Koninklijk besluit betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten, de 18 novembre 2015

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Minister : de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken;

  2. Wet van 15 mei 2007 : wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

  3. Koninklijk besluit van 19 april 2014 : koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones;

  4. Hoge Raad voor de opleiding : de raad bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten;

  5. Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling : de commissie bedoeld in hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten;

  6. Leden van de openbare hulpdiensten : de leden van de hulpverleningszones en de leden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming;

  7. Inspectie : de inspectie bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming en de algemene inspectie van de diensten van de civiele veiligheid bedoeld in artikel 168 van de wet van 15 mei 2007;

  8. Kenniscentrum : het Federaal Kennis- centrum voor de civiele veiligheid zoals bedoeld in artikel 175 van de wet van 15 mei 2007;

  9. Hulpverleningszone : de hulpverlenings- zone zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 15 mei 2007;

  10. Module : deel van een opleiding tot het behalen van een brevet of getuigschrift, dat afgesloten wordt door een evaluatie met punten van de verworven kennis en competenties;

  11. Koude praktijkopleiding : praktische oefeningen zonder gebruik van echt vuur;

  12. Warme praktijkopleiding : praktische oefeningen met gebruik van echt vuur;

  13. Opleiding via e-learning : opleiding die gevolgd kan worden via geïnformatiseerde systemen of internet en die pedagogisch omkaderd wordt door een opleidingscentrum voor de civiele veiligheid bedoeld in artikel 175/1 van de wet van 15 mei 2007;

  14. Basisopleiding : opleiding verbonden aan de hiërarchische loopbaan, ofwel om de loopbaan te starten, ofwel om naar een hogere graad over te gaan;

  15. Gespecialiseerde opleiding : opleiding voor het verwerven van kennis en competenties, nodig voor het uitoefenen van een gespecialiseerde functie;

  16. Voortgezette opleiding : opleiding bedoeld in artikel 150, § 1, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 voor het aanvullen, behouden of verbeteren van reeds verworven competenties, overeenkomstig de catalogus voortgezette opleiding goedgekeurd door de Minister, na advies van het Kenniscentrum;

  17. Permanente opleiding : opleiding bedoeld in artikel 150, § 2, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 georganiseerd door de zonecommandant of zijn afgevaardigde, overeenkomstig de oefensystematiek goedgekeurd door de Minister, na advies van het Kenniscentrum;

  18. Opleidingscentrum : opleidingscentrum voor de civiele veiligheid bedoeld in artikel 175/1 van de wet van 15 mei 2007;

  19. Brevet van brandweerman : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  20. Brevet van korporaal : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  21. Brevet van sergeant : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  22. Brevet van adjudant : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  23. Brevet van officier : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  24. Brevet van technicus brandvoorkoming : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 6°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  25. Brevet van crisissituatiebeheer : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 7°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  26. Brevet van dienstchef : het brevet bedoeld in artikel 17, § 1, 8°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

  27. Opleiding tot sociale promotie : de opleiding bedoeld in artikel 56, 5°, e), 6°, e) en 7°, e) van het koninklijk besluit van 19 april 2014;

  28. Werkdag : de weekdag van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de feestdagen.

    HOOFDSTUK II. - Opleidingscentra

    Afdeling I. - Erkenning

    Art. 2. De minister erkent de opleidingscentra. Er is niet méér dan één opleidingscentrum op het grondgebied van een provincie of het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

    Art. 3. De vraag om erkenning van een opleidingscentrum wordt aan de minister gericht.

    Zij gaat vergezeld van zowel de statuten en het huishoudelijk reglement van het opleidingscentrum, als van de samenstelling van de administratieve structuur en van de pedagogische cel die operationele experts en minstens één pedagoog bevat. De vraag om erkenning bevat eveneens een kwantitatieve analyse van de jaarlijkse geschatte behoeften voor het doelpubliek, evenals de administratieve, logistieke en technische specifieke middelen. De vraag om erkenning vermeldt eveneens de analyse van de middelen inzake materieel en infrastructuur voor de behoeften van de theoretische en praktische opleiding.

    Afdeling II. - Opdrachten

    Art. 4. Onverminderd de opdrachten van het Kenniscentrum inzake de organisatie van de opleidingen, de opdrachten van de hulpverleningszones inzake de permanente opleiding van het personeel van de hulpverleningszone of de opdrachten van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, organiseert elk opleidingscentrum de opleidingen voor de leden van de openbare hulpdiensten.

    Art. 5. Tussen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en elk opleidingscentrum wordt een overeenkomst afgesloten. De overeenkomst bevat minstens de volgende elementen :

  29. de opdrachten en verplichtingen van het opleidingscentrum. Deze opdrachten en verplichtingen zijn hoofdzakelijk de volgende :

    1. het mede organiseren van de selectie van de leden van de hulpverleningszones met het oog op het afleveren van het federaal geschiktheidsattest bedoeld in artikel 35 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 en van de bevorderingsproeven bedoeld in artikel 57 van hetzelfde koninklijk besluit;

    2. het organiseren van de opleidingen tot het behalen van brevetten, getuigschriften en attesten;

    3. het organiseren van de voortgezette opleiding bedoeld in artikel 150, § 1, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 en de gespecialiseerde opleidingen voor de leden van de hulpverleningszones, die in de zone uitgevoerd kunnen worden;

    4. het ter beschikking stellen van geschikt materieel en geschikte infrastructuur voor de koude en warme praktijkopleiding;

    5. meewerken aan het ontwikkelen en up-to-date houden van de cursussen en van het didactisch materiaal, overeenkomstig de technische evoluties in de sector, en/of het deelnemen aan werkgroepen voor het ontwikkelen van dit materiaal;

    6. beantwoorden aan de kwaliteits- en veiligheidsnormen aangaande de uitrusting, het materieel en de infrastructuur van het opleidingscentrum, evenals aan de gevraagde quota inzake het aantal op te leiden leerlingen;

    7. het respecteren van de pedagogische normen goedgekeurd door de Minister, na advies van de Hoge Raad voor de opleiding, onder andere het maximum aantal leerlingen per klas en het aantal instructeurs per groep voor de praktische opleidingen;

    8. het doceren van de syllabi goedgekeurd door de Hoge Raad voor de opleiding;

  30. de materiële middelen in natura die door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken ter beschikking gesteld kunnen worden aan de opleidingscentra;

  31. het minimum- en maximumbedrag van het inschrijvingsgeld dat de opleidingscentra naast de subsidies kunnen vorderen;

  32. de duur en de modaliteiten van herziening en van ontbinding van de overeenkomst;

  33. de controlemaatregelen van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op de naleving van de overeenkomst, zoals bedoeld in de artikelen 7 tot 9;

  34. de prestaties van het opleidingscentrum inzake de opleiding van de leden van de operationele eenheden van de civiele bescherming.

    Art. 6. In afwijking van artikel 5, 3° kan de Minister, na advies van de Hoge Raad voor de opleiding, het minimumbedrag en het maximumbedrag van het inschrijvingsgeld dat het opleidingscentrum kan vorderen van de hulpverleningszone bepalen voor de brevetten bedoeld in artikel 10, § 1, 1° en de getuigschriften bedoeld in artikel 10, § 1, 2°.

    Afdeling III. - Controle

    Art. 7. De opleidingscentra worden gezamenlijk gecontroleerd door de Inspectie en het Kenniscentrum, die minimaal één keer om de twee jaar een gezamenlijk verslag opstellen met hun opmerkingen.

    In dit verslag worden de beschouwingen vermeld van de Hoge Raad voor de opleiding, in toepassing van artikel 5, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supra- provinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten.

    Het verslag heeft betrekking op de activiteiten van het centrum en op de naleving van de pedagogische normen zowel wat betreft het personeel dat de leerlingen begeleidt als wat betreft de specifieke pedagogische tools en materieel.

    Het verslag wordt aan de Minister bezorgd ten laatste op de laatste dag van de derde maand die volgt op het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT