Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 6 mei 1999 tot uitvoering van artikel 26, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, de 30 octobre 2018

Artikel 1. Het koninklijk besluit van 6 mei 1999 tot uitvoering van artikel 26, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2010, wordt opgeheven.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 3. De minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Handtekening

Gegeven te Ciergnon, 30 oktober 2018.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,

K. GEENS

De Minister van Financiën,

J. VAN OVERTVELDT

Aanhef

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, de artikelen 190 en 192;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1999 tot uitvoering van artikel 26, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2010;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 april 2018 en het advies van de Inspecteur van Justitie gegeven op 19 april 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 10 september 2018;

Gelet op advies 64.256/2 van de Raad van State, gegeven op 8 oktober 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging.

Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Verslag aan de Koning

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit dat door ons ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, heeft tot doel de opheffing van het koninklijk besluit van 6 mei 1999 tot uitvoering van artikel 26, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

  1. Algemene commentaar

    In de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (hierna "de wet van 18 september 2017") werden de objectieve meldplichten voorzien in artikel 26, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme niet gehandhaafd voor casino's, rekening houdende met het feit dat nu :

    -alle exploitanten van kansspelen, zoals beoogd in artikel 5, 33° , van de wet van 18 september 2017 onder haar toepassingsgebied vallen en het geen zin heeft om enkel objectieve meldplichten te voorzien voor casino's;

    - één van de plichten niet meer in overeenstemming is met de beperkingen van het gebruik van contanten, zoals voorzien in artikel 67 van wet van 18 september 2017; en vooral omdat,

    - de inhoud van dit koninklijk besluit niet meer strookt met de risicogebaseerde benadering inzake de uitoefening van de algemene waakzaamheidsverplichtingen zoals voorzien in artikel 19 van de wet van 18 september 2017.

    Niettegenstaande dat dit koninklijk besluit, in toepassing van de artikelen 190 en 192 van de wet van 18 september 2017 niet meer van toepassing is, gezien de inhoud ervan niet meer in overeenstemming is met de inhoud van voornoemde wet, blijft de Cel voor financiële informatieverwerking toch nog meldingen ontvangen in toepassing van voormeld koninklijk besluit.

    Het is derhalve belangrijk voor de rechtszekerheid inzake de melders dat dit koninklijk besluit wordt opgeheven.

    Bovendien wekken objectieve meldplichten de verantwoordelijkheidszin van de melders niet op en zijn deze vooral ook niet langer in lijn met de wettelijke verplichting om de drie algemene waakzaamheidsverplichtingen, zoals voorzien in artikel 19 van de wet van 18 september 2017, op een risicogebaseerde benadering uit te voeren.

    Het gaat meer in het bijzonder om :

    - de verplichting tot identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënten, alsook, in voorkomend geval, van hun lasthebbers en uiteindelijke begunstigden;

    - om de verplichting om de kenmerken van de cliënt en het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie (of van de occasionele verrichting) te beoordelen; en

    - om de verplichting om een voortdurende waakzaamheid aan de dag te leggen ten aanzien van de zakelijke relaties en de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT