Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 24bis en artikel 34 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, de 19 décembre 2017

Artikel 1. In artikel 24bis, eerste lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. een punt 6bis wordt tussen de punten 6 en 7 ingevoegd, luidende :

    "6bis. Voor de kalenderjaren na 31 december 2016 wordt voor de toepassing van artikel 34, § 1, A, 1°, in afwijking van punt 1, het fictief loon dat betrekking heeft op de perioden tijdens welke de werknemer zich in de tweede vergoedingsperiode, zoals gedefinieerd in de bijlage bij artikel 114, § 1, tweede lid van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 bevindt, beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het voormeld koninklijk besluit van 23 december 1996.

    De in het eerste lid bedoelde beperking is niet van toepassing als de eerste vergoedingsperiode, gedefinieerd in de bijlage bij artikel 114, § 1, tweede lid van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, ten vroegste in het jaar van de 50ste verjaardag begint.";

  2. een punt 7bis wordt tussen de punten 7 en 8 ingevoegd, luidende :

    "7bis . Voor de kalenderjaren na 31 december 2016 wordt voor de toepassing van artikel 34, § 1, A, 4°, in afwijking van punt 1 en punt 7, het fictief loon dat betrekking heeft op perioden van brugpensioen of van werkloosheid met bedrijfstoeslag, beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het voormeld koninklijk besluit van 23 december 1996.

    De in het eerste lid bedoelde beperking is niet van toepassing op :

  3. de perioden van werkloosheid met bedrijfstoeslag bedoeld in hoofdstuk VII van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007 of de perioden van brugpensioen bedoeld in afdeling 3 van het voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992;

  4. de perioden van werkloosheid met bedrijfstoeslag bedoeld in artikel 3, §§ 1, 3 en 6, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007;

  5. de personen die zich op 31 december 2016 al onder het stelsel van brugpensioen of werkloosheid met bedrijfstoeslag bevonden;

  6. de personen die voor 20 oktober 2016 ontslagen werden om onder het stelsel van brugpensioen of werkloosheid met bedrijfstoeslag te vallen.";

  7. een punt 8bis wordt tussen de punten 8 en 9 ingevoegd, luidende :

    "8bis. Voor de kalenderjaren na 31 december 2016 wordt voor de toepassing van artikel 34, § 1, A, 1°, in afwijking van punt 1 en punt 8, het fictief loon dat betrekking heeft op de perioden tijdens dewelke aan de werknemer de aanvullende vergoedingen op sociale uitkeringen bedoeld in artikel 114, 3°, a), van de voormelde wet van 27 december 2006 worden uitbetaald, beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het voormeld koninklijk besluit van 23 december 1996."

    Art. 2. Artikel 34, § 2, 1, eerste lid van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001, wordt aangevuld met de volgende zin :

    "De perioden van volledige werkloosheid, brugpensioen en werkloosheid met bedrijfstoeslag en de perioden tijdens dewelke aan de werknemer de aanvullende vergoedingen op sociale uitkeringen bedoeld in artikel 114, 3°, a), van de voormelde wet van 27 december 2006 uitbetaald worden, worden slechts gelijkgesteld tot en met het 14 040ste dagequivalent van de globale beroepsloopbaan, zoals gedefinieerd in artikel 10bis, § 2bis, 3° van het voormelde koninklijk besluit nr. 50."

    Art. 3. Artikel 34, § 2, 1, eerste lid, van voormeld koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers zoals van kracht voor zijn wijziging door het artikel 2 van dit besluit, is van toepassing op de werknemers waarvan de globale beroepsloopbaan, zoals gedefinieerd in artikel 10bis, § 2bis, 3° van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, 14 040 voltijdse dagequivalenten bereikt voor 1 september 2017.

    Art. 4. De werknemers waarvan de globale beroepsloopbaan, zoals gedefinieerd in het artikel 10bis, § 2bis, 3° van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, 14 040 voltijdse dagequivalenten bereikt en die niet voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden van het vervroegd rustpensioen voorzien in artikel 4, §§ 1 tot en met 3ter van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen, genieten van de toepassing van artikel 34, § 2, 1, eerste lid, van voormeld koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers zoals van kracht voor zijn wijziging door artikel 2 van dit besluit, tot de voorwaarden van het vervroegd pensioen vervuld zijn.

    Art. 5. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2019 ingaan, met uitzondering van de overlevingspensioenen berekend op basis van rustpensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 december 2018 ingegaan zijn.

    Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

    Art. 7. De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

    Handtekening

    Gegeven te Brussel, 19 december 2017.

    FILIP

    Van Koningswege :

    De Minister van Pensioenen,

    D. BACQUELAINE

    Aanhef

    FILIP, Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

    Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 8;

    Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;

    Gelet op de adviezen van het Beheerscomité van de Federale Pensioendienst, gegeven op 9 januari 2017 en op 27 november 2017;

    Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juli 2017 en op 9 oktober 2017;

    Gelet op de akkoordbevindingen van de Minister van Begroting, gegeven op 20 juli 2017 en 13 oktober 2017;

    Gelet op de adviezen nr. 62.028/1/V en nr. 62.309/1 van de Raad van State, gegeven op 31 augustus 2017 en op 13 november 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

    Op de voordracht van de Minister van Pensioenen,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Verslag aan de Koning

    VERSLAG AAN DE KONING

    Sire,

    Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft als doel om diverse wijzigingen aan te brengen aan de pensioenreglementering van de werknemers en dit meer bepaald door een herziening van de impact van bepaalde inactiviteitsperioden op het pensioen van de werknemer.

    1. Opzet van het koninklijk besluit

      Het opzet van het voorliggend besluit is in de pensioenreglementering van de werknemers arbeid beter te belonen.

      Het wijzigt daarom de regels rond het fictieve loon waarvoor bepaalde inactiviteitsperioden, die in de pensioenreglementering van de werknemers wel gelijkgesteld kunnen worden met perioden van tewerkstelling (hierna : de gelijkgestelde perioden), in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van het pensioenbedrag en beperkt daarnaast de mogelijkheden om op het einde van de loopbaan bepaalde inactiviteitsperioden in de pensioenreglementering van de werknemers nog gelijk te stellen met perioden van tewerkstelling.

      Wijziging van de regels rond het fictieve loon waarvoor bepaalde gelijkgestelde perioden in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van het pensioenbedrag :

      Het voorliggend besluit voorziet allereerst in een wijziging van de regels rond het fictieve loon waarvoor bepaalde gelijkgestelde perioden in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van het pensioenbedrag.

      Concreet gaat het om de volgende gelijkgestelde perioden :

      o de onvrijwillige werkloosheid;

      o het brugpensioen;

      o het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;

      o het pseudo brugpensioen.

      Voor deze gelijkgestelde perioden is ervoor gekozen om het pensioen niet altijd meer te berekenen op basis van het normaal fictief loon, maar in bepaalde gevallen op basis van het referteloon dat als basis dient om het minimumrecht per loopbaanjaar te berekenen, hetgeen hierna verder verduidelijkt zal worden. Dit gebeurt enkel wanneer het referteloon lager ligt dan het normaal fictief loon. Wanneer het normaal fictief loon lager ligt dan het referteloon, wordt het pensioen berekend op het normaal fictief loon.

      Hiervoor voorziet het koninklijk besluit in diverse wijzigingen aan het artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967.

      Ter herinnering, het normaal fictief loon heeft als basis :

      o het dagelijks gemiddelde van de werkelijke, forfaitaire en fictieve lonen met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar;

      o of bij gebrek aan deze refertegegevens, het dagelijks gemiddelde van de werkelijke en forfaitaire lonen met betrekking tot het lopende kalenderjaar;

      o of nog, bij ontstentenis van dergelijk loon voor het lopende jaar, het dagelijks gemiddelde van de lonen met betrekking tot het eerste jaar dat volgt op de periode van inactiviteit en waarin arbeidsprestaties als werknemer werden verricht.

      Dit normaal fictief loon moet onderscheiden worden van het fictief loon dat hierna het "beperkt fictief loon" genoemd wordt. Dit loon stemt overeen met het referteloon dat in aanmerking genomen wordt om het minimumrecht per loopbaanjaar, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 te bepalen.

      Met de voorliggende hervorming zet de regering een eerste hervorming voort die door het koninklijk besluit van 27 februari 2013 tot uitvoering van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT