Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 11-05-2007.), de 21 juillet 1844

TITEL I. - TITEL I. - Rustpensioenen.

HOOFDSTUK I. - Rustpensioenen in het algemeen.

Afdeling I. - Toelating tot pensioen.

Artikel 1. Aan magistraten, ambtenaren en personeelsleden, die, ingevolge een vaste benoeming of ingevolge een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming, deel uitmaken van het algemene bestuur en uit de Staatskas worden bezoldigd, kan pensioen worden verleend op de leeftijd van vijfenzestig jaar en na twintig jaar dienst.

De minimumdiensttijd is dertig jaar wanneer bijzondere bepalingen onder verwijzing naar de bij deze wet ingestelde regeling, voor enig ander persoon wiens pensioen ten laste komt van de Staatskas, voorzien in de mogelijkheid van pensionering op een lagere leeftijd dan vijfenzestig jaar, zonder een minimumdiensttijd te bepalen.

Voor provinciegouverneurs en arrondissements- commissarissen wordt die minimumdiensttijd evenwel bepaald op zeven, respectievelijk vijftien jaar, in die hoedanigheid.

Het eerste lid aldus vervangen bij artikel 29 van de wet van 5 augustus 1968 en nadien aldus gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 17 juni 1971 en artikel 39 van de wet van 23 december 1974; het tweede lid aldus vervangen bij artikel 29 van de wet van 5 augustus 1968 en het derde lid toegevoegd bij artikel 1 van de wet van 25 maart 1937.

Art. 2. Personen als bedoeld in artikel 1, die, bij een vaste benoeming of bij een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming, met een hoofdbetrekking zijn bekleed, kunnen, ongeacht hun leeftijd of diensttijd, worden gepensioneerd wanneer zij blijken niet in staat te zijn om hun ambt te blijven uitoefenen.

Art. 3. Uit hoofde van een bijbetrekking kan pensioen wegens ongeschiktheid niet worden verleend dan na ten minste tien jaar dienst.

Deze tijd wordt tot vijf jaar verminderd indien de ongeschiktheid het gevolg is van gebrekkigheid te wijten aan de uitoefening van het ambt.

Vloeit de ongeschiktheid voort uit een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk, of uit een beroepsziekte, dan is geen minimum aan dienstjaren vereist.

Art. 4. De Koning bepaalt wat een hoofdbetrekking of een bijbetrekking is in de zin van deze wet.

Art. 4bis. Voor de toepassing van de artikelen 1 en 3 wordt diensttijd, bezoldigd uit de Staatskas van Belgisch- Congo en van Ruanda-Urundi, meegerekend bij de bepaling van het minimum aantal jaren dat recht geeft op pensioen aan in Rijksbesturen in dienst getreden magistraten van Belgisch-Congo of van Ruanda-Urundi en aan ambtenaren van het Bestuur in Afrika of van de Weermacht, die niet behoren tot de actieve kaders van het moederlandse leger.

Hetzelfde geldt voor dienst bij het Hoofdbestuur van Belgisch-Congo en van Ruanda-Urundi, verricht door tijdelijke ambtenaren die nadien de hoedanigheid van rijksambtenaar hebben verkregen.

Art. 5. (...).

Art. 6. Recht op pensioen kunnen geven :

  1. Burgerlijke of gerechtelijke dienst, verricht ingevolge benoemingen ter uitvoering van de wet of vanwege de Regering, en uit de Staatskas bezoldigd. Personeelsleden behoorlijk bij een besluit aangesteld in overtal, zijn niet onderworpen aan de voorwaarde van benoeming. Hetzelfde geldt voor tweede ambassade-secretarissen voor de tijd gedurende welke zij in dienst zijn, hetzij buitenslands, hetzij binnenslands bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

    Dubbel aangerekend wordt de tijd gedurende welke magistraten, ambtenaren of personeelsleden zijn gevangengehouden of weggevoerd wegens hun vaderlandslievend gedrag of hun weigering te gehoorzamen aan de bevelen van de Duitse overheid, bij of naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt.

    Voor het pensioen wordt de tijd meegerekend gedurende welke personeelsleden bij het Departement van Financiën in de hoedanigheid van aangenomen klerk een niet door de Staat bezoldigde proeftijd hebben vervuld vóór hun benoeming in vast verband.

    Voor het pensioen wordt eveneens meegerekend :

    - de tijd waarvoor de betrokkene de hoedanigheid heeft van agent van de inlichtingendiensten of gedeporteerde van de oorlog 1914-1918, op voorwaarde dat hij vóór 1 juli 1924 in dienst is getreden en die tijd niet reeds om een andere reden in aanmerking komt.

    Van de werkelijke duur van de medewerking aan de inlichtingendiensten of van de deportatie wordt het bewijs geleverd zoals inzake oorlogsrente.

    - de tijd waarvoor de betrokkene het statuut geniet van lid van het burgerlijk verzet, van werkweigeraar of van gedeporteerde voor verplichte tewerkstelling van de oorlog 1940-1945, op voorwaarde dat hij vóór 1 augustus 1955 in dienst is getreden of dat de koloniale dienst die hij kan doen gelden voor het recht op, of de berekening van zijn moederlands pensioen, vóór die datum is aangevat, en dat die tijd niet reeds om een andere reden in aanmerking komt.

    Van de werkelijke duur waarvoor het beoogde statuut is erkend, wordt het bewijs geleverd zoals inzake oorlogsrente.

  2. Werkelijke militaire dienst voor de tijd van werkelijke aanwezigheid bij het korps, evenals de dienst verricht bij de Civiele Bescherming of besteed aan taken van openbaar nut overeenkomstig de wetten betreffende het statuut van gewetensbezwaarde, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 20 februari 1980; de tijd van werkelijke aanwezigheid bij het korps, doorgebracht bij de legers op oorlogsvoet, wordt dubbel of driemaal aangerekend volgens de regels gesteld betreffende het verkrijgen van het militair pensioen wegens dienstjaren.

    Hetzelfde geldt ten aanzien van gevangenhouding of deportatie ten gevolge van veroordelingen uitgesproken jegens degenen die tijdens het vervullen van hun ambt of hun betrekking meewerkten aan inlichtingendiensten of het vertrek uit België vergemakkelijkten van jongelieden die zich bij de geallieerde legers hebben vervoegd.

  3. Voltijdse dienst door vrijwilligers kosteloos in griffies of parketten verricht vóór 17 augustus 1955.

    Het bewijs van die dienstverrichting kan worden geleverd door alle rechtsmiddelen, met inbegrip van getuigenissen.

  4. De tijd waarvoor de betrokkene het voordeel geniet van de wet van 21 november 1974 houdende statuut van weerstander tegen het nazisme in de ingelijfde gebieden, voorzover hij vóór 1 augustus 1955 in dienst is getreden of vóór dat tijdstip de koloniale dienst heeft aangevat, die hij kan doen gelden voor het recht op of de berekening van zijn moederlands pensioen. Indien het voormelde statuut geheel of ten dele is toegekend overeenkomstig artikel 2, 1°, 3° of 5°, van de wet van 21 november 1974, wordt de in aanmerking te nemen tijd dubbel aangerekend bij het berekenen van het pensioen overeenkomstig de regels gesteld voor aanrekening van de militaire oorlogsdienst bedoeld in artikel 73 van de wetten op de militaire pensioenen, gecoördineerd op 11 augustus 1923.

    Het voorgaande is alleen van toepassing in de mate waarin de enkel of dubbel aan te rekenen tijd aan de betrokkene niet een ten minste evenwaardig voordeel heeft opgeleverd.

    Voor het pensioen wordt aangerekend, voorzover daarmee niet reeds om een andere reden rekening is gehouden :

    - de tijd waarvoor de betrokkene gerechtigd is op het statuut van politiek gevangene van de oorlog 1914-1918, voorzover hij vóór 1 juli 1924 in dienst is getreden;

    - de tijd waarvoor de betrokkene gerechtigd is op het statuut van politiek gevangene van de oorlog 1940-1945, voorzover hij vóór 1 augustus 1955 in dienst is getreden of vóór dat tijdstip de koloniale dienst heeft aangevat, die hij kan doen gelden voor het recht op of de berekening van zijn moederlands pensioen.

    De werkelijke duur van de hechtenis als politiek gevangene van de oorlog 1914-1918 of van het genot van het statuut van politiek gevangene van de oorlog 1940-1945 wordt bewezen zoals inzake oorlogsrente, en de in aanmerking komende tijd wordt dubbel aangerekend bij het berekenen van het pensioen overeenkomstig de regels gesteld voor aanrekening van de militaire oorlogsdienst bedoeld in artikel 73 van de wetten op de militaire pensioenen, gecoördineerd op 11 augustus 1923, met uitzondering van de tijd die aan de betrokkene reeds ten minste een evenwaardig voordeel heeft opgeleverd.

    Art. 7. Een magistraat, ambtenaar of personeelslid, die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt bij de uitoefening van zijn ambt, kan bij inruststelling door de Regering worden gemachtigd om de titel van zijn ambt eershalve te voeren.

    Afdeling II. - Berekening van pensioenen.

    Art. 8. § 1. Het rustpensioen wordt berekend op de grondslag van, voor elk jaar dienst, 1/60 van de referentiewedde.

    De referentiewedde is de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaar van de loopbaan of van de volledige duur van de loopbaan als die minder dan vijf jaar bedraagt. De gemiddelde wedde wordt bepaald op basis van de wedden zoals die vastgelegd zijn in de weddenschalen verbonden aan de ambten waarin de betrokkene vast was benoemd. Indien de betrokkene, die vast was benoemd in een ambt, gedurende de hiervoor bedoelde tijd een ander ambt heeft uitgeoefend waarin hij niet vast was benoemd, worden alleen de wedden verbonden aan het ambt waarin hij vast was benoemd, in aanmerking genomen. Indien de betrokkene niet vast was benoemd gedurende de hele hiervoor bedoelde tijd, worden de wedden verbonden aan de tijdelijk of krachtens overeenkomst uitgeoefende betrekkingen die aan de vaste benoeming zijn voorafgegaan, eveneens in aanmerking genomen. In dat geval mogen die wedden evenwel niet hoger zijn dan die welke toegekend zouden zijn indien de tijdelijk of krachtens overeenkomst uitgeoefende bedieningen door de betrokkene zouden zijn gepresteerd in het ambt waarin hij vast was benoemd. Indien de vaste benoeming in een bevorderingsambt eerst kon plaatsvinden na een proeftijd, en de betrokkene na die tijd vast is benoemd in dat bevorderingsambt, wordt hij geacht vanaf het begin van de proeftijd vast benoemd te zijn.

    Voor de toepassing van deze wet wordt met een vaste benoeming gelijkgesteld, een mandaat verleend met toepassing, hetzij van artikel 74bis van het koninklijk...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT