Koninklijk besluit betreffende de beveiliging van inrichtingen voor bovengrondse berging van radioactief afval, de 17 mars 2024

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities die gegeven zijn in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen.

Voor de toepassing van dit besluit gelden naast deze definities de volgende definities:

  1. Berging: de plaatsing van radioactief afval in een installatie zonder de bedoeling dat afval terug te halen maar zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid om, in voorkomend geval, over te gaan tot recuperatie van afval, in overeenstemming met de modaliteiten gedefinieerd in de Nationale Beleidsmaatregelen zoals bepaald in de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;

  2. Bergingsinstallatie: elke installatie die als voornaamste doel de berging heeft;

  3. Inrichting voor berging: een geheel van een of meerdere bergingsinstallaties die zich bevinden binnen een beperkte en welomschreven geografische zone en waarvoor eenzelfde exploitant verantwoordelijk is;

  4. Radioactief afval: radioactieve afvalstoffen zoals gedefinieerd in het algemeen reglement;

  5. Afgevaardigde voor bergingsbeveiliging: de natuurlijke persoon aangeduid door de exploitant en belast voor rekening van de exploitant met het toezicht op de naleving van en de uitvoering van de radiologische beveiligingsregels voor de berging van radioactief afval;

  6. Operationele periode: periode uit het leven van een inrichting voor berging die de bouw-, operationele- en sluitingsfase omvat. Zij neemt een aanvang met de goedkeuring van het beveiligingsplan voor de bouwfase en eindigt met de oplevering van de beveiligingsmaatregelen voor de controlefase;

  7. Bouwfase: fase van de operationele periode tijdens dewelke bouwwerken van de bergingsinstallatie worden gerealiseerd;

  8. Operationele fase: fase van de operationele periode tijdens dewelke de bergingsoperaties van het radioactief afval worden uitgevoerd;

  9. Sluitingsfase: eindfase van de operationele periode gedurende dewelke de operaties volgend op de berging van radioactief afval worden gerealiseerd met inbegrip van de laatste bouw- en andere werken vereist om de veiligheid op lange termijn te waarborgen;

  10. Post-operationele periode: de periode volgend op de operationele periode. Ze begint met de controlefase en strekt zich uit tot voorbij de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning;

  11. Controlefase: beginfase van de post-operationele periode met het oog op het verifiëren van de elementen die de opheffing van de beveiligingsmaatregelen rechtvaardigen. Deze fase begint na de sluitingsfase en wordt afgesloten met de opheffing van de beveiligingsmaatregelen;

  12. Wet van 11 december 1998: de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst;

  13. Algemeen reglement: het Koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen;

  14. Wet van 15 april 1994: de Wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;

  15. Radioactief afval dat gedecategoriseerde kernmaterialen bevat: radioactief afval dat kernmateriaal bevat waaraan er door het Agentschap een lagere veiligheidsrang of geen veiligheidsrang werd toegekend;

  16. Geautoriseerd persoon: een persoon die door de exploitant of door de afgevaardigde voor bergingsbeveiliging in opdracht van de exploitant geautoriseerd is om zonder begeleiding toegang te hebben tot de inrichting voor berging en tot radiologische beveiligingsdocumenten;

  17. Ongeautoriseerde toegang: elke toegang tot de bergingsperimeter of tot radiologische beveiligingsdocumenten door een persoon die noch geautoriseerd, noch begeleid is door een geautoriseerd persoon;

  18. Radiologisch beveiligingsincident:

    1. de kwaadwillige handeling;

    2. de ongeautoriseerde toegang, of poging daartoe;

    3. elke gedetecteerde afwijking bij de verificatie van de inventaris;

    4. elk abnormaal feit waardoor een kwaadwillige handeling kan worden vermoed;

    5. de compromittering van radiologische beveiligingsdocumenten, de ongeautoriseerde toegang, tot radiologische beveiligingsdocumenten, of poging daartoe;

  19. Kwaadwillige handeling:

    1. het ongeoorloofd bezit, de diefstal, de sabotage, of het kwaadwillig gebruik van radioactief afval dat onderworpen is aan de in dit besluit opgenomen beveiligingsmaatregelen;

    2. de sabotage van een inrichting of installatie voor berging;

    3. het ongeoorloofd bezit, de diefstal, het kwaadwillig gebruik, of de kwaadwillige verspreiding van radiologische beveiligingsdocumenten vallend onder het huidige besluit;

    4. de poging tot, of dreiging met handelingen voorzien in a), b) en c);

  20. Beveiligingsplan: een radiologisch beveiligingsdocument dat het radiologisch beveiligingssysteem beschrijft en dat opgesteld is door de exploitant in het kader van de erkenningsaanvraag van het radiologisch beveiligingssysteem bedoeld in hoofdstuk VII;

  21. Radiologische beveiligingscultuur: alle kenmerken, houdingen en gedragingen die bijdragen tot, of een versterking vormen van het geheel aan maatregelen om kwaadwillige handelingen te verhinderen, te detecteren of om tussen te komen wanneer ze zich voordoen.

  22. Beveiligingsmaatregelen voor radioactief afval: beveiligingsmaatregelen voor radioactieve stoffen in de zin van artikel 1 van de wet van 1994 specifiek voor het radioactief afval voorzien in het huidige besluit.

  23. Bergingsperimeter: elke fysieke voorziening die de ongeautoriseerde toegang tot de bovengrondse inrichting voor berging verhindert of vertraagt.

    Art. 2. Toepassingsgebied

    Dit besluit is van toepassing op inrichtingen voor bovengrondse berging voor radioactief afval dat geen kernmaterialen bevat en voor radioactief afval dat met toepassing van artikel 3 gedecategoriseerd(e) kernmateriaal(len) bevat.

    Art. 3. Decategorisering van kernmateriaal aanwezig in radioactief afval.

    Het Agentschap kan, op vraag van de exploitant, de veiligheidsrang van het kernmateriaal aanwezig in het radioactief afval opheffen op voorwaarde dat:

    1. de totale hoeveelheid kernmaterialen in de inrichting voor berging de maximale hoeveelheden ingedeeld in categorie III zoals bepaald in artikel 17ter van de Wet van 15 april 1994 niet overschrijdt en;

    2. het radioactief afval voldoet aan de criteria om geborgen te worden in een inrichting voor bovengrondse berging opgesteld door NIRAS en;

    3. de afvalstoffen beschouwd zijn als bewaarde afvalstoffen krachtens de toepassing van de verordening 302/2005 van de Commissie van 8 februari 2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom of dat de afvalstoffen geclassificeerd zijn als geconditioneerde afvalstoffen volgende dezelfde verordening en;

    4. het kernmateriaal in het radioactief afval kan beschouwd worden als zijnde weinig-verspreidbaar.

      De exploitant die een aanvraag voor het opheffen van de veiligheidsrang voorzien in het eerste lid indient bij het Agentschap, moet de hierboven genoemde voorwaarden aantonen. Het Agentschap zal op basis van deze aanvraag beslissen om de veiligheidsrang van de kernmaterialen al dan niet op te heffen binnen een termijn vast te stellen door het Agentschap na raadpleging van de exploitant.

      Het Agentschap kan een technisch reglement opstellen betreffende de inhoud van de aanvraag vermeld in het tweede lid alsook betreffende de modaliteiten voor het indienen en opstellen van het dossier met betrekking tot het opheffen van de veiligheidsrang.

      HOOFDSTUK II. - Beveiligingsmaatregelen voor radioactieve afvalstoffen tijdens de operationele periode

      Art. 4. Beveiligingsmaatregelen tijdens de bouwfase

      § 1. De voorziene inrichting voor berging moet omgeven zijn door een bergingsperimeter.

      § 2. De bergingsperimeter bestaat uit een fysieke barrière die de inrichting voor berging omsluit, voorzien van een automatische detectie-installatie voor het detecteren van een mogelijke binnendringing of poging tot binnendringing binnen de desbetreffende perimeter. Op deze bergingsperimeter moet een permanente camerabewaking actief zijn.

      § 3. De toegang tot de bergingsperimeter wordt zodanig gecontroleerd dat elke ongeautoriseerde toegang gedetecteerd en vertraagd wordt en dat het risico op kwaadwillige handelingen wordt beperkt.

      § 4. De beveiliging van de bergingsperimeter wordt verzekerd door bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten die hiervoor erkend zijn overeenkomstig de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

      § 5. De personen die de inrichting voor berging betreden, moeten hun identiteit bewijzen en een steekproefsgewijze verificatie van de voertuigen en hun lading evenals van hun bagage toelaten.

      § 6. De exploitant vertrouwt de controle van de voertuigen en hun lading toe aan de erkende bewakingsagenten conform de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

      Art. 5. Beveiligingsmaatregelen tijdens de operationele fase

      § 1. De bepalingen vervat in artikel 4 § 1 tot § 6 blijven van toepassing tijdens de operationele fase.

      § 2. De exploitant ziet erop toe dat er een centrale toezichtspost aanwezig is. De registratie van de alarmen, de evaluatie van de situatie en de communicatie met de bewakingsagenten en met de politiediensten gebeuren systematisch.

      § 3. De centrale toezichtspost beschikt over een directe verbinding voor de communicatie met de bevoegde ordediensten die worden opgeroepen om tussen te komen in geval van kwaadwillige handelingen.

      § 4. De toegang tot de centrale toezichtspost is beperkt tot een minimum aantal geautoriseerde personen en wordt zodanig gecontroleerd dat elke ongeautoriseerde toegang gedetecteerd en vertraagd wordt en dat het risico op...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT