Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de encodering van de paardachtigen in een centrale gegevensbank, de 4 mars 2016

HOOFDSTUK I. - Definities - toepassingsgebied - algemene principes

Artikel 1. Ter aanvulling van de bepalingen van uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort), regelt dit besluit de identificatie van paarden.

Dit besluit geldt onverminderd de regelingen vastgesteld door de gewesten in de aangelegenheden waarvoor deze bevoegd zijn, onder meer met zoötechnische en genealogische oogmerken.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Minister : de minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;

  2. FOD : Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;

  3. Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

  4. Beheerder : organisme belast met het beheer van de centrale gegevensbank, erkend in overeenstemming met de bepalingen van artikelen 49 en 50;

  5. Fokverenigingen : de verenigingen of fokorganisaties die over een erkenning beschikken zoals bepaald in de beschikking 92/353/EEG van de Commissie van 11 juni 1992 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen die stamboeken voor geregistreerde paardachtigen bijhouden of aanleggen;

  6. Paspoort : het identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 7 van de verordening 2015/262;

  7. Verordening 2015/262 : uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen;

  8. Officiële dierenarts : de dierenarts van het Agentschap of de dierenarts zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 11 november 2013 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen taken door zelfstandige dierenartsen kan laten verrichten;

  9. Stamboekafgevaardigde : persoon die door een fokvereniging is gemandateerd voor het uitvoeren van de bij dit besluit geregelde identificatie taken.

    HOOFDSTUK II. - Identificatie van paardachtigen geboren in België

    Afdeling 1. - Instanties van afgifte

    Art. 3. § 1. De FOD wijst de instanties van afgifte aan, bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), van de verordening 2015/262 om de paspoorten af te leveren voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen.

    § 2. Wanneer de houder een paspoort voorlegt aan een instantie van afgifte, dan gaat deze steeds na of het paspoort geen tekens van fraude vertoont en dat het paard wel degelijk geregistreerd is in de Belgische centrale gegevensbank of in de gegevensbank van een andere lidstaat.

    Art. 4. De Belgische instanties van afgifte die gemachtigd zijn om paspoorten af te geven, zijn :

  10. de fokverenigingen die erkend zijn voor het bijhouden van het stamboek van het ras van een paardachtige, voor de geregistreerde paardachtigen;

  11. de beheerder van de centrale gegevensbank voor alle paardachtigen andere dan deze bedoeld onder 1°.

    Art. 5. Wanneer een instantie van afgifte niet voldoet aan de regels bepaald in de verordening 2015/262 of in onderhavig besluit, trekt de FOD conform artikel 5, lid 3, en 4, van de verordening 2015/262 haar machtiging om paspoorten af te geven in en duidt na raadpleging van de regionale bevoegde overheid de instantie van afgifte aan die belast wordt met de overname van het beheer van de paspoorten bezorgd in toepassing van artikel 34 van de verordening 2015/262.

    Afdeling 2. - Afwijking van de verplichting om het grafisch signalement in te vullen

    Art. 6. § 1. In toepassing van artikel 10, lid 1, van de verordening 2015/262, kan de FOD de instanties van afgifte de toestemming geven de informatie onder punten 12 tot en met 18 van het diagram in deel B van sectie I van het paspoort niet in te vullen.

    § 2. Indien er gebruik wordt gemaakt van de in paragraaf 1 vermelde afwijking, wordt het grafisch signalement vervangen door foto-opnames, mits de volgende voorwaarden worden gerespecteerd :

  12. de foto's laten toe de paardachtige zonder enige dubbelzinnigheid te herkennen;

  13. er dienen minstens drie foto's van de paardachtige te worden genomen : een rechter zijaanzicht, een linker zijaanzicht, en een vooraanzicht van het hoofd.

    Afdeling 3. - Procedure en identificatietermijnen in België

    Art. 7. De houder van de paardachtige dient de identificatieaanvraag in bij een Belgische instantie van afgifte, hetzij op papier hetzij via een informaticatoepassing, binnen de zes maanden na de geboorte van de paardachtige.

    Van zodra de instantie van afgifte de identificatieaanvraag heeft ontvangen, registreert zij de beschikbare identificatiegegevens in de centrale gegevensbank.

    Art. 8. De paardachtigen, geboren op het Belgisch grondgebied worden geïdentificeerd, voorzien van hun paspoort en geëncodeerd in de Belgische databank vóór de leeftijd van twaalf maanden en zeker voor ze definitief hun geboorteplaats verlaten, behalve indien het gaat om niet gespeende veulens die hun moeder of voedstermoeder vergezellen of om veulens bestemd voor de slacht, zoals bedoeld in artikel 34.

    Art. 9. Een paardachtige die voor het eerst wordt geïdentificeerd na de leeftijd van twaalf maanden, ontvangt :

  14. ofwel een identificatiedocument "duplicaat" indien het voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 29, lid 1, onder b), van de verordening 2015/262;

  15. ofwel een vervangend identificatiedocument conform artikel 32, lid 1, onder b), van de verordening 2015/262.

    Art. 10. § 1. In toepassing van artikel 12, lid 3, van de verordening 2015/262, mag een nieuw paspoort worden afgegeven door een instantie van afgifte indien :

  16. deze bij het registreren van een gegeven uit secties I, II of V van het paspoort een fout heeft begaan op voorwaarde dat het exacte gegeven vermeld is op het identificatieattest betreffende de betrokken paardachtige of;

  17. de identificeerder of de houder een fout heeft begaan bij het invullen van de identificatiegegevens in sectie I, deel A of in sectie V van het paspoort;

    en in elk geval indien de vergissing binnen de dertig dagen na de afgifte van het eerste paspoort vastgesteld werd. Na die dertig dagen, moet elke aanvraag tot heruitgave van een paspoort goedgekeurd worden door de provinciale controle-eenheid van het Agentschap.

    § 2. Indien bij de aanvraag tot herdruk van een nieuw paspoort, het oorspronkelijk afgeleverd paspoort niet beschikbaar is, verwittigt de instantie van afgifte onmiddellijk het Agentschap.

    Art. 11. § 1. In afwijking van artikel 8 van onderhavig besluit en conform artikel 13 van de verordening 2015/262, mogen paardachtigen die in vrijheid of semi-vrijheid leven in officieel erkende natuurreservaten of dierentuinen geïdentificeerd worden overeenkomstig artikel 13 van de verordening 2015/262 wanneer zij verplaatst worden uit deze reservaten of gedomesticeerd worden.

    Daartoe deelt de verantwoordelijke van de plaats waarop de aanvraag tot afwijking betrekking heeft aan de FOD mede :

  18. de naam en het adres van de plaats;

  19. het erkenningsnummer van de plaats;

  20. de telefoon- en de faxnummers van de plaats;

  21. de coördinaten van de contactpersoon;

  22. de lijst van de betrokken soorten;

  23. de leeftijd van het dier.

    § 2. Enkel de paardachtigen geboren na 31 december 2014 in een erkende plaats zoals bedoeld in paragraaf 1 komen in aanmerking voor een nieuwe aanvraag van uitzondering.

    Art. 12. De paardachtigen betrokken bij de in artikel 11 voorziene afwijking moeten voor de leeftijd van twaalf maanden voorzien zijn van een transponder waarvan de code wordt geregistreerd in de centrale gegevensbank op het moment van de inplanting.

    Art. 13. De identificatieprocedure van een paardachtige, aanwezig op het Belgische grondgebied bij een Belgische instantie van afgifte verloopt als volgt :

  24. het indienen van de identificatieaanvraag zoals bedoeld in artikel 7 bij de instantie van afgifte die bevoegd is voor de categorie van de paardachtige;

  25. het versturen op papier of via elektronische weg van het identificatieattest door de beheerder naar de houder of naar de instantie van afgifte, na betaling van het forfaitaire bedrag zoals bedoeld in artikel 54;

  26. het invullen van het identificatieattest, met inbegrip van het beschrijvend signalement en het grafisch signalement en/of de foto-opnames, conform de bepalingen van artikel 6 § 2, door de identificeerder of de stamboekafgevaardigde;

  27. het terugzenden van het volledig ingevulde identificatieattest of de online codering van de gegevens door de identificeerder of de stamboekafgevaardigde binnen de tien werkdagen volgend op het invullen van het identificatieattest;

  28. de definitieve encodering door de instantie van afgifte in de centrale gegevensbank van de gegevens met betrekking tot de paardachtige en de houder;

  29. de aflevering van het paspoort.

    Art. 14. Het in artikel 13, 2°, bedoelde identificatieattest bevat minstens de gegevens die vermeld staan in de bijlage 2.

    Art. 15. Teneinde te voldoen aan de bepalingen van artikel 20, lid 1, onder b), van de verordening 2015/262, duidt de identificeerder of de stamboekafgevaardigde de inplantingsplaats van de transponder aan op het grafisch signalement van het identificatieattest door het aanbrengen van een zwarte letter " c ".

    Art. 16. Voor alle paardachtigen afkomstig uit een ander land, vervolledigt de identificeerder in het paspoort het beschrijvend en het grafisch signalement indien deze niet aanwezig zijn.

    Art. 17. Het paspoort is geen eigendomsbewijs.

    Hoofdstuk III. - Identificatie van ingevoerde paardachtigen

    Art. 18. § 1. Elke paardachtige die ingevoerd wordt uit een derde land op het Belgische grondgebied en die niet vergezeld is van :

  30. een slachtcertificaat zoals bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 1 december 2013 betreffende de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT