Koninklijk besluit betreffende de vrijwillige dienst van collectief nut, de 9 avril 2024

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "de wet": de wet van 11 april 2003 tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut;

  2. "de DCN": de vrijwillige dienst van collectief nut;

  3. "de aanvrager": de kandidaat voor een DCN;

  4. "de verrichter": de verrichter van een DCN;

  5. "de DCN-verantwoordelijke": de autoriteit belast met de coördinatie van de DCN binnen Defensie;

  6. "het diensthoofd": de autoriteit met hiërarchische voorrechten met betrekking tot de verrichter;

  7. "de vormingscoördinator": de autoriteit belast met de organisatie van de vorming van de verrichter;

  8. "de werkdag": de dag die noch een zaterdag, noch een zondag, noch een feestdag is;

  9. "de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding": de instelling van de gewesten of gemeenschappen belast met arbeidsbemiddeling en beroepsopleidingen;

  10. "het RIO": het reglement van inwendige orde.

    HOOFDSTUK II. - Administratieve bepalingen

    Art. 2. De hoedanigheid van diensthoofd blijkt uit de interne organisatiestructuren van het ministerie van Landsverdediging.

    Indien deze hoedanigheid niet duidelijk blijkt uit de organisatiestructuren, wordt de overheid bedoeld in het eerste lid, door de DCN-verantwoordelijke aangeduid.

    Art. 3. § 1. Om aan de voorwaarden te voldoen, bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet, om aanvaard te worden tot een DCN en aldus de hoedanigheid van verrichter te verkrijgen, moet de aanvrager:

  11. blijk geven van de onontbeerlijke morele hoedanigheden, bevestigd door een uittreksel uit het strafregister;

  12. het bewijs leveren van de nodige lichamelijke geschiktheid om de DCN te kunnen aanvatten, bevestigd door een arts;

  13. zijn schriftelijke toestemming geven voor het ondergaan van de veiligheidsverificatie bedoeld in artikel 4, 1° /3, van de wet;

  14. zich niet in één van de uitsluitingsgevallen bedoeld in artikel 4 bevinden.

    § 2. Geeft geen blijk van de onontbeerlijke morele hoedanigheden bedoeld in § 1, 1°, de aanvrager die, naargelang het geval:

  15. veroordeeld werd tot een criminele straf;

  16. veroordeeld werd tot een correctionele straf van drie maanden of meer, met uitzondering van de volgende strafbare feiten:

    1. de artikelen 419 tot 422 van het Strafwetboek;

    2. de artikelen 29, 29bis en 29ter, van de wetten op de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968;

  17. ontzet werd uit een openbaar ambt of uit één van de rechten zoals bepaald in artikel 31, 1° en 6°, van het Strafwetboek, ongeacht het gepleegde misdrijf;

    Art. 4. Tot de DCN mogen in geen geval worden toegelaten:

  18. de personen die reeds met succes hebben deelgenomen aan een DCN, of van wie de DCN werd beëindigd overeenkomstig artikel 31, met uitzondering van de bepalingen 4° en 6° ;

  19. de personen die voordien de hoedanigheid van kandidaat-militair of van militair van het actief kader of van het reservekader bezaten.

    Art. 5. § 1. De duur van de DCN bedraagt 6 maanden, vorming inbegrepen.

    § 2. De in eerste paragraaf bedoelde termijn wordt echter van rechtswege verlengd met maximaal een maand:

  20. wanneer een extern deel van de vorming om organisatorische redenen niet vóór de in artikel 17, tweede lid, 2°, bedoelde datum kon worden afgerond;

  21. als de verrichter die de in artikel 17, tweede lid, 2°, bedoelde datum nog niet heeft bereikt, is ingeschreven voor een wervingssessie om een ambt bij het ministerie van Landsverdediging te bekleden.

    Deze verlenging eindigt, naargelang het geval:

  22. op het einde van het externe gedeelte van de vorming dat om organisatorische redenen niet vóór de in artikel 17, tweede lid, 2°, bedoelde datum kon worden afgerond;

  23. wanneer de verrichter toetreedt tot het ministerie van Landsverdediging na afloop van een wervingsprocedure;

  24. wanneer de wervingsprocedure van de sollicitant als kandidaat-militair definitief wordt beëindigd overeenkomstig artikel 18 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en van kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht;

  25. wanneer de wervingsprocedure als rijkspersoneel bij het ministerie van Landsverdediging definitief wordt beëindigd overeenkomstig deel III, titel I, hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;

  26. wanneer de wervingsprocedure als contractueel personeelslid bij het ministerie van Landsverdediging definitief wordt beëindigd.

    Art. 6. De verrichter bevindt zich in één van de volgende standen:

  27. "in dienst";

  28. "in gewettigde afwezigheid";

  29. "in niet gewettigde afwezigheid".

    Art. 7. De stand "in dienst" is de stand van de verrichter die zich noch "in gewettigde afwezigheid" overeenkomstig artikel 8, noch "in niet gewettigde afwezigheid" overeenkomstig artikel 9, eerste lid, bevindt.

    Art. 8. De stand "in gewettigde afwezigheid" is de stand van de verrichter:

  30. die een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT