Keizerlijk Decreet op de kerkfabrieken. (NOTA 1 : gewijzigd voor het Brusselse Gewest bij ORD 2002-07-18/38,, de 30 décembre 1809

Hoofdstuk 1. De kerkbesturen.

Artikel 1. De kerkbesturen opgericht bij het artikel 76 van de wet van 18 germinal jaar X, worden belast met het onderhoud en het behoud van de kerken; met het beheer van de aalmoezen en de goederen; van de bij de wetten en de verordeningen toegelaten renten en ontvangsten, de toelage door de gemeenten verschaft, en over het algemeen al de fondsen die aangewend worden voor de uitoefening van de eredienst; zij worden er ten slotte mede belast die uitoefening en het hooghouden van de waardigheid er van te verzekeren in de kerken waaraan zij gehecht zijn hetzij door de ervoor nodige uitgaven te kwijten, hetzij door de middelen om er in te voorzien te verzekeren.

Art. 2. Ieder kerkbestuur zal samengesteld zijn uit een raad en uit een bureau van de kerkmeesters.

Afdeling 1. De Raad.

§ 1. Samenstelling van de raad.

Art. 3. In de parochies waar de bevolking vijf duizend en meer zielen zal belopen, zal de raad samengesteld zijn uit negen raadsleden van het kerkbestuur; in al de andere parochies zal hij uit vijf leden bestaan; zij zullen genomen worden onder de vooraanstaande burgers; zij zullen katholiek moeten zijn en de parochie bewonen.

Art. 4. Daarenboven, zijn van rechtswege lid van de raad:

  1. de pastoor of de bedienaar, die er de eerste plaats zal innemen, en zich door een van zijn onderpastoors kan laten vervangen;

  2. de burgemeester van de gemeente van de hoofdplaats der pastorij of der hulpkerk; hij kan zich laten vervangen door een van de schepenen; is de burgemeester niet katholiek, dan moet hij in zijn plaats een katholiek schepen aanstellen, of, zo er geen is, een katholiek lid van de gemeenteraad.

    De burgemeester zit links van de pastoor en rechts van de voorzitter.

    Art. 5. In de steden waar meerdere parochies of hulpkerken zijn, is de burgemeester van rechtswege lid van de raad van ieder kerkbestuur, hij kan zich laten vervangen zoals bij het vorig artikel bepaald.

    Art. 6. In de parochies of hulpkerken alwaar de kerkbestuursraad bestaat uit negen leden, de leden van rechtswege niet medegeteld, worden de eerste maal, vijf leden door de bisschop en vier door de gouverneur benoemd, daar waar hij slechts uit vijf leden bestaat benoemt de bisschop er drie en de gouverneur twee.

    Art. 7. De kerkbestuursraad wordt bij gedeelten om de drie jaar vernieuwd namelijk, na de eerste drie jaar in de parochies waar hij, ongeacht de leden van rechtswege, uit negen leden bestaat, door het uittreden van vijf leden die, voor de eerste vernieuwing, door het lot zullen aangewezen worden, en van de vier overige na het verstrijken van zes jaar, daar waar hij uit vijf leden samengesteld is, ongeacht de leden van rechtswege, wordt hij vernieuwd door het uittreden van drie door het lot aan te wijzen leden, na de eerste drie jaar, en van de twee overige na het verloop van zes jaar. In het vervolg moeten immer de oudst in dienst zijnde leden uittreden.

    Art. 8. De raadsleden, die de uittredende leden moeten vervangen, worden door de overige leden verkozen.

    Zo de vervanging niet op de gestelde tijd gebeurd is, beveelt de bisschop er binnen een maand toe over te gaan; eens die tijd voorbij is, voorziet hij zelf in vervanging, doch enkel voor dit maal.

    De uittredende leden zijn opnieuw verkiesbaar.

    Art. 9. De raad verkiest zijn secretaris en zijn voorzitter: zij worden vervangen op de eerste zondag in april van elk jaar, en kunnen opnieuw verkozen worden. Bij staking van stemmen is 's voorzitters stem doorslaand. De raad kan niet beraadslagen dan wanneer meer dan de helft van de leden ter vergadering aanwezig zijn; en al de aanwezige leden zullen de notulen ondertekenen die bij meerderheid van stemmen zullen vastgesteld worden.

    § 2. Zittingen van de raad.

    Art. 10. De raad vergadert op de eerste zondag in de maand april, juli, oktober en januari, na de hoogmis of na de vespers, in de kerk, of in een aan de kerk palende plaats of in de pastorij.

    Het houden van ieder van deze zittingen wordt, de zondag van te voren, tijdens de hoogmis, op de preekstoel bekend gemaakt.

    De raad kan daarenboven buiten deze tijden vergaderen mits de toestemming van de bisschop of van de gouverneur, als een dringende aangelegenheid of een onvoorziene uitgave het vereist.

    § 3. Opdracht van de raad

    Art. 11. Zohaast de raad aangesteld is, verkiest hij, onder zijn leden, degene die, als kerkmeesters, het bureau zullen samenstellen; en, in de toekomst, bij het verstrijken van de termijn door het huidige reglement vastgesteld voor het uitoefenen van het kerkmeesterambt, zal de raad ook dat lid verkiezen dat de uittredende kerkmeester moet vervangen.

    Art. 12. Worden onderworpen aan beraadslaging door de raad:

  3. de begroting van het kerkbestuur;

  4. de jaarrekening van zijn schatbewaarder;

  5. het gebruik van de fondsen voortkomende van de giften en schenkingen die overblijven en de belegging van de teruggestorte kapitalen;

  6. al de buitengewone uitgaven hoger dan vijftig frank in de parochies met meer dan duizend zielen, en de honderd frank in de parochies met een groter inwonertal;

  7. de gedingen als aanlegger en als verweerder, de erf- of langdurige pachten, de vervreemdingen of de ruilingen, en over het algemeen de zaken die het gewone beheer van de goederen der minderjarigen te buiten gaan.

    Afdeling 2. Het bureau der kerkmeesters.

    § 1. Samenstelling van het bureau der kerkmeesters.

    Art. 13. Het bureau der kerkmeesters omvat:

  8. de pastoor of de bedienaar van de parochie of van de hulpkerk die er van rechtswege en voortdurend deel van zal uitmaken;

  9. drie leden van de kerkraad.

    De pastoor of de bedienaar zal de eerste plaats innemen en kan door een van zijn onderpastoors vervangen worden.

    Art. 14. Kunnen niet tegelijkertijd van het bureau deel uitmaken de bloed- of aanverwanten tot en met de graad van oom en neef.

    Art. 15. Telken jare, op de eerste zondag in april, zal een van de kerkmeesters uit het bureau treden en moeten vervangen worden.

    Art. 16. Onder de drie kerkmeesters, voor de eerste maal door de raad benoemd, zullen er achtereenvolgens twee, door het lot aangeduid, uittreden, bij het verstrijken van het eerste en van het tweede jaar en de derde zal ambtshalve bij het verstrijken van het derde jaar uittreden.

    Art. 17. In de toekomst moeten altijd de langst in dienst zijnde kerkmeesters uittreden.

    Art. 18. Gebeurt de verkiezing niet op de gestelde tijd, dan zal de bisschop er in voorzien.

    Art. 19. Zij benoemen onder hen een voorzitter, een secretaris en een schatbewaarder.

    Art. 20. Om te beraadslagen, moeten de leden van het bureau ten minste met drieën zijn.

    Bij staking van stemmen, is 's voorzitters stem doorslaand.

    Al de notulen moeten door de aanwezige leden ondertekend worden.

    Art. 21. In de parochies waar er gewoonlijk ere-kerkmeesters waren, mogen er twee door de raad verkozen worden onder de voornaamste op de parochie wonende ambtenaren. Deze kerkmeesters en al de andere leden van de raad hebben in de kerk een uitgelezen plaats: de kerkmeestersbank: zoveel mogelijk zal zij vóór de preekstoel geplaatst worden. Op deze bank komt de eerste plaats de pastoor of de bedienaar toe, telkens wanneer hij daar tijdens de preek plaats neemt.

    § 2. Zittingen van het kerkmeesterbureau.

    Art. 22. Het bureau vergadert elke maand, na de hoogmis, op de voor de zittingen van de raad aangeduide plaats.

    Art. 23. In de buitengewone gevallen wordt het bureau bijeengeroepen, hetzij ambtshalve door de voorzitter, hetzij op het verzoek van de pastoor of van de bedienaar.

    § 3. Bevoegdheid van het bureau.

    Art. 24. Het kerkmeestersbureau stelt de begroting van het kerkbestuur op, en onderzoekt de zaken die voor de raad dienen gebracht; hij is belast met het uitvoeren van de beslissingen van de raad en met het dagelijks bestuur van het tijdelijke van de parochie.

    Art. 25. De schatbewaarder zorgt voor het innen van al de aan het kerkbestuur verschuldigde bedragen of ze behoren tot het jaarlijks inkomen, dan wel om enige andere reden.

    Art. 26. De kerkmeesters moeten ervoor zorgen dat alle stichtingen trouw vereffend en uitgevoerd worden naar het inzicht van de stichters, zonder dat het geld voor andere lasten moge gebezigd worden.

    Een uittreksel uit het register der titels van stichtingen die, in de loop van een trimester, moeten uitgevoerd worden, zal in het begin van ieder kwartaal in de sacristij uitgehangen worden, met de namen van de stichters en van de geestelijke die iedere stichting zal uitvoeren.

    Bij het einde van elk kwartaal zal door de pastoor of door de bedienaar, aan het kerkmeestersbureau verantwoording gegeven worden van de tijdens het kwartaal uitgevoerde stichtingen.

    Art. 27. De kerkmeesters leveren de olie, het brood, de wijn, de wierook, het was, en over...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT