Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, de 9 mai 2021

Artikel 1. In artikel 106bis van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2016 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 2018, worden de woorden ", of in pleegouderverlof, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 109quater" ingevoegd tussen de woorden "artikel 109ter" en de woorden "een uitkering".

Art. 2. In artikel 109bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :

" § 1. De verzekerde bedoeld in artikel 110, § 1, a), heeft voor de werkdagen tijdens het vaderschapsverlof bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst die in dat verband op hem van toepassing is, recht op een uitkering vanaf de 4de dag tot en met de 10de dag van het verlof.

De verzekerde bedoeld in artikel 110, § 1, a), op wie de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn heeft recht voor de werkdagen van het vaderschapsverlof bedoeld in artikel 30, § 2, van deze wet op een uitkering vanaf de 4de dag tot en met de 15de dag van het verlof. Voor de geboortes die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023, wordt de uitkering vanaf de 4de dag tot en met de 20ste dag van het verlof toegekend."

Art. 3. In artikel 109ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :

" § 1. De verzekerde bedoeld in artikel 110, § 1, a), heeft voor de werkdagen tijdens het adoptieverlof bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst die in dat verband op hem van toepassing is, recht op een uitkering vanaf de 4de dag van het verlof tot en met maximum de 6de week van het verlof, indien het kind de leeftijd van 3 jaar niet bereikt heeft, en tot en met maximum de 4de week van het verlof, indien het kind de leeftijd van 3 jaar bereikt heeft. De maximumduur wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct of een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

De verzekerde bedoeld in artikel 110, § 1, a), op wie de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn, heeft recht op een uitkering voor de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT