Koninklijk besluit nr. 29 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 2° van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) met het oog op assimilatie van onvoorziene stageperiodes van artsen in opleiding, de 5 juin 2020

Artikel 1. Om de erkenning als arts-specialist of als huisarts te bekomen, kan, in afwijking van de vigerende regelgeving, de klinische activiteit verricht tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 om de gevolgen van de COVID-19-epidemie/pandemie op te vangen, binnen de voorziene opleidingsduur, geassimileerd worden met een deel van de stage op voorwaarde dat :

  1. de erkende stagemeester van de stagedienst waar de alternatieve activiteiten worden verricht, verantwoordelijk is voor de opleiding van de kandidaat-specialist of kandidaat-huisarts binnen de lopende stageovereenkomst;

  2. de supervisie van de kandidaat verzekerd wordt door een erkende stagemeester en een stageteam;

  3. een overeenkomst wordt gesloten tussen de coördinerend stagemeester, de kandidaat-specialist of de kandidaat-huisarts en het diensthoofd van de dienst waarbinnen de medische activiteiten met betrekking tot de COVID-19-crisis, worden volbracht.

    In deze overeenkomst worden minstens de modaliteiten van de stage, de billijke vergoeding, de eindtermen van de stage evenals de modaliteiten op basis waarvan de kandidaat-specialist of de kandidaat-huisarts de voordelen van een beroepsverzekering geniet, vastgesteld.

    Indien deze overeenkomst niet kan worden gesloten, attesteert de erkende stagemeester of diensthoofd van de dienst waar de activiteiten in verband met de COVID-19-epidemie of -pandemie worden verricht, welke activiteiten, prestaties, ... de kandidaat heeft uitgevoerd en hoeveel aantal maanden voltijdse (of pro rata temporis deeltijdse) stage hij gepresteerd heeft;

  4. het medische activiteiten betreffen om de gevolgen van de COVID-19-epidemie/pandemie op te vangen.

  5. de totale opleidingsduur niet verkort wordt;

  6. de eindcompetenties zoals omschreven in de specifieke besluiten inzake erkenningsvoorwaarden bereikt worden.

    Art. 2. De periode bedoeld in artikel 1 kan, in voorkomend geval, door de Koning worden verlengd in functie van de noden die verband houden met de COVID-19-crisis.

    Na afloop van de bijzondere machten, door het federaal parlement toegekend, zullen de bekrachtigde bepalingen opnieuw, opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen kunnen worden door de Koning indien tenminste daartoe een materiële rechtsgrond voorhanden is.

    Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

    Art. 4. De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

    Handtekening

    Brussel, 5 juni 2020.

    FILIP

    Van Koningswege :

    De Minister van Volksgezondheid,

    M. DE BLOCK.

    Aanhef

    FILIP, Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

    Gelet op de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II), artikelen 2, eerste lid en 5, § 1, 2° ;

    Gelet op de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (I), artikel 4, derde lid;

    Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 april 2020;

    Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 11 mei 2020;

    Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

    Gelet op advies 67.406/2 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2020, met toepassing van artikel 4, derde lid, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (I);

    Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Verslag aan de Koning

    VERSLAG AAN DE KONING

    Sire

    Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen, beoogt de nodige maatregelen te nemen ten aanzien van de buitengewone crisis waaraan ons land momenteel het hoofd moet bieden, met name de COVID-19-epidemie of -pandemie. Deze crisis zorgt voor bijzondere en ernstige problemen, met name in termen van de volksgezondheid.

    Teneinde snel de talrijke maatregelen te kunnen nemen die een dergelijke noodsituatie voor de volksgezondheid oplegt, werd de Regering op die manier hiervoor expliciet door het Parlement gemachtigd via de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II).

    Gelet op de ernst van deze pandemie en het exponentiële aantal zieken die de pandemie in een beperkte tijdsspanne teweegbrengt, is het absoluut noodzakelijk om het aantal zorgprofessionals die kunnen bijdragen aan het beheersen van deze gezondheidscrisis te kunnen vrijwaren of zelfs uit te breiden.

    Context.

    De epidemie veroorzaakt door het Coronavirus COVID-19, heeft een belangrijke weerslag op alle geledingen van de gezondheidszorg. Het aantal patiënten, zowel in de ziekenhuizen, als in de eerstelijnsgezondheidszorg met inbegrip van de thuisvervangende voorzieningen, is belangrijk en de toestand lijkt in bepaalde gebieden in een vorm van `steady state' gekomen. Maar dit sluit niet uit dat ons land nog een lange tijd COVID-19 patiënten zal moeten ten laste nemen, of, bij het mitigeren van de maatregelen om transmissie tegen te gaan, er eventueel opnieuw een toename (tweede piek) kan gezien worden in de komende weken en maanden.

    De gezondheidsautoriteiten hebben sinds maart richtlijnen gegeven aan de zorgverstrekkers en de voorzieningen om de capaciteit voor opname van zwaar zieke patiënten te waarborgen, en dit door het afbouwen van de reguliere activiteiten (consultaties, dagopnames, andere ambulante activiteiten, operaties). Dit laatste heeft een belangrijke weerslag op de stagetrajecten voor de artsen in opleiding. In sommige specialiteiten ziet men de activiteit quasi volledig wegvallen, zoals bijvoorbeeld in de oftalmologie, en de dermatologie. In andere disciplines is er dan een toegenomen nood aan medisch personeel (spoedgevallen, transit- en cohorteafdelingen, intensieve zorg, woonzorgcentra, ...).

    Talrijke artsen in opleiding worden ingezet in andere diensten dan deze vermeld in hun stageplan om de gevolgen van de epidemie of pandemie op te vangen, namelijk om de opvangcapaciteit te vrijwaren of bijkomende capaciteit te voorzien. Zo worden bijvoorbeeld artsen in opleiding in de heelkunde vooral ingezet in de (pre-)triage, of in de functie spoedgevallen; dermatologen in opleiding worden ingezet om testen af te nemen of om mee te werken in cohorteafdelingen.

    In bepaalde disciplines heeft men de periodieke rotatie van de stages uitgesteld omdat men de artsen in opleiding op bepaalde diensten, zoals spoed, intensieve zorg, inwendige ziekten en infectiologie, pneumologie, ... omwille van hun expertise verder wenst in te zetten.

    De artsen in opleiding worden in het kader van de crisissituatie ingezet om een optimale opnamecapaciteit in de ziekenhuizen te realiseren en om dringende indicaties voor consultatie, triage, ... op te vangen.

    Bijgevolg kunnen deze artsen in opleiding hun stageplan niet uitvoeren zoals voorzien. Hierdoor kan het zijn dat bij de toetsing, op het einde van de voorziene opleiding en rekening houdend met de normale opleidingsduur voor een discipline, niet aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan. Gezien artsen in opleiding worden ingezet om andere taken uit te voeren dan voorzien, of omdat zij het vooropgestelde aantal maanden voltijdse (of pro rata temporis deeltijdse) stage of vereiste verstrekkingen niet bereiken.

    De huidige regelgeving is ontoereikend om een antwoord te bieden op alle bijzonderheden die ontstaan door deze onvoorziene situatie. Het gaat hier onder meer om de ministeriële besluiten betreffende de erkenning van de huisartsen en van de andere artsen-specialisten in opleiding, met inbegrip van alle ministeriële besluiten die specifieke voorwaarden instellen per discipline; het gaat met andere woorden over het volledige reglementaire kader voor de opleiding van huisartsen en andere artsen in specialistische opleiding.

    Niet alleen omwille van de continuïteit van hun stages en hun erkenning, maar ook om te voorzien in voldoende capaciteit in de zorgsectoren is het van belang dat er zo snel mogelijk een oplossing wordt geboden aan de betrokken artsen zodat zij kunnen ingezet worden waar nodig en dat hun prestaties gevalideerd kunnen worden in het kader van hun opleiding.

    Mogelijkheden als een specifieke stage of rotatiestage blijven bestaan en verdienen de voorkeur, maar zijn mogelijk niet meer toereikend gezien men in deze urgente omstandigheden geconfronteerd wordt met de beperkingen van de normale procedures.

    Normaliter dienen de stageplannen voorafgaand gewijzigd...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT