Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming, de 29 juin 2018

BOEK I. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Boek 7 van dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn nr 2003/88/EG.

Art. 2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :

  1. de Minister: de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;

  2. de wet van 15 mei 2007: de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

  3. de operationele eenheid: de operationele eenheid van de Civiele Bescherming, vermeld in artikel 153 van de wet van 15 mei 2007;

  4. de Voorzitter: de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken;

  5. de Directeur-generaal: de Directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken;

  6. de Directeur P&O: de Directeur van de Stafdienst P&O van de FOD Binnenlandse Zaken;

  7. de eenheidschef: de ambtenaar die de operationele eenheid leidt;

  8. de directeur operaties van de civiele veiligheid, hierna te noemen "directeur operaties": de leidend ambtenaar van de centrale diensten van de Algemene Directie Civiele Veiligheid belast met de operaties;

  9. de representatieve vakorganisaties: de representatieve vakorganisaties, vermeld in het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van zijn personeel;

  10. het beroepspersoneelslid: het beroepslid van de Civiele Bescherming als vermeld in artikel 155, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007;

  11. het vrijwillig personeelslid: het vrijwillig lid van de Civiele Bescherming als vermeld in artikel 155, derde lid, van de wet van 15 mei 2007;

  12. het personeelslid: de persoon die deel uitmaakt van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming, ongeacht of het een vrijwillig personeelslid of een beroepspersoneelslid is;

  13. het opleidingscentrum voor de civiele veiligheid: opleidingscentrum voor de civiele veiligheid als vermeld in artikel 175/1 van de wet van mei 2007;

  14. het geldelijk statuut: het koninklijk besluit van 29 juni 2018 houdende de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming;

  15. diploma van niveau A, B of C : diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot de functies van niveau A, B of C binnen de federale overheidsdiensten bedoeld in de bijlage bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;

  16. het koninklijk besluit van 19 november 1998: het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;

  17. buitenlandse operationele opdrachten: de operationele opdrachten die het personeelslid uitvoert buiten het Belgische grondgebied en die als dusdanig erkend zijn, ofwel door de voorzitter van de Coördinatieraad van de Belgian First Aid and Support Team, ofwel door de Directeur-generaal;

  18. elke drager met bewijskracht en vaste datum: hetzij verzending langs elektronische weg waarbij de ontvangst ervan door het personeelslid wordt bevestigd; hetzij overhandiging aan het personeelslid in ruil voor een door hem ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;

  19. het koninklijk besluit van 2 oktober 1937: het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

    Art. 3. § 1. Dit statuut is van toepassing op de leden van het beroepspersoneel die geselecteerd werden conform de artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 3 juli 2018 houdende diverse maatregelen betreffende de leden van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming en op de leden van het beroepspersoneel die aangeworven worden in toepassing van de bepalingen van boek 4 van dit besluit.

    § 2. Behoudens tegenstrijdige bepalingen, is dit statuut van toepassing op de vrijwillige personeelsleden die benoemd werden conform het artikel 16 van het koninklijk besluit van 3 juli 2018 houdende diverse maatregelen betreffende de leden van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming en op de leden van het vrijwillige personeel die aangeworven worden in toepassing van de bepalingen van boek 4 van dit besluit.

    Ze bevinden zich in een sui generis statutaire situatie.

    § 3. Dit besluit is eveneens van toepassing op de stagiairs, behoudens andersluidende bepalingen.

    § 4. Onverminderd de toepassing van paragrafen 1, 2 en 3 en behoudens andersluidende bepalingen blijven de personeelsleden onderworpen aan de bepalingen die gelden voor de rijksambtenaren en aan de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

    Art. 4. Wanneer een betrekking als beroeps vacant wordt verklaard door de Voorzitter, beslist hij of deze betrekking ingevuld wordt door aanwerving, door mutatie, door mobiliteit of door bevordering.

    Een betrekking als vrijwilliger wordt vacant verklaard door de Directeur-generaal, die beslist of deze betrekking door aanwerving, door mutatie, door mobiliteit of door bevordering wordt ingevuld.

    Art. 5. De verschillende functies binnen het operationeel kader van de Civiele Bescherming worden ingevuld door het basiskader, het middenkader en het hoger kader :

  20. Het basiskader omvat de graden van sappeur en korporaal;

  21. Het middenkader omvat de graden van onderofficier: sergeant en adjudant;

  22. Het hoger kader omvat de graden van officier: luitenant, commandant, kapitein, majoor en kolonel.

    De graad van commandant is uitdovend.

    De vrijwilligers-specialisten bedoeld in artikel 19, tweede lid, maken geen deel uit van de kaders bedoeld in het eerste lid en zij dragen geen graad.

    Art. 6. Met het oog op de toepassing van artikel 43ter van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, ingevoegd bij de wet van 12 juni 2002, op de ambtenaren van de centrale diensten van de federale overheidsdiensten, bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, worden de verschillende betrekkingen die een trap van de hiërarchie vormen, vastgesteld als volgt:

    Tweede trap: de graden van kolonel en majoor;

    Derde trap: de graad van kapitein.

    Art. 7. Bij gelijkheid in graad wordt het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de grootste anciënniteit in dezelfde graad.

    Ingeval van gelijke graadanciënniteit wordt het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit.

    De directeur operaties staat hiërarchisch boven de eenheidschef.

    De vrijwilligers-specialisten oefenen geen bevelvoering uit.

    Art. 8. Bovenop de operationele opdrachten die hem voorbehouden zijn en conform de functiebeschrijvingen, kan het personeelslid ertoe gehouden worden om administratieve of logistieke opdrachten overeenkomstig zijn competenties in het kader van artikel 11 van de wet van 15 mei 2007 uit te voeren.

    BOEK II. - BIJZONDERE RECHTEN EN PLICHTEN

    Art. 9. Het personeelslid biedt zich, bij het begin van de dienst of bij oproeping wanneer hij van wacht is, niet aan wanneer hij onder invloed van alcohol of drugs of in een soortgelijke toestand verkeert door het gebruik van andere stoffen. Tijdens de dienst gebruikt het eveneens geen alcohol, geen drugs en geen geneesmiddelen die aanleiding geven tot een soortgelijke toestand als bij het gebruik van alcohol of drugs.

    Art. 10. Het personeelslid werkt loyaal mee aan tuchtonderzoeken en aan de vaststelling van eventuele tuchtvergrijpen waarvan het zelf niet het voorwerp is of niet het voorwerp zou kunnen zijn. Het geeft een duidelijk antwoord op de vragen die hem worden gesteld en overhandigt op vraag van de autoriteiten de stukken of goederen die nuttig zijn voor het vaststellen van de waarheid.

    Art. 11. § 1. Het personeelslid draagt zorg voor de kledings- en uitrustingsvoorwerpen, die hem ter beschikking gesteld worden door de operationele eenheid.

    § 2. De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgaanstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden.

    Elk personeelslid in de reglementaire klederdracht is, zelfs buiten de diensturen, onderworpen aan de hiërarchie. Het dragen van het uitgaanstenue buiten de diensturen is onderworpen aan de goedkeuring van de eenheidschef of zijn afgevaardigde.

    § 3. Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer daartoe toelating is verleend door Ons.

    Art. 12. Het personeelslid wordt opgeroepen om deel te nemen aan de interventies wanneer hij in de operationele eenheid aanwezig is of in oproepbaarheidsdienst is.

    Art. 13. De beroepspersoneelsleden die bekleed zijn met de graad van officier worden verplicht oproepbaarheidsdiensten uit te voeren in functie van de organisatie van de dienst.

    Art. 14. Het beroepspersoneelslid kan tijdens interventies verplicht worden om de duur van zijn prestaties te verlengen. Uitzonderlijk, in het geval van een grootschalige interventie, veroorzaakt door een onvoorziene gebeurtenis waarvoor de basismiddelen niet meer voldoende zijn, kan het personeelslid dat niet in dienst is, teruggeroepen worden.

    Art. 15. Elk beroepspersoneelslid dient buitenlandse operationele opdrachten uit te voeren op beslissing van de Directeur-generaal.

    BOEK III. - BIJZONDERE ONVERENIGBAARHEDEN

    Art. 16. Er is onverenigbaarheid tussen:

  23. de functie van beroepspersoneelslid en de functie van vrijwillig personeelslid;

  24. de functie van personeelslid en de functie van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

    Art. 17. In afwijking van het artikel 14 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, zodra de Voorzitter het bestaan van één van de onverenigbaarheden vaststelt, die op de rijksambtenaren van toepassing zijn of één van de onverenigbaarheden die in deze titel vermeld zijn, stelt hij de betrokkene in gebreke om die situatie te beëindigen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT