Koninklijk besluit tot bepaling van de inhoud van de individuele gedragsregels als bedoeld in artikel 4, § 3, van de wet van 22 april 2019 tot invoering van een bankierseed en een tuchtregeling voor de banksector, de 28 janvier 2024

TITEL I. - VOORWERP EN DEFINITIES

Artikel 1. Dit besluit bepaalt de inhoud van de individuele gedragsregels als bedoeld in artikel 4, § 3, van de wet van 22 april 2019.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "wet van 22 april 2019": de wet van 22 april 2019 tot invoering van een bankierseed en een tuchtrechtelijke regeling voor de banksector;

  2. "bankproducten": de financiële producten die worden gecommercialiseerd door een geviseerde entiteit in het kader van het verrichten van bankdiensten.

  3. "toezichthouder": elke autoriteit belast met het toezicht op het verrichten van bankactiviteiten of - diensten door de geviseerde entiteiten, het prudentieel toezicht dan wel het toezicht op het gebied van de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme op de geviseerde entiteiten.

TITEL II. - INDIVIDUELE GEDRAGSREGELS

HOOFDSTUK I. - Regels die van toepassing zijn op alle bankdienstverleners

Art. 3. § 1. Bankdienstverleners handelen eerlijk en integer.

§ 2. De volgende handelingen kunnen, onder meer, niet worden beschouwd als eerlijk of integer gedrag, zoals verwacht wordt van een bankdienstverlener:

  1. elke praktijk die aanleiding kan geven tot het opleggen van een van de in artikel 20, § 1, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen opgesomde straffen;

  2. opzettelijk verhullen van gegevens, informatie of documenten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze relevant zijn voor de cliënt;

  3. verstrekken van valse of misleidende gegevens, informatie of documenten, terwijl de bankdienstverlener wist of had moeten weten dat die gegevens, informatie of documenten vals of misleidend waren;

  4. gebruik van activa van een cliënt of van de betrokken geviseerde entiteit voor andere doeleinden dan vastgelegd in het wettelijke en reglementaire kader of dan overeengekomen tussen de partijen

  5. gebruik van vertrouwelijke informatie voor andere doeleinden dan vastgelegd in het wettelijke en reglementaire kader of dan overeengekomen tussen de partijen;

  6. ontwerpen van financiële constructies die ertoe strekken inbreuken op wettelijke of reglementaire vereisten te verhullen;

  7. misbruik maken van de situatie waarbij een cliënt zich in een fysiek, mentaal of economisch zwakke positie bevindt om hem ertoe te bewegen een handeling al dan niet te verrichten die nadelig is voor zijn vermogen;

  8. elk gedrag dat ertoe strekt de belangen van een cliënt, van de geviseerde entiteit of van elke andere derde te schaden, of er een onrechtmatig voordeel uit te halen.

    Art. 4. § 1. Bankdienstverleners handelen op vakbekwame en professionele wijze.

    De inbreuken op de volgende reglementeringen en procedures zijn, onder meer, handelingen die niet op vakbekwame en professionele wijze zijn verricht als vereist van een bankdienstverlener die ze zou plegen:

  9. het op hen toepasselijke wettelijke en reglementaire kader bij de uitoefening van hun beroepsactiviteiten; en

  10. de interne procedures van de geviseerde entiteit die tot doel hebben de naleving van het op de bankactiviteiten en -diensten toepasselijke wettelijke en reglementaire kader te garanderen.

    § 2. Bankdienstverleners blijven zich op de hoogte houden van het op de bankactiviteiten en -diensten toepasselijke wettelijke en reglementaire kader, de interne procedures van de geviseerde entiteit die ertoe strekken de naleving van dat kader te garanderen, alsook elke wijziging die daarin wordt aangebracht.

    § 3. Bankdienstverleners zien erop toe te allen tijde hun verplichtingen inzake opleidingen en beroepskennis na te leven.

    Art. 5. § 1. Bankdienstverleners zien erop toe dat:

  11. zij de legitieme belangen van hun cliënten behartigen;

  12. zij de cliënten billijk behandelen.

    § 2. In hun relatie met een cliënt zien bankdienstverleners erop toe dat ze hem geen bankdienst- of product aanbieden, voorstellen en/of verstrekken waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor hem niet adequaat is.

    § 3. Bankdienstverleners zien er ook op toe dat alle nuttige informatie over de aangeboden, voorgestelde en/of verrichte bankdiensten of -producten ter beschikking wordt gesteld van de cliënt, zodat hij zich een correct beeld kan vormen van de reikwijdte van zijn verbintenissen, van de kosten en lasten, en van de bijbehorende risico's.

    § 4. Bankdienstverleners zien erop toe dat zij de potentiële winst niet vals of misleidend voorstellen, of de aandacht van de cliënt hoofdzakelijk op die winst vestigen zonder de risico's op soortgelijke wijze voor te stellen.

    HOOFDSTUK 2. - Bijkomende regels die gelden voor de verantwoordelijke leidinggevenden

    Art. 6. Naast de naleving van de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde regels, conformeren verantwoordelijke leidinggevenden zich ook permanent aan de door de artikelen 7 en 8 voorgeschreven regels.

    Art. 7. § 1. Verantwoordelijke leidinggevenden bevorderen en stimuleren de naleving van het op de bankactiviteiten en -diensten toepasselijke wettelijke en reglementaire kader, van de individuele gedragsregels, alsook van de interne regels en procedures voor de tenuitvoerlegging van dat kader en van die regels bij de bankdienstverleners voor wie zij de facto verantwoordelijk zijn.

    § 2. Verantwoordelijke leidinggevenden zetten voornoemde bankdienstverleners er niet toe aan zich op een manier te gedragen die zou kunnen indruisen tegen het kader, de regels of de interne procedures als bedoeld in paragraaf 1.

    § 3. Verantwoordelijke leidinggevenden zorgen er met name voor dat de voornoemde bankdienstverleners op de hoogte worden gehouden over het kader, de regels en de interne procedures als bedoeld in paragraaf 1, over de eventuele wijzigingen die erin worden aangebracht, alsook over alle voor hun activiteiten relevante communicatie met de betrokken toezichthouders.

    Art. 8. § 1. Verantwoordelijke leidinggevenden oefenen een redelijke controle uit op de handelingen van de bankdienstverleners voor wie zij de facto verantwoordelijk zijn, en met name op de naleving, door de bankdienstverleners, van het op de bankactiviteiten en -diensten toepasselijke wettelijke en reglementaire kader, de individuele gedragsregels, alsook de interne regels en procedures voor de tenuitvoerlegging van dat kader en van die regels.

    § 2. Verantwoordelijke leidinggevenden nemen alle redelijke en passende maatregelen om een einde te stellen aan elke praktijk die een inbreuk zou kunnen vormen op het kader, de regels of de interne procedures als bedoeld in paragraaf 1, die zij zouden vaststellen in hoofde van de bankdienstverleners voor wie zij de facto verantwoordelijk zijn.

    HOOFDSTUK 3. - Bijkomende regels die gelden voor de personen bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1° van de wet van 22 april 2019

    Art. 9. Naast de naleving van de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde regels, en, in voorkomend geval, de in de artikelen 7 en 8 bedoelde regels...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT