13 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een tegemoetkoming aan sommige zelfstandige kinesitherapeuten die een opleiding tot gegradueerd verpleegkundige volgen., de 13 janvier 2003

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder "kinesitherapeuten", de personen bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Art. 2. Openen het recht op een financiële tegemoetkoming ten laste van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de zelfstandige kinesitherapeuten in hoofdberoep die met toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 ter uitvoering van artikel 55bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 een aanvraag hebben ingediend en gekozen hebben voor een opleiding die meer dan 9 maanden duurt, met name de opleiding tot gegradueerd verpleegkundige met aanvang vanaf het schooljaar 2002-2003.

De financiële tegemoetkoming wordt toegekend voorzover de opleiding effectief wordt gevolgd of verdergezet, met inbegrip van de studiejaren die worden overgedaan, en is niet meer verschuldigd vanaf het tijdstip van de beëindiging van de opleiding.

Enkel de kandidaten die zich situeren tussen de eerste 350 geldige kandidaturen, volgens datum van indiening, komen in aanmerking voor de toepassing van dit besluit.

Art. 3. De financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 is door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering verschuldigd vanaf de maand juni 2003.

Art. 4. De financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 bedraagt 2.627,67 euro per maand verminderd met (2.627,67 x totaal aantal uren van tewerkstelling per week als loontrekkende gedeeld door 38).

Voor de toepassing van dit artikel kan het aantal uren van tewerkstelling per week als loontrekkende nooit meer bedragen dan 38 uur.

Wanneer de tegemoetkoming slechts voor een deel van een maand verschuldigd is, wordt het bedrag vastgesteld met toepassing van het eerste of het tweede lid, vermenigvuldigd met (30 - het aantal kalenderdagen gelegen in de periode waarvoor de tegemoetkoming niet verschuldigd is, gedeeld door 30).

Art. 5. In afwijking van de laatste keuze mogelijkheid vermeld in de bijlage gevoegd bij voormeld koninklijk besluit van 2 augustus 2002 staat het Participatiefonds in voor de voorfinanciering van de toelagen bedoeld in artikel 4 van dat besluit en verschuldigd met toepassing van artikel 2 van dit besluit, met ingang van 1 september 2002.

In afwijking van artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, van voormeld koninklijk...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT