Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen in de hoedanigheid van seizoenarbeider betreft, de 23 mars 2020

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van:

1° de richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven;

2° de richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider.

Art. 2. Artikel 1, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd en hernummerd door het koninklijk besluit van 22 november 1996 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 november 2018 en 6 juni 2019, wordt aangevuld met de punten 10° en 11°, luidende:

" 10° seizoenarbeider: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 12, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

11° seizoenarbeidersvergunning: het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister overeenkomstig het model in bijlage 6, dat de vermelding " seizoenarbeider ", bevat en dat aantoont dat een onderdaan van een derde land gemachtigd is om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven om er in de hoedanigheid van seizoenarbeider te werken. ".

Art. 3. In artikel 1/1/1, § 1, 2°, a), van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 juni 2016 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 juli 2018, 12 november 2018 en 6 juni 2019, worden de woorden " en 11°, van de wet " vervangen door de woorden " , 11° en 12°, van de wet ".

Art. 4. In artikel 1/2/1, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 12 november 2018 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in paragraaf 1 worden de woorden " in artikel 61/25-1 of in artikel 61/26 van de wet " vervangen door de woorden " in artikel 61/25-1, 61/26 of 61/29-4 van de wet " en de woorden " artikel 1/1, § 2, 8°, 10 of 11°, van de wet " vervangen door de woorden " artikel 1/1, § 2, 8°, 10°, 11° of 12°, van de wet ";

2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden " bedoeld in artikel 61/25-1 of artikel 61/26 van de wet " ingevoegd tussen de woorden " van de verblijfsaanvraag " en de woorden " vaststelt ";

3° in paragraaf 3 wordt een tweede lid ingevoegd, luidende:

" Overeenkomstig artikel 61/29-4, § 6, van de wet brengt de Minister of zijn gemachtigde, indien hij tijdens het onderzoek van de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/29-4, van de wet, vaststelt dat het bedrag van de bijdrage niet of gedeeltelijk werd betaald, de onderdaan van een derde land hiervan op de hoogte en vraagt hij hem om het verschuldigde bedrag te betalen. De vraag om betaling wordt ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de behandelingstermijn van de aanvraag aan de onderdaan van een derde land gericht. De betrokkene beschikt over een termijn van tien dagen om het bewijs van betaling van het verschuldigde bedrag voor te leggen. ";

4° in paragraaf 3, derde lid, dat het nieuwe vierde lid geworden is, wordt vervangen als volgt: "De termijn waarover de onderdaan van een derde land beschikt om het bewijs van betaling voor te leggen, begint te lopen op de dag na de dag van de kennisgeving van de in het derde lid bedoelde beslissing".

5° in paragraaf 4 worden de woorden " Overeenkomstig artikel 61/25-5, § 3, tweede lid, of artikel 61/27-4, § 3, tweede lid, van de wet, " vervangen door de woorden " Overeenkomstig artikel 61/25-5, § 3, tweede lid, 61/27-4, § 3, tweede lid, of 61/29-8, § 2, eerste lid, 5°, van de wet, ".

Art. 5. Artikel 14, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 november 1996, wordt vervangen als volgt:

" Art. 14. Tenzij in dit besluit anders is bepaald, wordt de beslissing tot terugdrijving die in toepassing van de wet genomen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 11 aan de betrokkene betekend. ".

Art. 6. In artikel 25/2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt:

" § 5. Dit artikel is niet van toepassing:

1° op de vreemdelingen die een aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 10bis van de wet indienen;

2° op de onderdanen van een derde land die een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/25-1 van de wet, op basis van artikel 61/25-2, § 2, van de wet, indienen;

3° op de onderdanen van een derde land die een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/26 van de wet, op basis van artikel 61/27-1, §§ 2 of 3, van de wet, indienen;

4° op de onderdanen van een derde land die gemachtigd worden om, in de hoedanigheid van seizoenarbeider, voor een maximale duur van negentig dagen op het grondgebied te verblijven en die, overeenkomstig artikel 61/29, § 5, eerste en derde lid, van de wet, een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/29-4, van de wet, indienen. ".

2° de paragrafen 6 en 7 worden opgeheven.

Art. 7. In hetzelfde besluit wordt de titel van hoofdstuk IV van Titel I bis, vervangen door het koninklijk besluit van 15 augustus 2012 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 februari 2015, vervangen als volgt:

" Hoofdstuk IV- Geldigheid, vernieuwing en intrekking van verblijfstitels. ".

Art. 8. In artikel 31 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november 2018 en 6 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in paragraaf 1 worden de woorden " de seizoenarbeidersvergunning " ingevoegd tussen de woorden " de gecombineerde vergunning " en de woorden " de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie ";

2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:

" Overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 is de geldigheidsduur van de seizoenarbeidersvergunning die en het visum lang verblijf dat met toepassing van artikel 61/29-7, § 2, van de wet afgegeven wordt gelijk aan de duur van de machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van seizoenarbeider. ".

Art. 9. In artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november 2018 en 6 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:

" § 1. Onder voorbehoud van het tweede, derde en vierde lid moet de vreemdeling zich tussen de veertigste en de dertigste dag voor de vervaldatum van zijn verblijfs-of vestigingsvergunning of van zijn EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbieden om de vernieuwing van zijn verblijfs- of vestigingsvergunning of van zijn EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene aan te vragen.

De onderdaan van een derde land die een aanvraag tot vernieuwing van zijn toelating tot arbeid heeft ingediend, op basis van artikel 61/25-1 van de wet, en wiens gecombineerde vergunning gedurende de vernieuwingsprocedure verstrijkt, moet zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbieden, met het oog op de afgifte van een voorlopig verblijfsdocument, overeenkomstig paragraaf 5.

De onderdaan van een derde land die een aanvraag tot vernieuwing van zijn toelating tot arbeid heeft ingediend, op basis van artikel 61/26 van de wet, en wiens Europese blauwe kaart tijdens de vernieuwingsprocedure verstrijkt, moet zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbieden, met het oog op de afgifte van een voorlopig verblijfsdocument, overeenkomstig paragraaf 6.

De onderdaan van een derde land die een aanvraag tot vernieuwing van zijn toelating tot arbeid heeft ingediend op basis van artikel 61/29-5 van de wet, en wiens seizoenarbeidersvergunning die of visum lang verblijf dat zijn verblijf dekt tijdens de vernieuwingsprocedure, verstrijkt, moet zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbieden, met het oog op de afgifte van een voorlopig verblijfsdocument, overeenkomstig paragraaf 7. ";

2° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt:

" § 5. In het in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde geval, indien de bevoegde gewestelijke overheid en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat waren voor het verstrijken van de geldigheid van de gecombineerde vergunning een beslissing te nemen over de aanvraag tot vernieuwing, stelt de burgermeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest conform het model in bijlage 49, na voorlegging van zijn verstreken gecombineerde vergunning en van het document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk en volledig is.

Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is vanaf de datum van de kennisgeving van de ontvankelijkheid en volledigheid van de aanvraag dertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode worden verlengd. ";

3° er wordt een paragraaf 5bis ingevoegd, luidende:

" § 5bis. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag voor een toelating tot arbeid indient op basis van artikel 61/25-1 van de wet, terwijl hij op basis van een arbeidskaart B, die voor 24 december 2018 werd afgegeven, gemachtigd is om met het oog op werk meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven, stelt de burgemeester van zijn verblijfplaats of zijn gemachtigde hem, op zijn verzoek, in het bezit van een voorlopig verblijfsdocument conform het model in bijlage 49, voor zover hij de volgende zaken voorlegt:

1° een geldige verblijfstitel, of het bewijs dat hij over een dergelijke verblijfstitel beschikte toen hij zijn aanvraag voor een toelating tot arbeid indiende;

2° een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT