Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3, § 2 van de wet van 15 september 2013 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden, de 9 octobre 2014

Afdeling I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. ambtenaar : elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald;

  2. federale dienst : een federale overheidsdienst of een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging alsook de diensten die ervan afhangen of een van de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;

  3. federaal openbaar ambt : het geheel van de federale diensten;

  4. functionele chef : de ambtenaar die, onder de verantwoordelijkheid van de hiërarchische meerdere van een personeelslid, een rechtstreekse gezagsrelatie heeft ten aanzien van deze laatste bij het dagelijks uitoefenen van zijn ambt;

  5. hiërarchische meerdere : de ambtenaar aan wie de directeur-generaal of, bij afwezigheid, de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de verantwoordelijkheid over een dienst of over een team heeft toegekend en die dientengevolge rechtstreeks gezag uitoefent over de personeelsleden van die dienst of van dat team;

  6. integriteitsmanagement : de uitvoering van het federale beleid inzake preventieve integriteitsbewaking (integriteitsbeleid) in het federaal openbaar ambt ;

  7. leidend ambtenaar : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit;

  8. mandaathouder : de ambtenaar die een management- of een staffunctie uitoefent in het kader van een mandaat van bepaalde duur;

  9. personeelslid : elke werknemer te werk gesteld door een federale dienst;

  10. wet van 15 september 2013 : de wet van 15 september 2013 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden.

    Afdeling II. De organisatie en werking

    Art. 2. § 1. Overeenkomstig artikel 3, § 2, tweede lid van de wet van 15 september 2013 heeft elke federale dienst per taalrol één of meerdere vertrouwenspersonen integriteit als meldpunt.

    Het totaal aantal vertrouwenspersonen per federale dienst moet voldoende zijn in verhouding tot het aantal personeelsleden en afgestemd zijn op de gemakkelijke bereikbaarheid door de personeelsleden van de vertrouwenspersonen integriteit.

    § 2. De vertrouwenspersoon integriteit hangt functioneel af van de leidend ambtenaar van de federale dienst waarin hij handelt in het kader van zijn functie als vertrouwenspersoon.

    § 3. De leidend ambtenaar :

  11. waarborgt dat de vertrouwenspersoon integriteit zijn functie doeltreffend en onafhankelijk kan uitoefenen door hem :

    1. te beschermen tegen ongepaste beïnvloeding en/of druk van elkeen, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, in het bijzonder wat betreft de druk voor het verkrijgen van informatie die verband houdt of kan houden met de uitoefening van zijn functie;

    2. de nodige middelen ter beschikking te stellen om zijn functie op volledig vertrouwelijke manier te kunnen uitoefenen;

    3. de nodige tijd te laten besteden aan de uitoefening van zijn functie;

    4. alle nodige contacten te laten onderhouden voor de uitoefening van zijn functie;

    5. de nodige vaardigheden, competenties en kennis te laten verwerven en/of te verbeteren die nodig zijn voor de uitoefening van zijn functie.

  12. draagt in zijn federale dienst en in het kader van zijn integriteitsmanagement, actief en herhaaldelijk het bestaan, de identiteit, de beschikbaarheid, de bereikbaarheid en de opdracht van de vertrouwenspersonen integriteit uit.

    § 4. De leidende ambtenaar van de federale overheidsdienst belast met de preventieve integriteitsbewaking of zijn afgevaardigde verzekert de basisopleiding van de vertrouwenspersonen integriteit. De inhoud van de basisopleiding wordt vooraf overlegd met de federale ombudsmannen.

    § 5. De leidende ambtenaar van de federale overheidsdienst belast met de preventieve integriteitsbewaking of zijn afgevaardigde richt in zijn federale dienst een Netwerk Vertrouwenspersonen Integriteit op, na voorafgaand overleg met de federale ombudsmannen.

    Eén vertrouwenspersoon integriteit per taalrol vertegenwoordigt de federale dienst waarin hij handelt in het kader van zijn functie als vertrouwenspersoon in het Netwerk Vertrouwenspersonen Integriteit.

    De federale ombudsmannen of hun vertegenwoordigers worden uitgenodigd op de vergaderingen van het Netwerk Vertrouwenspersonen Integriteit.

    De opdracht, de werking en de organisatie van het Netwerk Vertrouwenspersonen Integriteit worden opgenomen in een huishoudelijk reglement dat wordt opgesteld door de leidend ambtenaar, of zijn afgevaardigde, van de federale overheidsdienst belast met de preventieve integriteitsbewaking, in overleg met de federale ombudsmannen.

    § 6. Voor de optimale samenwerking tussen de ondertekende partijen en de doeltreffende werking van het meldingssysteem, worden in een protocol alle kwesties en aangelegenheden inzake de concrete uitoefening van de bevoegdheden van elk van de ondertekenende partijen, zoals die voortvloeien uit de algemene strekking van de wet van 15 september 2013, vastgelegd.

    Het protocol wordt opgesteld door de federale ombudsmannen in overleg met de leidend ambtenaar van de federale overheidsdienst belast met de preventieve integriteitsbewaking of zijn afgevaardigde.

    Het protocol wordt afgesloten tussen en ondertekend door de leidend ambtenaar van een federale dienst, de vertrouwensperso(o)n(en) integriteit in zijn federale dienst en de federale ombudsmannen.

    Afdeling III. De functie van de vertrouwenspersoon integriteit : rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden

    Art. 3. Onverminderd de opdrachten van de vertrouwenspersoon integriteit zoals bedoeld in de wet van 15 september 2013, heeft de vertrouwenspersoon integriteit onder meer ook de opdracht :

  13. de personeelsleden adviseren over alle relevante aspecten van een melding van een veronderstelde integriteitsschending,

  14. de personeelsleden begeleiden die (overwegen) een veronderstelde integriteitsschending (te) melden,

  15. de personeelsleden informeren over zijn functie, rol, taken en manier van werken,

  16. de personeelsleden doorverwijzen naar de bevoegde instantie als de veronderstelde integriteitsschending, overeenkomstig de wet van 15 september 2013, niet tot de bevoegdheid van de vertrouwenspersoon integriteit behoort,

  17. luisteren, als aanspreekpunt en eerste opvang, naar de personeelsleden die (overwegen) een veronderstelde integriteitsschending (te) melden,

  18. registreren en een jaarlijks geanonimiseerd verslag uitbrengen aan de Minister van Ambtenarenzaken, de Minister belast met de preventieve integriteitsbewaking en de federale ombudsmannen over de (veronderstelde) integriteitsschendingen waarmee de vertrouwenspersoon integriteit in de uitoefening van zijn functie wordt geconfronteerd.

    De vertrouwenspersoon integriteit oefent zijn functie en opdrachten uit in alle fasen van het meldingsproces in alle vertrouwelijkheid.

    Afdeling IV. De selectie en de aanstelling van de vertrouwenspersoon integriteit

    Art. 4. § 1. De vertrouwenspersoon integriteit wordt aangesteld op basis van een vergelijkende selectie.

    § 2. Om deel te nemen aan de vergelijkende selectie voor de functie van vertrouwenspersoon integriteit moeten de kandidaten de hoedanigheid van ambtenaar hebben en vijf jaar diensten verricht hebben in de hoedanigheid van ambtenaar in de federale dienst waar de functie van vertrouwenspersoon integriteit zal worden uitgeoefend.

    § 3. De kandidaten voor een functie van vertrouwenspersoon integriteit moeten over de competenties en de vaardigheden beschikken die worden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven functie van vertrouwenspersoon integriteit.

    § 4. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnen de federale diensten te begeven functie van vertrouwenspersoon integriteit worden bepaald door de leidend ambtenaar,, van de federale overheidsdienst belast met de preventieve integriteitsbewaking, in overleg met de leidend ambtenaar,, van de federale overheidsdienst belast met ambtenarenzaken en de federale ombudsmannen.

    § 5. De kandidaturen worden ingediend bij de leidend ambtenaar van de federale dienst waar de functie van vertrouwenspersoon integriteit te begeven is.

    § 6. De leidend ambtenaar van de federale dienst waar de functie van vertrouwenspersoon integriteit te begeven is, onderzoekt de toelaatbaarheid van de kandidaturen op basis van de toelatingsvoorwaarden van artikel 4, § 2.

    § 7. De kandidaturen die ontvankelijk worden verklaard door de leidend ambtenaar van de federale...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT