Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en wat artikel 69duodecies betreft, de 26 novembre 2021

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van:

  1. de richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven;

  2. de richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming.

    Art. 2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in de bepaling onder 2° wordt het woord "verblijff" vervangen door het woord "verblijf";

  4. het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 14° en 15°, luidende:

    "14° vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon: de verblijfstitel bedoeld in artikel 24, 4°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018, opgesteld conform het model in bijlage 60 ;

  5. vergunning voor lange-termijnmobiliteit `ICT': de verblijfstitel bedoeld in artikel 24, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018, opgesteld conform het model in bijlage 61.".

    Art. 3. In artikel 1/1/1, § 1, 2°, a), van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2020, worden de woorden ", 11° en 12°, " vervangen door de woorden ", 11°, 12°, 13° en 14° ".

    Art. 4. In artikel 1/2/1 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  6. in paragraaf 1 worden de woorden "of 61/29-4" vervangen door de woorden ", 61/29-4, 61/34 of 61/45";

  7. in paragraaf 1 worden de woorden "11° of 12°, " vervangen door de woorden "11°, 12°, 13° of 14°, ";

  8. in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "of artikel 61/27-4, § 3, eerste lid," vervangen door de woorden ", artikel 61/27-4, § 3, eerste lid, artikel 61/34, § 5 of artikel 61/45, § 4" ;

  9. in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "of artikel 61/26" vervangen door de woorden "artikel 61/26, artikel 61/34 of artikel 61/45";

  10. in paragraaf 4 worden de woorden "of 61/29-8, § 2, eerste lid, 5°, van de wet," vervangen door de woorden ", 61/29-8, § 2, eerste lid, 5°, 61/39, § 2, 3° of 61/48, § 2, 3° van de wet,".

    Art. 5. In artikel 25/2, § 5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 21 september 2011 en vervangen bij het besluit van 23 maart 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  11. in de bepaling onder 4° wordt het woord "indienen." vervangen door het woord "indienen;";

  12. het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende:

    "5° op de onderdanen van een derde land die een aanvraag indienen overeenkomstig artikel 61/34 of artikel 61/45 van de wet voor een verblijf als binnen een onderneming overgeplaatste persoon of een binnen een onderneming overgeplaatste persoon in het kader van korte of lange-termijnmobiliteit.".

    Art. 6. In artikel 26/2, § 3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 september 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  13. in het eerste lid worden de woorden "zonder echter langer te mogen zijn dan zes maanden" vervangen door de woorden "zonder echter langer te mogen zijn dan negen maanden";

  14. in het tweede lid worden de woorden "artikel 10bis, § 3, van de wet, wordt de in het eerste lid voorziene termijn van zes maanden" vervangen door de woorden "artikel 10bis, § 3 of § 4 van de wet, wordt de in het eerste lid voorziene termijn van negen maanden";

  15. tussen het tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    "Indien de aanvraag wordt ingediend op basis van artikel 10bis § 5 of § 6, wordt de in het eerste lid voorziene termijn van negen maanden verminderd tot 90 dagen.".

    Art. 7. In artikel 26/2/1, § 3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 september 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  16. In het eerste lid, eerste zin, worden de woorden "zonder echter langer te mogen zijn dan zes maanden", vervangen door de woorden "zonder echter langer te mogen zijn dan negen maanden";

  17. in het eerste lid, tweede zin, worden de woorden "artikel 10bis, § 4 van de wet, wordt de termijn van zes maanden" vervangen door de woorden "artikel 10bis, § 3 of § 4 van de wet, wordt de termijn van negen maanden";

  18. de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:

    "Indien de aanvraag wordt ingediend op basis van artikel 10bis § 5 of § 6, wordt de termijn van negen maanden verminderd tot 90 dagen.".

    Art. 8. In artikel 31 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juni 2020 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  19. in de bepaling onder 15° wordt het woord "geldig." vervangen door het woord "geldig ;";

  20. het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 16° en 17°, luidende:

    "16° de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toelating tot arbeid die aan hem wordt toegekend, rekening houdend met de maximumtermijn bedoeld in artikel 61/38, § 1, van de wet;

  21. de vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toelating tot arbeid die wordt toegekend, rekening houdend met de maximumtermijn bedoeld in artikel 61/47, § 2, van de wet.".

    Art. 9. In artikel 33 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  22. in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "of van een attest van vrijstelling van een arbeidskaart B," ingevoegd tussen de woorden "op basis van een arbeidskaart B" en de woorden "die voor 24 december 2018";

  23. in paragraaf 5, eerste lid, 2°, worden de woorden "of een attest van vrijstelling van een arbeidskaart B," ingevoegd tussen de woorden "een geldige arbeidskaart B" en de woorden " die voor 24 december 2018";

  24. artikel 33 wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende:

    " § 6. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon of vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" heeft ingediend, op basis van artikel 61/34 of 61/45 van de wet, en de bevoegde gewestelijke overheid en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon of vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na voorlegging van de volgende documenten:

  25. zijn vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon of vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" die verstreken is;

  26. het door de gewestelijke overheid afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk is.

    Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.".

    Art. 10. In artikel 37, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2020, worden de woorden ", zijn vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon, zijn vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT"" ingevoegd tussen de woorden "zijn seizoenarbeidersvergunning" en de woorden "of zijn EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene".

    Art. 11. In artikel 39 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 februari 2015, wordt aangevuld met een paragraaf 8, luidende:

    " § 8. De vreemdeling die in België als binnen een onderneming overgeplaatste persoon verblijft en die gebruik maakt van zijn recht op mobiliteit naar een andere lidstaat, kan terugkeren naar België voor zover zijn vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon, nog geldig is.".

    Art. 12. In artikel 69duodecies, § 9, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 24 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  27. in het eerste lid worden de woorden "of, indien dat later is, binnen de drie maanden na de indiening van de aanvraag voor de status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord" geschrapt;

  28. in het artikel worden tussen het eerste en het tweede lid drie leden ingevoegd, luidende:

    " Indien de aanvraag werd ingediend na 1 oktober 2021 en niet alle vereiste bewijsstukken werden voorgelegd binnen de drie maanden na de indiening van de aanvraag voor de status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag voor een status als begunstigde van het terugtrekkingsakkoord zonder hem een bevel af te geven door middel van een document overeenkomstig het model van de bijlage 59.

    In dit geval beschikt de aanvrager over een bijkomende termijn van een maand om de vereiste documenten over te leggen. Deze bijkomende termijn van een maand begint te lopen vanaf de kennisgeving van de in het eerste lid bedoelde bijlage 59.

    Indien de aanvrager nog altijd de vereiste documenten binnen de bijkomende termijn van een maand bedoeld in het eerste lid, niet heeft voorgelegd, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 59.";

  29. Het vroegere tweede lid, dat het vijfde lid wordt, worden de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT