Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden, de 2 septembre 2018

Artikel 1. - Dit besluit zet ten dele om :

  1. de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen;

  2. de richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen;

  3. de richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 om betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.

    Art. 2. - Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :

  4. buitenlandse onderdanen en werknemers: de onderdanen en werknemers die niet over de Belgische nationaliteit beschikken;

  5. wet van 15 december 1980 : wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;

  6. koninklijk besluit van 8 oktober 1981: koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van de vreemdelingen;

  7. de Minister : de Minister van Werk;

  8. de bevoegde overheid : de overheid bevoegd in toepassing van artikel 6, § 1, IX, 3° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

  9. de echtgenoot : de echtgenoot, alsook iedere persoon die met een andere persoon verbonden is door een geregistreerd partnerschap zoals bedoeld in de artikelen 10, § 1, 4° en 5°, en 40bis, § 2, 1° en 2° van de wet van 15 december 1980.

    Art. 3. - De documenten als bedoeld in dit besluit en die opgesteld zijn conform het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 moeten geldig zijn.

    Art. 4. - Hebben de toelating om te werken, de onderdanen van de Lidstaten van de Europese Economische Ruimte evenals de onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat.

    Art. 5. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen die in het bezit zijn van één van de documenten bepaald bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen, voor de uitoefening van de ambten die recht geven op het verkrijgen van deze documenten.

    Art. 6. - Hebben de toelating om te werken, de echtgenoot en de kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt van de onderdanen bedoeld in artikel 5, indien ze onderdanen zijn van een land waarmee België verbonden is via een wederkerigheidsakkoord, en volgens de bepalingen van dit wederkerigheidsakkoord.

    Art. 7. - Hebben de toelating om te werken, enkel in het kader van hun leerovereenkomst of hun opleiding in het kader van het alternerend leren, de buitenlandse onderdanen die als leerling in dienst genomen vóór de leeftijd van 18 jaar in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst inzake alternerend leren erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft.

    Art. 8. - Hebben de toelating om te werken, de in België erkende vluchtelingen.

    Art. 9. - Hebben de toelating om te werken, enkel in het kader van de stages, de buitenlandse onderdanen die als student verplichte stages verrichten in België ten behoeve van hun studies in België, in een Lidstaat van de Europese Economische...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT