Koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 101 en 103/2 en tot vervanging van de bijlage 29 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, de 23 avril 2018

Artikel 1. Het huidige besluit zet de richtlijn 2016/801/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, gedeeltelijk om.

Art. 2. Artikel 101 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en van 15 augustus 2012, wordt vervangen als volgt:

" Art. 101. § 1. De vreemdeling die op basis van artikel 58 van de wet gemachtigd is om in België te verblijven in de hoedanigheid van een student moet zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanmelden om de vernieuwing van zijn verblijfsvergunning aan te vragen, uiterlijk 15 dagen vóór de vervaldatum van zijn verblijfsvergunning.

§ 2. Bij de aanvraag tot vernieuwing van zijn verblijfsvergunning, legt de vreemdeling de volgende documenten voor:

  1. een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel;

  2. het bewijs van inschrijving aan een onderwijsinstelling;

  3. het bewijs dat hij beschikt over een ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt;

  4. het bewijs dat hij voldoende middelen van bestaan bezit, overeenkomstig artikel 60 van de wet;

  5. het standaardformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister, ingevuld door de onderwijsinstelling waarbij er wordt aangegeven voor hoeveel credits hij geslaagd is in het voorgaande academiejaar, alsook hoeveel credits hij in totaal heeft verworven in zijn huidige opleiding.

    De verbintenis tot tenlasteneming, bedoeld in artikel 60, lid 1, 2°, van de wet, moet in overeenstemming zijn met het model van bijlage 32.

    § 3. Indien de vreemdeling niet de vereiste documenten overlegt, zoals voorzien in paragraaf 2, verzoekt de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling om de ontbrekende documenten binnen een termijn van 15 dagen over te leggen.

    Indien de vreemdeling de ontbrekende documenten niet binnen de in het eerste lid vermelde termijn overlegt, verklaart de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag tot vernieuwing onontvankelijk. De beslissing tot onontvankelijkheid is opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 29. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze beslissing aan de betrokkene.

    De burgemeester of zijn gemachtigde maakt een kopie van de beslissing tot onontvankelijkheid over aan de gemachtigde van de minister.

    § 4. Indien de vreemdeling zijn aanvraag tot vernieuwing heeft ingediend overeenkomstig de eerste paragraaf en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat was over deze aanvraag een beslissing te nemen voor het verstrijken van de verblijfsvergunning waarvan hij houder is, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest overeenkomstig het model van bijlage 15.

    Dit attest dekt voorlopig het verblijf van de vreemdeling op het grondgebied van het Koninkrijk. Het attest is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden."

    Art. 3. Artikel 103/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 december 1996, wordt vervangen als volgt:

    "Art. 103/2. § 1. Onder voorbehoud van artikel 61, § 1, leden 2, 3 en 4, van de wet, kan de Minister de vreemdeling die op basis van artikel 58 van de wet gemachtigd is om in België te verblijven in de hoedanigheid van een student die, rekening houdend met de resultaten, zijn studies op overdreven wijze verlengt, het bevel geven om het grondgebied te verlaten wanneer:

  6. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een graduaats- of bacheloropleiding te volgen en hij na de eerste twee jaren van zijn studie niet minstens 45 credits behaalde;

  7. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een graduaats- of bacheloropleiding te volgen en hij na zijn derde jaar van de studie niet minstens 90 credits behaalde;

  8. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een bacheloropleiding te volgen en hij na zijn vierde jaar van de studie niet minstens 135 credits behaalde;

  9. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een graduaatsopleiding van 90 of 120 studiepunten te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na respectievelijk drie of vier jaar van zijn studie;

  10. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een bacheloropleiding van 180 of 240 studiepunten te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na respectievelijk vijf of zes jaar van zijn studie;

  11. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een voortgezette bacheloropleiding ("bachelor na bachelor") van 60 studiepunten te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na twee jaar van zijn studie;

  12. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een masteropleiding, al dan niet gecombineerd met een schakel- of voorbereidingsprogramma te volgen, en hij na het tweede jaar van zijn studie niet minstens 60 credits behaalde;

  13. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een masteropleiding, al dan niet gecombineerd met een schakel- of voorbereidingsprogramma te volgen, en hij na het derde jaar van zijn studie niet minstens 120 credits behaalde;

  14. hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een masteropleiding van 60, 120 of 180 studiepunten te volgen, en hij deze niet met vrucht beëindigde na respectievelijk twee, drie of vier jaar van zijn studie.

    Voor de toepassing van het eerste lid, 1° tot 9°, moeten de termen graduaat, bachelor, master, voorbereidings- en schakelprogramma, credits en studiepunten, begrepen worden conform de decreten van de bevoegde Gemeenschap betreffende de regeling van het hoger onderwijs.

    Voor de toepassing van het eerste lid, punt 9°, in het geval een masteropleiding gepaard gaat met een schakelprogramma of voorbereidingsprogramma vanaf 30 studiepunten, wordt de termijn waarbinnen zijn verblijf kan worden beëindigd verlengd met één extra studiejaar.

    § 2. Voor de toepassing van het eerste paragraaf, wordt voor de beoordeling van het aantal credits enkel rekening gehouden met:

  15. de credits verworven in de huidige opleiding;

  16. de behaalde credits uit voorafgaande opleidingen waarvoor in de huidige opleiding een vrijstelling werd verleend.

    Er wordt eveneens rekening gehouden met de bindende studievoorwaarden, opgelegd door de instelling van hoger onderwijs en waarvan de student of de onderwijsinstelling geldig het bewijs kan leveren.

    § 3. De Minister of zijn gemachtigde kan aan de student of aan de onderwijsinstelling bij welke de student is of was ingeschreven, alle informatie of documenten vragen die nuttig zijn voor de toepassing van dit artikel."

    Art. 4. Bijlage 29, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de bijlage die aan dit besluit is toegevoegd.

    Art. 5. § 1. Dit besluit is van toepassing op de vreemdelingen die, op grond van artikel 58 van de wet, gemachtigd zijn om in de hoedanigheid van student op het grondgebied te verblijven, onder voorbehoud van de in paragraaf 2 voorziene afwijkingen.

    § 2. Aan de vreemdelingen die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, tijdens de academiejaren 2017-2018 en 2018-2019 reeds tot een verblijf in de hoedanigheid van student gemachtigd zijn, kan de Minister het bevel om het grondgebied te verlaten geven omdat ze hun studies, rekening houdend met de resultaten, op overdreven wijze verlengen, en dit in de gevallen die voorzien worden in artikel 103/2, zoals het voor de inwerkingtreding van dit besluit was opgesteld.

    Wanneer de vreemdeling tijdens het academiejaar 2018-2019 een aanvraag voor verlenging van het verblijf indient om tijdens het academiejaar 2019-2020 studies te kunnen volgen, kan de Minister hem, in afwijking van het eerste lid, het bevel geven om het grondgebied te verlaten omdat hij zijn studies, rekening houdend met de resultaten, op overdreven wijze verlengt, en dit in de gevallen die voorzien worden door artikel 103/2, zoals het door artikel 3 werd vervangen.

    Art. 6. De minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

    BIJLAGE.

    Art. N.

    ( Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-05-2018, p. 40786 )

    Handtekening

    Gegeven te Brussel, 23 april 2018.

    FILIP

    Van Koningswege :

    De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,

    J. JAMBON

    De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,

    Th. FRANCKEN

    Aanhef

    FILIP, Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

    Gelet op het artikel 108 van de Grondwet;

    Gelet op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, artikel 13, § 2, lid 2, vervangen bij de wet van 8...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT