16 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor erkenning en attest van toezicht en het kwaliteitsbeleid voor buitenschoolse gezinsopvang en groepsopvang

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, artikel 6, § 1;

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 6, 8, § 2, 12 en 13, § 4, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2012 houdende de voorwaarden voor een attest van toezicht van Kind en Gezin voor vakantieopvang van kleuters en lagere schoolkinderen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 februari 2014;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 31 maart 2014 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

Titel 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. buitenschoolse opvang: de opvang van kinderen die naar de basisschool, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gaan, met uitzondering van:

    1. het verstrekken van onderwijs;

    2. de activiteiten van internaten;

    3. de activiteiten van jeugdwerk en van sportdiensten;

    4. jeugdhulp, zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp;

    5. het bieden van exclusieve zorg aan kinderen met een handicap;

    6. het bieden van gezondheidszorg aan kinderen;

    7. het passen op kinderen van klanten of bezoekers;

  2. contracthouder: de persoon uit het gezin met wie de organisator een schriftelijke overeenkomst voor buitenschoolse opvang heeft gesloten;

  3. gezin: de personen in het thuismilieu van het opgevangen kind die de verantwoordelijkheid voor het kind dragen;

  4. gezinsopvang: de opvang buiten de gezinswoning van het kind voor maximaal acht tegelijk aanwezige kinderen;

  5. groepsopvang: de opvang buiten de gezinswoning van het kind met minimaal negen tegelijk aanwezige kinderen;

  6. kinderbegeleider: de persoon die door de organisator is aangewezen om de kinderen op te voeden, bij te dragen tot hun ontwikkeling en hen te verzorgen;

  7. kwalificatie: een afgerond en ingeschaald geheel van competenties;

  8. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;

  9. opvanglocatie: een vestigingsplaats waar buitenschoolse opvang georganiseerd wordt;

  10. organisator: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die buitenschoolse opvang organiseert;

  11. tegelijk aanwezige kinderen: alle baby's, peuters en kinderen die naar de basisschool gaan, en wat de kinderen die deel uitmaken van het gezin van de kinderbegeleider gezinsopvang betreft, tot het einde van de kleuterschool, die gelijktijdig in de opvanglocatie aanwezig zijn;

  12. vakantieopvang: buitenschoolse opvang tijdens de vakantieperioden, zoals gedefinieerd in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

    Art. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014.

    Art. 3. § 1. Een organisator kan voor de organisatie van buitenschoolse opvang een attest van toezicht krijgen voor gezinsopvang, groepsopvang of vakantieopvang, en een erkenning voor gezinsopvang of groepsopvang volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit. Het attest van toezicht en de erkenning worden toegekend per opvanglocatie.

    Voor de buitenschoolse opvang in de opvanglocatie waar gelijktijdig en in dezelfde binnenruimte ook vergunde kinderopvang als vermeld in artikel 4 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, is, gelden de vergunning en de bijbehorende voorwaarden, vermeld in het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, ook voor de opvangplaatsen voor buitenschoolse opvang. Voor de voormelde opvangplaatsen kan geen attest van toezicht of erkenning als vermeld in dit besluit, gekregen worden.

    § 2. Het attest van toezicht voor vakantieopvang geldt alleen als:

  13. de organisator al een attest van toezicht voor buitenschoolse opvang, een erkenning voor buitenschoolse opvang of een vergunning voor kinderopvang van baby's en peuters heeft;

  14. de opvanglocatie waarvoor het attest van toezicht voor vakantieopvang wordt aangevraagd nog geen attest van toezicht voor buitenschoolse opvang, een erkenning voor buitenschoolse opvang of een vergunning voor kinderopvang van baby's en peuters heeft.

    Art. 4. Het attest van toezicht of de erkenning gelden voor onbepaalde duur, met behoud van de toepassing van bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 59 en 60.

    Titel 2. - Voorwaarden

    HOOFDSTUK 1. - Infrastructuur, uitrusting en inrichting

    Afdeling 1. - Gezinsopvang en groepsopvang

    Onderafdeling 1. - Ruimte bestemd voor buitenschoolse opvang

    Art. 5. Op de opvanglocatie zijn er de volgende binnenruimtes:

  15. een speelruimte die aangepast is aan het aantal aanwezige kinderen en waar kinderen veilig kunnen spelen;

  16. een sanitaire ruimte met een toilet en een wasbak. Het sanitair is aangepast aan het aantal opgevangen kinderen en aan de leeftijd van de opgevangen kinderen.

    Op de opvanglocatie voor groepsopvang met een erkenning met meer dan veertien opvangplaatsen zijn er minimaal twee speelruimtes als vermeld in het eerste lid, 1°.

    In elke ruimte die de kinderen in de opvanglocatie gebruiken, vinden er tijdens de openingsuren geen andere activiteiten plaats dan buitenschoolse opvang van kinderen.

    Art. 6. In de opvanglocatie is er een mogelijkheid voor de kinderen om te rusten.

    Art. 7. De inrichting van de opvanglocatie is:

  17. uitgerust voor het aantal opgevangen kinderen;

  18. aangepast aan de leeftijd van de opgevangen kinderen.

    Art. 8. In de opvanglocatie voor groepsopvang is er een zone met een keukenfunctie als er voeding wordt aangeboden.

    Art. 9. De opvanglocatie voor groepsopvang heeft een buitenspeelruimte die grenst aan de opvanglocatie, waar kinderen veilig kunnen spelen.

    Art. 10. In de opvanglocatie voor groepsopvang met een erkenning bedraagt de nettovloeroppervlakte van de speelruimte, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, richtinggevend 4m² per kind. De organisator zorgt ervoor dat hij die nettovloeroppervlakte ook effectief gebruikt voor alle aanwezige kinderen.

    In het eerste lid wordt verstaan onder de nettovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte die gebruikt kan worden om te spelen of te rusten.

    Afdeling 2. - Vakantieopvang

    Art. 11. De opvanglocatie met een attest van toezicht voor vakantieopvang voldoet alleen aan de voorwaarden over:

  19. de binnenruimtes, vermeld in artikel 5, eerste en derde lid;

  20. de mogelijkheid om te rusten, vermeld in artikel 6;

  21. de inrichting, vermeld in artikel 7;

  22. de zone met een keukenfunctie, vermeld in artikel 8;

  23. de buitenspeelruimte, vermeld in artikel 9.

    HOOFDSTUK 2. - Veiligheid en gezondheid

    Afdeling 1. - Gezinsopvang en groepsopvang

    Onderafdeling 1. - Brandveiligheid

    Art. 12. De organisator van groepsopvang zorgt ervoor dat de infrastructuur voldoet aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

    De mate van naleving van de specifieke brandveiligheidsvoorschriften wordt vastgesteld aan de hand van een brandveiligheidsattest A, B of C, volgens de modellen, opgenomen in bijlage 2, 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd. Het voldoen aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in het eerste lid, blijkt uit het brandveiligheidsattest A of B.

    Met behoud van de toepassing van het tweede lid vervalt het brandveiligheidsattest A of B van rechtswege zes maanden na de realisatie van ingrijpende wijzigingen in de opvanglocatie die een weerslag kunnen hebben op de brandveiligheid.

    Op verzoek van de organisator adviseert de bevoegde brandweer over de bouwplannen die een weerslag kunnen hebben op de brandveiligheid, en over de beschrijving van de gebruikte materialen.

    Onderafdeling 2. - Risicobeheersing

    Art. 13. § 1. De organisator van gezinsopvang of groepsopvang zorgt voor een veilige en gezonde omgeving. Daarvoor maakt de organisator een risicoanalyse, met inbegrip van een plan van aanpak met tijdspad om de risico's te beheersen.

    De risicoanalyse wordt uitgevoerd binnen een cyclus van maximaal twee jaar en gaat minimaal over:

  24. de veiligheid en het voorkomen van verwondingen, ongevallen, levensbedreigende situaties en het verdwijnen van kinderen;

  25. de gezondheid en het voorkomen van ziekte, besmetting en verontreiniging.

    § 2. De organisator, vermeld in paragraaf 1, neemt maatregelen om dieren buiten het bereik van de opgevangen kinderen te houden.

    Onderafdeling 3. - Voeding

    Art. 14. Als er aan de opgevangen kinderen voeding en drank wordt aangeboden, moeten die voeding en die drank voldoende gezond en gevarieerd zijn en moeten ze hygiënisch bereid zijn.

    Onderafdeling 4. - Telefoontoestel

    Art. 15. In de opvanglocatie is er een permanent gebruiksklaar telefoontoestel, toegankelijk voor de verantwoordelijke en elke kinderbegeleider.

    Onderafdeling 5. - Crisis en grensoverschrijdend gedrag

    Art. 16. In dit artikel wordt verstaan onder crisis: een acute noodsituatie waarbij de fysieke of psychische integriteit van een kind tijdens de buitenschoolse opvang in gevaar is en waarbij acuut hulp vereist is.

    De organisator heeft een crisisprocedure en meldt elke crisis zo snel mogelijk aan Kind en Gezin.

    De crisisprocedure legt de opeenvolgende stappen en de manier van communiceren vast die gevolgd moeten worden in geval van crisis. Er is daarbij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT