Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft de retributie, de 16 mai 2022

Artikel 1. In titel Ibis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt in de plaats van hoofdstuk I, vernietigd bij arrest nr. 245.404 van de Raad van State, het als volgt luidende hoofdstuk I ingevoegd:

"Hoofdstuk I. - Bijdrage die de administratieve kosten dekt."

Art. 2. In hoofdstuk I dat bij artikel 1 wordt ingevoegd, wordt artikel 1/1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juni 2016 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 2021, als volgt vervangen:

"Art. 1/1/1. § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 2, wordt het bedrag van de retributie bedoeld in artikel 1/1, van de wet, vastgelegd als volgt:

  1. de vreemdeling jonger dan 18 jaar: gratis;

  2. de vreemdeling die 18 jaar of ouder is:

    a) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1° van de wet: 201 euro;

    b) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 2° van de wet: 313 euro;

    c) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 3°, 4° en 6°, van de wet: 181 euro;

    d) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 5° en 8° van de wet: 168 euro;

    e) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 7°, van de wet: 208 euro;

    f) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 9°, 10°, 11°, 12°, 13° en 14°, van de wet: 126 euro.

    § 2. De afwijkingen van de betaling van de bedragen bedoeld in paragraaf 1, zijn vastgelegd als volgt:

  3. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 3° en 4°, van de wet, ingediend door een vreemdeling bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, van de wet: gratis;

  4. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 6°, van de wet, ingediend door een alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan 18 jaar, voor zover het een attest voorlegt dat uitgaat van een door de Belgische diplomatieke of consulaire post erkende arts dat aantoont dat het wegens zijn handicap niet in zijn eigen behoeften kan voorzien: gratis;

  5. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, 2°, 7°, 8° en 9°, van de wet, ingediend door een vreemdeling die een beurs geniet zoals bedoeld in artikel 1/1: gratis. Daartoe moet de vreemdeling het bewijs voorleggen dat hij houder is van een beurs die is toegekend door een instelling of een overheid bedoeld in artikel 1/1, door middel van een standaardformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister of met een attest afgegeven door de Algemene Directie Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

  6. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, van de wet, ingediend door een vreemdeling die werd toegelaten tot de procedure van hervestiging in het kader van een hervestigingsprogramma onder toezicht van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen: gratis;

  7. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, van de wet, ingediend door erkende staatlozen ten aanzien van wie wordt vastgesteld dat zij hun nationaliteit buiten hun wil hebben verloren en die aantonen dat zij geen wettige en duurzame verblijfstitel kunnen verkrijgen in een andere Staat waarmee zij banden zouden hebben: gratis;

  8. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, van de wet, ingediend door een vreemdeling die de machtiging aanvraagt bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland en op voorwaarde dat de vreemdeling geen voldoende bestaansmiddelen moet aantonen, hij onvermogend is en hiervan het bewijs levert door de verleende kosteloosheid voor de consulaire rechten op basis van bewezen onvermogen zoals toegestaan door de Belgische diplomatieke of consulaire post: gratis.

    § 3. De bedragen bedoeld in paragraaf 1 gelden per aanvraag en per persoon.

    In afwijking van het eerste lid gelden de bedragen per aanvraag voor zover de aanvraag wordt ingediend door vreemdelingen die die door middel van een huwelijk of een wettelijk geregistreerd partnerschap zijn verbonden en desgevallend de met hen samenwonende kinderen van minstens één van hen en de aanvraag gebaseerd is op dezelfde rechtsgrond.

    De betaling van het bedrag bedoeld in paragraaf 1 wordt uitgevoerd door overschrijving op bankrekening BE57 6792 0060 9235.

    De persoon die de betaling uitvoert vermeldt in de mededeling bij de overschrijving de naam en voornaam van de vreemdeling, zijn geboortedatum en nationaliteit, volgens deze structuur: "NaamVoornaamNationaliteitDDMMJJJJ".

    § 4. De bedragen bedoeld in paragraaf 1, 2°, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk: 112,55 (basis 2013 = 100).

    Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast, in functie van het gemiddelde indexcijfer van het voorafgaande jaar. Het bekomen resultaat wordt naar boven op de euro afgerond."

    Art. 3. In hetzelfde besluit wordt in de plaats van artikel 1/2, vernietigd bij arrest nr. 245.404 van de Raad van State, het als volgt luidende artikel 1/2 ingevoegd:

    "Art. 1/2. § 1 Bij de indiening van zijn verblijfsaanvraag, onder voorbehoud van artikel 1/2/1, moet de vreemdeling bewijzen dat de in artikel 1/1 van de wet bedoelde retributie betaald werd.

    § 2. Indien de vreemdeling het in het eerste lid bedoelde betalingsbewijs niet voorlegt om zijn verblijfsaanvraag te staven, verklaart de overheid die bevoegd is om de verblijfsaanvraag in ontvangst te nemen of er een beslissing over te nemen de verblijfsaanvraag onontvankelijk. De onontvankelijkheidsbeslissing wordt overeenkomstig het model in bijlage 42 opgesteld. Een kopie van de onontvankelijkheidsbeslissing wordt naar de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken gestuurd.

    § 3. Indien het in de eerste paragraaf bedoelde betalingsbewijs aantoont dat de retributie gedeeltelijk betaald werd, brengt de overheid die bevoegd is om de verblijfsaanvraag in ontvangst te nemen of er een beslissing over te nemen de vreemdeling hiervan op de hoogte en vraagt hem om de betaling van het verschuldigd bedrag uit te voeren en er het bewijs van te leveren binnen een termijn van dertig dagen. De beslissing waarmee de vreemdeling over de gedeeltelijke betaling wordt geïnformeerd, wordt overeenkomstig het model in de bijlage 43 van dit besluit opgesteld. Een kopie van de beslissing wordt naar de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken gestuurd.

    De in het eerste lid bedoelde termijn van dertig dagen begint te lopen op de dag na de dag van de kennisgeving van de beslissing die de vreemdeling over de gedeeltelijke betaling informeert.

    De in het eerste lid bedoelde betaling wordt overeenkomstig artikel 1/1/1, § 3, van dit besluit uitgevoerd.

    Indien de in het eerste lid bedoelde betaling niet uitgevoerd wordt, verklaart de overheid die bevoegd is om de aanvraag in ontvangst te nemen of er een beslissing over te nemen de aanvraag onontvankelijk. De onontvankelijkheidsbeslissing wordt overeenkomstig het model in bijlage 42 van dit besluit opgesteld. Een kopie van de onontvankelijkheidsbeslissing wordt naar de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken gestuurd.

    In het in het vierde lid voorziene geval maakt de gedeeltelijke betaling van geen enkele terugbetaling het voorwerp uit en behoudt de Dienst Vreemdelingenzaken de gedeeltelijke betaling."

    Art. 4. In titel Ibis van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk I, met de titel "Toegang tot het grondgebied en verblijf van ten hoogste drie maanden", hoofdstuk I/I.

    Art. 5. Artikel 1bis van hetzelfde besluit, hernummerd door het koninklijk besluit van 22 november 1996, wordt hernummerd en wordt artikel 1/3.

    Art. 6. In hetzelfde besluit wordt de bijlage 42, vernietigd bij arrest nr. 245.404 van de Raad van State, vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.

    Art. 7. De betaling van de in artikel 2 bedoelde bedragen is enkel verschuldigd voor de aanvragen die vanaf de inwerkingtreding van dit besluit worden ingediend.

    Art. 8. De minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

    Nota's

    (1) In die brief stelt de staatssecretaris voor Begroting immers het volgende: "Overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole en gelet op het advies van de Inspectie van Financiën (rIF/2021/564(10)) op 13/09/2021, heb ik kennis genomen van dit ontwerp van KB. Ik ben akkoord met de stelling uit het dossier dat om redenen van rechtszekerheid de voorgestelde aanpassingen absoluut noodzakelijk zijn, maar ik betreur dat de daling van de ontvangsten met ongeveer 1 miljoen euro niet werd voorgelegd aan het begrotingsconclaaf over de initiële begroting 2022. Ik neem daarom akte van dit voorstel."

    (2) Zo niet moet de aanhef worden herzien: zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", formule F-3-4-7.

    (3) De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar arresten nr. 245.403 en nr. 245.404 van 11 september 2019 het koninklijk besluit van 16 februari 2015 `tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen' en het koninklijk besluit van 14 februari 2017 `tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen' vernietigd, in hoofdzaak omdat de Belgische Staat niet heeft aangetoond dat er een redelijk verband bestaat tussen de in het besluit vastgestelde retributiebedragen en de kostprijs van de geleverde diensten, terwijl dat vereiste inherent is aan het begrip "retributie" zelf.

    (4) Het gaat om de aanvragen bedoeld in artikel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT