Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013 betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop, de 1 juin 2016

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "de wet": de wet van 17 juli 2013 betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop;

  2. "de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij": de dienst van de algemene directie Gerechtelijke Politie die belast is met de opdrachten van de nationale centrale dienst bedoeld in artikel 12 van het Verdrag van Genève van 20 april 1929 ter bestrijding van de valsemunterij;

  3. "voor circulatie ongeschikte biljetten" en "voor circulatie ongeschikte muntstukken": echte biljetten en muntstukken waarvan overeenkomstig de in artikel 2 van de wet bedoelde regelgeving van de Europese Unie wordt vastgesteld dat zij niet geschikt zijn om opnieuw in omloop gebracht te worden;

  4. "biljettenautomaat": een bankbiljettensorteer-machine zoals bedoeld in het Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (ECB/2010/14).

    Art. 2. Elke instelling neemt de volgende bijkomende maatregelen met het oog op de toepassing van de wet en de regelgeving van de Europese Unie bedoeld in artikel 2 van de wet:

  5. de opstelling van instructies aan de medewerkers die de biljetten en muntstukken behandelen;

  6. de opstelling van geschikte procedures om de instructies in werking te stellen, indien nodig door aan de medewerkers die de biljetten en muntstukken behandelen technische middelen ter beschikking te stellen die de opsporing vergemakkelijken van valse en voor circulatie ongeschikte biljetten en muntstukken en van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten;

  7. de sensibilisering en regelmatige opleiding van de medewerkers die de biljetten en muntstukken behandelen;

  8. de inwerkingstelling van geschikte interne controlemaatregelen, met inbegrip van interne audit, met het oog op de inachtneming van de hierboven omschreven maatregelen en procedures.

    Art. 3. De instellingen zorgen er voor dat hun biljettenautomaten in staat zijn om vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te detecteren. Ze zorgen ervoor dat hun biljettenautomaten tevens in staat zijn om :

    - vermoedelijk geneutraliseerde biljetten in te houden en te behandelen overeenkomstig de normen bepaald door de Nationale Bank;

    - het rekeningnummer bij te houden van de persoon ten gunste van wie deze biljetten worden aangeboden.

    De Nationale Bank van België bepaalt de normen waaraan de machines moeten voldoen. Deze normen zijn vertrouwelijk en mogen alleen meegedeeld worden aan de instellingen en aan derden die er kennis moeten van nemen met het oog op hun implementatie.

    Art. 4. De instellingen controleren de biljetten die zij bij manuele verrichtingen ontvangen op de aanwezigheid van valse, voor circulatie ongeschikte en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten. Zij zorgen er voor dat hun personeelsleden minstens getraind zijn om hiertoe de nodige manuele controles uit te voeren.

    Wanneer valse biljetten of muntstukken of vermoedelijk geneutraliseerde biljetten worden aangetroffen op het ogenblik van een verrichting in speciën met het publiek, zorgen de instellingen er voor dat de identiteit van de deponent wordt opgetekend of kan worden nagegaan. De instellingen verstrekken aan de deponent een ontvangstbewijs.

    Art. 5. De instellingen die vermoedelijk geneutraliseerde biljetten of valse biljetten of munten aantreffen, nemen volgende maatregelen:

  9. Ze nemen de betrokken biljetten of munten uit omloop zodra ze worden aangetroffen;

  10. Ze nemen alle maatregelen die dienstig kunnen zijn voor het verdere onderzoek. Daartoe waken ze erover dat

    - de biljetten of muntstukken op generlei wijze worden beschadigd;

    - aanrakingen van de aangetroffen biljetten of muntstukken worden beperkt, teneinde desgevallend het onderzoek van de biologische sporen mogelijk te maken;

    - de identificatiegegevens van rekeninghouders, rekeningnummers, digitale gegevens, beeldopnames en andere informatie, die nuttig kan zijn bij het identificeren van de personen die de transactie wilden uitvoeren, worden bijgehouden en ter beschikking staat van de politie en de gerechtelijke autoriteiten;

  11. Ze maken de biljetten of muntstukken over aan de Nationale Bank van België, samen met het door de Nationale Bank van België vastgestelde neerleggingsformulier en op de wijze bepaald door de Nationale Bank van België.

    Na de ontvangst van valse biljetten en muntstukken, deelt de Nationale Bank van België onverwijld de ontvangst ervan mee aan de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij, en stelt ze ter beschikking van die dienst die ze kan opvragen.

    Na ontvangst van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten, deelt de Nationale Bank van België onverwijld de ontvangst ervan mee aan de bevoegde politiediensten, en stelt ze ter beschikking van die diensten die ze kunnen opvragen.

    Art. 6. Wanneer de instellingen vaststellen dat een biljettenautomaat tekortkomingen vertoont bij het detecteren of behandelen van valse biljetten of van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten, maken zij daar melding van bij de Nationale Bank van België. Die melding bevat een volledige beschrijving van de aard van de tekortkoming, met inbegrip van informatie over het type biljettenautomaat en de oorsprong van de betrokken biljetten.

    Art. 7. Elke instelling stelt een persoon of dienst aan als contactpunt inzake valsemunterij en inzake de vermoedelijk geneutraliseerde biljetten en deelt diens contactgegevens mee aan de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij, aan de Directie Private Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken, aan de Nationale Bank van België en aan de Koninklijke Munt van België. Dit contactpunt staat onder meer in voor het ontvangen van en verstrekken aan deze instanties van elke informatie over aangemelde gevallen van valsemunterij en over vermoedelijk geneutraliseerde biljetten en voor het ontvangen van berichten aangaande de technische kenmerken van bepaalde vervalsingen en van bepaalde neutralisatieprocessen of aangaande de wijze waarop vervalsingen en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten in omloop worden gebracht.

    Art. 8. De instellingen delen aan de Nationale Bank van België en de Koninklijke Munt van België alle andere informatie en inlichtingen mee die de Nationale Bank van België of de Koninklijke Munt van België nuttig achten met het oog op de uitoefening van het controlerecht bedoeld in artikel 6 van de wet, wanneer zij daarom vragen.

    De Nationale Bank van België en de Koninklijke Munt van België gebruiken de informatie en inlichtingen bedoeld in het voorgaande lid uitsluitend voor de uitoefening van het controlerecht bedoeld in artikel 6 van de wet.

    Art. 9. De instellingen leveren de voor circulatie ongeschikte biljetten in bij de Nationale Bank van België of bij een andere nationale centrale bank die deel uitmaakt van het Eurosysteem.

    De instellingen leveren de voor circulatie ongeschikte muntstukken in bij de Koninklijke Munt van België.

    Art. 10. Het koninklijk besluit van 5 april 2006 houdende uitvoering van de wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij wordt opgeheven.

    Art. 11. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van tweede maand volgend op de publicatie van dit besluit, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt op de datum die de Minister van Financiën bepaalt op voorstel van de Nationale Bank van België, en in ieder geval ten laatste op de eerste dag van de dertiende maand volgend op de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

    Art. 12. De Minister van Justitie, de Minister van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT