Koninklijk besluit houdende het scholingsbeding, heroriëntering om professionele redenen en het werkplekleertraject, de 21 janvier 2024

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende:

" § 1. De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde gaat een scholingsbeding aan met de ambtenaar die een opleiding volgt.

Onder scholingsbeding wordt verstaan: het beding waarbij de ambtenaar die een opleiding op kosten van zijn federale dienst volgt, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de opleidingskosten terug te betalen wanneer hij zonder geldige reden de opleiding onderbreekt voor de voltooiing ervan of vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar na het einde van de opleiding:

  1. ambtshalve zijn hoedanigheid verliest in toepassing van artikel 112, §§ 1 en 2 en § 3, 1°, 2°, 3°, 5°, 6° en 7°, vrijwillig ontslag neemt overeenkomstig artikel 113, 1°, of ontslagen wordt wegens beroepsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 114;

  2. in een dienst die niet behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken benoemd wordt.

    Onder geldige reden wordt verstaan: een situatie waarin de ambtenaar door overmacht, ziekte, arbeidsongeschiktheid of een andere reden die niet aan hem is toe te rekenen, wordt verhinderd de opleiding voort te zetten. De ambtenaar brengt in voorkomend geval zijn federale dienst zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van de reden van het afzien van de opleiding en de daarbij behorende bewijsstukken voor te leggen.

    Het scholingsbeding is van toepassing op:

  3. het opleidingsprogramma dat de ambtenaar dient te volgen tijdens het werkplekleertraject bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel;

  4. opleidingen die zich bevinden op een door de minister van Ambtenarenzaken vastgelegde lijst.

    Tijdens de geldigheidsduur van het scholingsbeding kan de ambtenaar zijn rechten op een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bedoeld in hoofdstuk XII van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen niet doen gelden voor een periode van zes maanden of meer.

    Het scholingsbeding bepaalt de toepassingsvoorwaarden en de nadere regels voor de terugbetaling.

    Het scholingsbeding wordt met de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde vastgelegd voordat de ambtenaar de toestemming heeft verkregen de opleiding te volgen.

    De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning legt het model van het scholingsbeding vast met inachtneming van de paragrafen 2 tot 5.

    § 2. Het scholingsbeding bevat minstens:

  5. een omschrijving van de overeengekomen opleiding, de duur ervan en de plaats waar ze doorgaat;

  6. de kost van deze opleiding of in het geval waarin de kost niet kan worden bepaald in zijn geheel, de kostenelementen die toelaten om de waarde te schatten van de opleiding;

  7. de begindatum en de geldigheidsduur van het beding;

  8. het terug te betalen bedrag van de opleidingskosten.

    Indien de opleiding aanleiding geeft tot het afleveren van een attest valt de begindatum van het scholingsbeding samen met de aflevering van het attest.

    Het bedrag bedoeld in de bepaling onder 4° wordt op degressieve wijze uitgedrukt in functie van de geldingsduur van het scholingsbeding. Dit bedrag mag niet hoger liggen dan de grenzen vastgesteld in paragraaf 4.

    § 3. Er wordt geen scholingsbeding opgemaakt wanneer:

  9. de jaarwedde van de ambtenaar het bedrag bedoeld in artikel 22bis, § 4, eerste streepje, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten niet overschrijdt;

  10. het niet gaat om een opleiding ter verwerving van nieuwe competenties die in voorkomend geval ook kunnen worden aangewend buiten de federale dienst waarbinnen de ambtenaar is tewerkgesteld;

  11. de door de ambtenaar gevolgde opleiding voortvloeit uit een wettelijke of reglementaire bepaling om de functie waarvoor de ambtenaar werd aangeworven, uit te oefenen;

  12. de opleiding geen duur van tachtig uren bereikt of een waarde heeft gelijk aan of lager dan het dubbel van de maandwedde van een ambtenaar die de weddeschaal NDA1 op trap 0 geniet;

  13. de opleiding aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:

    1. de opleiding is noodzakelijk om het werk waarvoor de ambtenaar is aangeworven, uit te voeren;

    2. de federale dienst van de ambtenaar is verplicht de opleiding te verstrekken in toepassing van een wettelijke of reglementaire regel.

    Elk scholingsbeding in strijd met de voorwaarden bedoeld in het eerste lid is nietig.

    Het bedrag bedoeld in het eerste lid, 4°, is verbonden aan de spilindex 138,01.

    De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, bepalingen onder 1° en 3°, zijn niet van toepassing indien het scholingsbeding betrekking heeft op een opleiding voor een functie die voorkomt op de lijst met knelpuntberoepen bedoeld in artikel 16, § 2, 1°.

    Het eerste lid, bepaling onder 5°, is niet van toepassing op :

  14. het opleidingsprogramma dat de ambtenaar dient te volgen tijdens het werkplekleertraject bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel;

  15. opleidingen die een aanzienlijke financiële inspanning vereisen en zich bevinden op de door de minister van Ambtenarenzaken vastgelegde lijst.

    § 4. Wanneer de ambtenaar de voorwaarden van het scholingsbeding niet respecteert, mag het bedrag van terugbetaling dat hij is verschuldigd niet meer inhouden dan:

  16. tachtig procent van de opleidingskosten ingeval hij binnen een periode van minder dan één jaar vertrekt of de opleiding zonder geldige reden onderbreekt;

  17. vijftig procent van de opleidingskosten ingeval hij binnen een periode van één en minder dan twee jaar vertrekt;

  18. twintig procent van de opleidingskosten ingeval van hij van na een periode van meer dan twee jaar vertrekt.

    In elk geval mag dit bedrag nooit meer dan dertig procent van de jaarwedde van de ambtenaar inhouden.

    Indien de ambtenaar verlof voor stage neemt en vervolgens benoemd wordt in een dienst die niet behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt hij beschouwd te zijn vertrokken op de dag waarop hij zijn verlof voor stage is bekomen.

    § 5. De ambtenaar blijft de bezitter van zijn diploma's of certificaten en beschikt over het origineel of een door de opleidingsinstantie gewaarmerkt afschrift of het scholingsbeding al dan niet uitwerking heeft."

    HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel

    Art. 2. Het opschrift van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel wordt vervangen als volgt:

    "koninklijk besluit houdende de loopbaan van het federaal personeel".

    Art. 3. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van titel III vervangen als volgt:

    "TITEL III. TRANSITIETRAJECTEN"

    Art. 4. In titel III van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk I ingevoegd, luidende:

    "HOOFDSTUK I: heroriëntering om professionele redenen

    Afdeling I:. Toepassingsgebied

    Art. 68. - Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. Het is niet van toepassing op stagiairs.

    Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de mandaathouders.

    Afdeling II:. Definities

    Art. 69. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    - federale dienst van herkomst: een federale dienst van het federaal openbaar ambt zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;

    - Ontvangende overheidsdienst: de administratie die door een publieke autoriteit is opgericht om zijn wettelijke verplichtingen uit te voeren waarvan de personeelsleden onderworpen zijn aan het statuut van het Rijkspersoneel;

    - ambtenaar: elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald;

    - contractueel: elk personeelslid dat met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen in een federale dienst;

    - personeelslid: elke werknemer in dienst van een federale dienst;

    - de heroriëntering om professionele redenen: een proces gericht op de begeleiding van een personeelslid met het oog op de verdere ontwikkeling van zijn loopbaan waarbij het ontdekken, het versterken of het ontwikkelen van de competenties van het personeelslid centraal staan;

    - leidend ambtenaar: de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit;

    - DG R&O: directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.

    Afdeling III:. Proces van heroriëntering om professionele redenen

    Art. 70. § 1. De heroriëntering om professionele redenen verloopt via een begeleidingstraject ter heroriëntering dat vertrekt vanuit een nood van het personeelslid om zich te heroriënteren wegens gezondheidsredenen of wegens een grondige wijziging van zijn functie of wegens een wil tot heroriëntering met het oog op de verhoging van zijn inzetbaarheid.

    § 2. Het begeleidingstraject ter heroriëntering omvat een oriënteringsfase en een begeleidingsfase.

    § 3. Het doel van de oriënteringsfase is de mogelijkheden inzake heroriëntering om professionele redenen van het personeelslid in kaart te brengen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT