Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de diensten enquêtes bij de vaste comités P en I en van het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, de 9 avril 2017

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de Diensten Enquêtes bij de Vaste Comités P en I en van het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidende :

"Art. 14bis. Onverminderd andersluidende gemotiveerde individuele beslissingen getroffen door de ambtenaren bedoeld in artikel 16, kan de Minister, bij bovenlokale fenomenen, de machtiging bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, en de bijzondere richtlijnen bedoeld in artikel 14 op éénvormige wijze en bij voorrang geven en uitvaardigen voor het geheel of een deel van de personeelsleden van de geïntegreerde politie.".

Art. 2. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Handtekening

Gegeven te Brussel, 9 april 2017.

FILIP

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,

J. JAMBON

Aanhef

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 141, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de Diensten Enquêtes bij de Vaste Comités P en I en van het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie;

Gelet op het advies van de Minister van Justitie van 16 augustus 2016;

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 395/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 28 september 2016;

Overwegende dat het advies van de Raad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn is gegeven en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op advies nr. 60.860/2 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, artikel 27;

Overwegende het koninklijk besluit van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, de artikelen 1 en 2;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Verslag aan de Koning

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de minister van Binnenlandse Zaken de bevoegdheid te geven om aan het geheel van de operationele personeelsleden van de geïntegreerde politie de machtiging te geven hun bewapening buiten de geplande diensturen te bezitten, te dragen en te vervoeren, teneinde snel en op een veralgemeende en uniforme wijze adequaat te kunnen reageren bij bovenlokale fenomenen, waaronder kan worden verstaan een permanente dreiging voor de politiemensen of in geval van noodzaak teneinde hen, te allen tijde en in elke situatie, op een optimale manier te laten reageren, eveneens wanneer zij niet met geplande dienst zijn.

Volgens de bestaande regelgeving kunnen politiemensen worden gemachtigd hun bewapening buiten de geplande diensturen te bezitten, te dragen en te vervoeren, hetzij omdat ze de woon-werkverplaatsing in uniform maken en zo het veiligheidsgevoel van de burger helpen verhogen (`meer blauw op straat'), hetzij omdat het bezit, de dracht en het vervoer worden gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden verbonden aan de uitoefening van het politieambt, bijvoorbeeld wanneer het personeelslid of zijn familie bedreigd wordt of wanneer deze bereikbaar en terugroepbaar is.

De bevoegdheid voor het verlenen van die machtiging tot bezit, dracht en vervoer buiten de dienst berust momenteel bij de korpschef voor de lokale politie en de commissaris-generaal of de directeurs-generaal voor de federale politie.

De geweldpleging tegen twee politieagenten in de politiezone Charleroi van 6 augustus 2016 bevestigt dat de politiediensten een bijzonder doelwit van terroristen zijn. In Frankrijk werden politieagenten in hun woning gedood, wat aantoont dat politiemensen niet alleen op hun werkplek bedreigd worden.

In de huidige veiligheidscontext is het dus noodzakelijk dat de politiemensen hun veiligheid en die van hun omgeving op efficiënte wijze kunnen verzekeren.

Die context vereist bovendien te allen tijde een verhoogde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT