Koninklijk besluit betreffende het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones en betreffende het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones, de 28 septembre 2023

TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit verstaat men onder:

  1. de wet van 15 mei 2007: de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

  2. het koninklijk besluit 22 mei 2019: het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen;

  3. de opleidingscentra: de opleidingscentra voor de civiele veiligheid zoals vermeld in artikel 175/1 van de wet van 15 mei 2007;

  4. de Hoge Raad voor opleiding: de Hoge Raad voor opleiding zoals vermeld in artikel 175/5 van de wet van 15 mei 2007;

  5. minister: de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;

  6. FOD Binnenlandse Zaken: de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

  7. NWB: Netwerk Brandweer opgericht binnen de vzw Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.

  8. REZONWAL: de vzw "Réseau des zones de secours situées en Région wallonne".

  9. DBDMH: Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    TITEL I. - Federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.

    HOOFDSTUK I. - Samenstelling van het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.

    Art. 2. Het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones, hierna het strategisch comité genoemd, opgericht bij artikel 174/1 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, is samengesteld uit:

    - de directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones of zijn afgevaardigde;

    - de adjunct-directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones of zijn afgevaardigde;

    - een vertegenwoordiger van het NWB, REZONWAL of de DBDMH, indien deze niet reeds wordt vertegenwoordigd door de directeur of de adjunct-directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan representatief voor de hulpverleningszones; ;

    - de directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde;

    - de directeur van de Directie brandweer van de Algemene Directie Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde;

    - een door de directeur-generaal aangewezen vertegenwoordiger van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.

    Er kunnen experten worden uitgenodigd die belast zijn met een materie die op de agenda staat, maar zonder stemrecht.

    Een vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken mag de vergaderingen bijwonen, maar zonder stemrecht.

    HOOFDSTUK II. - Werking van het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.

    Art. 3. Het strategisch comité wordt, overeenkomstig het huishoudelijk reglement, afwisselend voorgezeten door de directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde en door de directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones of zijn afgevaardigde.

    Art. 4. § 1. De voorzitter roept het strategisch comité minstens een keer per kwartaal bijeen. Ten minste vijf werkdagen vóór de datum van de vergadering stuurt hij de agenda en alle relevante documenten naar de leden.

    § 2. De beslissingen van het strategisch comité worden bij consensus genomen.

    Indien geen consensus wordt bereikt, worden de verschillende standpunten in het verslag opgenomen.

    Art. 5. Het strategisch comité stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

    Art. 6. De Algemene directie Civiele Veiligheid is belast met het secretariaat van het strategisch comité.

    TITEL III. - Nationaal orgaan voor de hulpverleningszones

    HOOFDSTUK I. - Opdrachten van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones

    Art. 7. Het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones, hierna het nationaal orgaan genoemd, opgericht bij artikel 175 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, heeft de volgende opdrachten:

  10. het opmaken van technische richtlijnen en operationele procedures die door de hulpverleningszones moeten worden toegepast;

  11. het deelnemen aan de uitwerking van de inhoud van het opleidingsprogramma van het personeel van de hulpverleningszones, en aan het overleg met de opleidingscentra;

  12. het deelnemen aan de operationele evaluatie van de relevantie van de verworven kennis of vaardigheden na afloop van de opleidingen in vergelijking met de geïnventariseerde behoeften, ten behoeve van de Hoge Raad voor opleiding;

  13. het analyseren van de gelijkstellingen inzake opleiding ten behoeve van de Hoge Raad voor opleiding;

  14. het bijdragen aan de vaststelling van de statistische gegevens van de hulpverleningszones die moeten worden verzameld, alsook aan de verzameling, de centralisatie, de terbeschikkingstelling en de analyse van die gegevens;

  15. het onderzoeken en evalueren van incidenten of ongevallen met als doel er lessen uit te trekken, om onder meer aanbevelingen te doen aan de minister ;

  16. het opzetten van begeleiding voor de hulpverleningszones die tot doel heeft goede praktijken uit te wisselen tussen de hulpverleningszones met het oog op een betere werking van de zones;

  17. het ontwikkelen van de expertise en knowhow in het kader van de opdrachten van de hulpverleningszones, alsook de afstemming ervan op alle actoren van de civiele veiligheid en de terbeschikkingstelling ervan;

  18. het ontwikkelen van een expertisenetwerk dat betrekking heeft op alle materies betreffende de werking van de hulpverleningszones;

  19. het meewerken aan studies die de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken opstart, op basis van de verzamelde of ter beschikking gestelde informatie, om de kwaliteit van de hulpverleningszones te verbeteren;

  20. het meewerken aan de onderzoeken en studies betreffende de hulpverleningszones uitgevoerd door andere openbare instellingen;

  21. het formuleren van strategisch en operationeel advies voor de minister, op diens verzoek of op eigen initiatief, en deelnemen aan de werkzaamheden van het strategisch comité;

  22. het vertegenwoordigen van Discipline 1 zoals vermeld in het koninklijk besluit van 22 mei 2019, binnen het Nationaal Crisiscentrum in geval van de afkondiging van een federale noodfase overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 mei 2019;

  23. het verzamelen van de behoeften aan materieel van de hulpverleningszones en het deelnemen aan de uitwerking van het technisch luik van de bestekken opgesteld door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.

    Het nationaal orgaan voert zijn opdrachten uit binnen de grenzen van de acties die zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 175, § 2 van de wet.

    Art. 8. De uitvoering van de opdrachten van het nationaal orgaan doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de verschillende betrokken diensten en departementen van de FOD Binnenlandse Zaken, noch aan de bevoegdheden van de FOD Volksgezondheid, noch aan die van de hulpverleningszones.

    HOOFDSTUK II. - Structuur van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones.

    Afdeling I. - Algemene bepalingen.

    Art. 9. Het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones is samengesteld als volgt:

  24. een beheerscomité;

  25. een technische en operationele groep;

  26. een nationaal vrijwilligersbureau

    Afdeling II. - Beheerscomité.

    Art. 10. Het beheerscomité is als volgt samengesteld:

    1. twee leden die de hulpverleningszones van het Vlaams Gewest vertegenwoordigen, voorgedragen door NWB;

    2. twee leden die de hulpverleningszones van het Waals Gewest vertegenwoordigen, voorgedragen door REZONWAL;

    3. een lid dat DBDMH vertegenwoordigt, voorgedragen door de bevoegde autoriteit.

    Na het akkoord te hebben gekregen van de zoneraad van de betrokken hulpverleningszones, dragen NWB en REZONWAL de kandidaten voor aan de minister.

    De minister wijst de vertegenwoordigers aan die het comité vormen.

    Elke aldus aangewezen vertegenwoordiger wordt geacht binnen de grenzen van het mandaat te handelen dat hem is verleend door, naargelang het geval, NWB, REZONWAL of de DBDMH, en die entiteiten naar behoren te vertegenwoordigen in het kader van de hem toevertrouwde opdrachten.

    Art. 11. De leden van het beheerscomité zijn statutaire personeelsleden gedetacheerd uit een hulpverleningszone of de DBDMH of contractuele personeelsleden van een hulpverleningszone of de DBDMH die ter beschikking gesteld worden binnen de grenzen van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

    Voor elk gedetacheerd of ter beschikking gesteld personeelslid wordt een detacherings- of terbeschikkingstellingsovereenkomst gesloten tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de hulpverleningszone of de DBDMH. De detacheringsovereenkomst wordt door het betrokken personeelslid ondertekend voor kennisname en de terbeschikkingstellingsovereenkomst wordt door het betrokken personeelslid ondertekend voor akkoord.

    Art. 12. Het beheerscomité is met name belast met de volgende opdrachten:

  27. het doen van voorstellen op verzoek van de minister met betrekking tot de algemene beleidsnota;

  28. het opmaken van het ontwerp van behoeftenplan;

  29. het op eigen initiatief of op verzoek van de minister verstrekken van adviezen met betrekking tot de werking van het nationaal orgaan;

  30. het geven van de nodige impulsen aan de ontwikkeling van de uitgevoerde activiteiten en projecten en er de opvolging en de evaluatie van verzekeren, rekening houdend met de door het strategisch comité vastgelegde acties en prioriteiten;

  31. het verantwoorden van het gebruik van de toegekende middelen, met name via de indiening van een jaarlijks activiteitenverslag;

  32. het in artikel 17 bedoelde nationaal vrijwilligersbureau minstens één keer per jaar laten bijeenkomen.

    Art. 13. § 1. Het beheerscomité komt ten minste een keer per kwartaal samen en zoveel keer als vereist is voor de opdrachten bedoeld in artikel 12.

    § 2. Het beheerscomité duidt in zijn midden een directeur en een adjunct-directeur aan. De directeur en de adjunct-directeur behoren elk tot een verschillende taalrol.

    § 3. Het beheerscomité...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT