als vermeld in artikel 7, tweede lid, ofwel :

    a)voor alle graden van die rang binnen het bestuur ofwel de functionele loopbaan A1a-A2a-A3a, ofwel de functionele loopbaan A1a-A1b-A2a;

    b) voor sommige graden van die rang...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT