Koninklijk besluit betreffende het administratief statuut van het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweerman is, de 23 août 2014

BOEK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:

  1. de wet van 15 mei 2007: de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

  2. de zone: de hulpverleningszone zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 15 mei 2007;

  3. de commandant: de zonecommandant zoals bedoeld in artikel 109 van de wet van 15 mei 2007;

  4. de raad: de zoneraad zoals bedoeld in artikel 24 van de wet van 15 mei 2007;

  5. het college: het college van de zone zoals bedoeld in artikel 55 van de wet van 15 mei 2007;

  6. het lid van het ambulancepersoneel: ieder, vrijwillig of beroeps, lid van het operationeel personeel van de zone, dat geen brandweerman is, dat is toegewezen aan de dienst dringende geneeskundige hulpverlening, in overeenstemming met artikel 103 van de wet van 15 mei 2007;

  7. het opleidingscentrum voor de civiele veiligheid: opleidingscentrum voor de civiele veiligheid zoals bedoeld in artikel 175/1 van de wet van 15 mei 2007;

  8. de werkdag: weekdag van maandag tot en met zaterdag, met uitzondering van de feestdagen;

  9. de oproepbaarheidsdienst: de oproepbaarheidsdienst voor de beroepspersoneelsleden zoals bedoeld in de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor brandbestrijding en dringende medische hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

    § 2. Voor de toepassing van dit besluit moet "de raad" verstaan worden als "het college", wanneer de raad deze bevoegdheid, in toepassing van artikel 63 van de wet van 15 mei 2007, gedelegeerd heeft aan het college.

    Art. 2. De raad kan beslissen opdrachten van dringende geneeskundige hulpverlening in de zin van artikel 11, § 1, 2° van de wet van 15 mei 2007, geheel of gedeeltelijk toe te vertrouwen aan ambulancepersoneel van de hulpverleningszone.

    Bovenop de operationele opdrachten die hem voorbehouden zijn en conform de functiebeschrijvingen, kan het ambulancepersoneelslid ertoe gehouden worden om administratieve of logistieke opdrachten overeenkomstig zijn competenties in het kader van artikel 11, § 1, 2° van de wet van 15 mei 2007 uit te voeren.

    De leden van het ambulancepersoneel oefenen geen opdrachten vermeld in artikel 11, § 1, 1°, 3°, 4° en 5° van de wet van 15 mei 2007 uit.

    Art. 3. Het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones is van toepassing op de leden van het ambulancepersoneel van de zone, met uitzondering van:

  10. boek 1;

  11. boek 4;

  12. boek 5, titel 1, artikel 88, artikel 111, 2°, titel 4 hoofdstuk 3, titel 5 en artikel 146;

  13. boek 6;

  14. artikel 194;

  15. boeken 14, 15, 16 en 17.

    Art. 4. § 1. Dit statuut is van toepassing op de beroepspersoneelsleden van de zone.

    § 2. Behoudens tegenstrijdige bepalingen, is dit statuut van toepassing op de vrijwillige personeelsleden van de zone. Ze bevinden zich in een sui generis statutaire situatie.

    § 3. In afwijking van artikel 174, 1° van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt verstaan onder de diensttijd van het vrijwillig ambulancepersoneel de uren gepresteerd door een vrijwillig personeelslid, ingedeeld in vier categorieën:

    - interventies;

    - oefeningen en opleidingen;

    - onderhouds- en administratieve taken;

    - wachtdiensten in de kazerne.

    Art. 5. Dit statuut is eveneens van toepassing op de stagiairs-ambulanciers, behoudens andersluidende bepalingen.

    Art. 6. Wanneer een betrekking vacant wordt verklaard, beslist de raad of deze betrekking wordt ingevuld door aanwerving, door bevordering, door mobiliteit of door professionalisering.

    Art. 7. De raad bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de in dit statuut vastgelegde regels.

    Art. 8. De leden van het ambulancepersoneel zijn bekleed met de graden van hulpverlener-ambulancier of van coördinator hulpverlener-ambulancier.

    Art. 9. Het lid van het ambulancepersoneel dat bekleed is met de graad van coördinator hulpverlener-ambulancier is de hiërarchische meerdere van de leden van het ambulancepersoneel.

    Indien meerdere leden van het ambulancepersoneel houder zijn van de graad van coördinator hulpverlener-ambulancier, bepaalt de raad de voorwaarden tot aanwijzing van een van hen als hiërarchische meerdere van de leden van het ambulancepersoneel.

    De raad richt een oproep tot kandidaten, met vermelding van de te vervullen voorwaarden, de opgelegde proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor indiening ervan en een beknopt functieprofiel.

    Bij tijdelijke afwezigheid van de hiërarchische meerdere, wordt het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de hoogste graad of met de hoogste anciënniteit in dezelfde graad.

    BOEK 2. - De aanwerving, de aanwervingsstage en de benoeming van de leden van het ambulancepersoneel

    Titel 1. - De aanwerving

    Art. 10. § 1. De aanwerving van het ambulancepersoneel gebeurt in de graad van hulpverlener- ambulancier.

    § 2. Bij een vacante betrekking richt de raad een oproep tot kandidaten. De oproep vermeldt of het om een betrekking van vrijwillig personeelslid en/of een betrekking van beroepspersoneelslid gaat.

    De oproep wordt minstens bekendgemaakt op de website van de betrokken zone, van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken, van de VDAB voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest, van het FOREM voor het grondgebied van het Waalse Gewest, van ACTIRIS voor het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van het Arbeitsamt voor het grondgebied van de Duitstalige gemeenschap, ten laatste twintig dagen voor de uiterste inschrijvingsdatum.

    De bekendmaking van de oproep tot kandidaten is verplicht op straffe van nietigheid van de procedure.

    De oproep vermeldt de te vervullen aanwervings- en benoemingsvoorwaarden, en de datum waarop ze moeten vervuld worden, de opgelegde proeven, de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling en de praktische modaliteiten voor het indienen ervan, de reserve, en de eventuele woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige personeelsleden en bevat een beknopt functieprofiel van de vacante betrekking.

    De raad kan, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in haar reglement, door middel van een beslissing gemotiveerd in functie van de operationele organisatie van de zone, een woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting opleggen waaraan het vrijwillig personeelslid dient te voldoen op het ogenblik van zijn benoeming.

    Indien de raad een woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige personeelsleden in haar reglement voorziet, moet hij tevens bepalen onder welke voorwaarden van deze verplichting kan worden afgeweken.

    Onder beschikbaarheidsverplichting wordt begrepen de verplichting om tijdens de oproepbaarheidsdienst bedoeld in artikel 174, 4°, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, bereikbaar te zijn en zich ter beschikking van een post te houden zodat men zich er in geval van een oproep naar kan begeven binnen een door de raad te bepalen termijn.

    Art. 11. § 1. Kandidaten voor een betrekking van hulpverlener-ambulancier voldoen aan de volgende voorwaarden:

  16. Belg zijn of burger van een ander land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland;

  17. ten minste 18 jaar oud zijn;

  18. een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking. De kandidaat bezorgt een uittreksel uit het strafregister dat afgeleverd dient te zijn binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;

  19. de burgerlijke en politieke rechten genieten;

  20. in orde zijn met de dienstplichtwetten;

  21. houder zijn van rijbewijs B;

  22. houder zijn van een diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot functies van niveau C binnen de federale overheid zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;

    § 2. Om aangeworven te kunnen worden moet de kandidaat geslaagd zijn voor een vergelijkend examen en dient hij een eliminerend medisch onderzoek te ondergaan, zoals bepaald in artikel 26 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, die beide door de raad georganiseerd worden.

    Het vergelijkend examen bestaat uit een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de zone te testen. Als operationele redenen dat rechtvaardigen, kan het vergelijkend examen eveneens een bijkomende proef omvatten.

    De raad bepaalt, in een reglement, de inhoud van de bijkomende proef en de samenstelling van de jury. De praktische organisatie van het vergelijkend examen kan door de raad toevertrouwd worden aan een opleidingscentrum voor civiele veiligheid.

    De geslaagde kandidaten worden opgenomen in een wervingsreserve die twee jaar geldig is. De geldigheidsduur kan ten hoogste twee keer voor twee jaar verlengd worden.

    Het resultaat van het vergelijkend examen wordt de betrokkene ter kennis gebracht via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.

    Titel 2. - De aanwervingsstage

    Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

    Art. 12. De kandidaten uit de reserve worden door de raad toegelaten tot de aanwervingsstage in orde van rangschikking resulterend uit de zonale proeven.

    Iedere benoeming begint met een periode van de aanwervingsstage.

    De aanwervingsstage begint op de dag van indiensttreding.

    De stage begint met het volgen van de opleiding die nodig is voor het behalen van het brevet van ambulancier en eindigt 1 jaar na het behalen van het brevet van ambulancier bedoeld in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT