Kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen., de 3 août 2007

TITEL I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. Minister : de Minister bevoegd voor de Middenstand;

  2. Belanghebbende beroepsverbonden : de verbonden die de voorwaarden vervullen, bepaald bij artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;

  3. Nationale interprofessionele federaties : de federaties die de voorwaarden vervullen, bepaald bij artikel 7 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;

  4. Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, die opgericht is door artikel 13 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;

    TITEL II. - Bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen.

    HOOFDSTUK I. - Aanvraag tot reglementering.

    Art. 2. De Koning kan op verzoek van één of meer belanghebbende beroepsverbonden en minstens twee nationale interprofessionele federaties en na advies van de Hoge Raad, beslissen de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep te beschermen en de uitoefeningsvoorwaarden voor dat beroep vast te stellen.

    De Koning kan de reglementeringen, vastgesteld krachtens deze titel, actualiseren.

    Art. 3. § 1. Elk verzoekschrift tot reglementering wordt gericht tot de Minister.

    De verzoekers vermelden in het verzoekschrift de te beschermen titel en omschrijven de beroepswerkzaamheid of -werkzaamheden welke ze gereglementeerd wensen te zien. Ze motiveren hun verzoek.

    In het verzoekschrift wordt eveneens het programma en het niveau van de vereiste beroepskennis bepaald. De vereiste beroepskennis moet kunnen verworven worden in de door het Rijk, de Gemeenschappen of de Gewesten georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijs- of vormingsinstellingen.

    De verzoekers vermelden in hun verzoekschrift eveneens de basiselementen van de plichtenleer welke zij gereglementeerd wensen te zien, alsook de basiselementen en de maximum duur van de stageperiode.

    Het verzoekschrift voorziet eveneens in de oprichting van een Beroepsinstituut met rechtspersoonlijkheid dat voornamelijk tot opdracht zal hebben de plichtenleer nader te preciseren of aan te vullen en te waken over de naleving ervan.

    § 2. Het overeenkomstig § 1 ingediende en in de door de Koning bepaalde vorm opgestelde verzoekschrift wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad binnen dertig dagen na de ontvangst ervan. Ieder belanghebbende kan de Minister schriftelijk van zijn opmerkingen kennis geven binnen dertig dagen volgend op die bekendmaking.

    § 3. Na verloop van deze termijn wordt het verzoekschrift, samen met de opmerkingen waartoe het aanleiding heeft gegeven, aan de Hoge Raad toegezonden. De Hoge Raad verleent een met redenen omkleed advies, nadat de vaste commissie opgericht krachtens artikel 18, § 1, van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, een onderzoek heeft ingesteld.

    Het advies en het uittreksel van de notulen van de zitting tijdens welke het verzoekschrift werd onderzocht, worden binnen drie maanden na de ontvangst ervan door de Raad, aan de Minister en aan de verzoekers medegedeeld.

    § 4. Na advies van de Hoge Raad kunnen de verzoekers hun verzoekschrift derwijze aanpassen dat met de geformuleerde opmerkingen en het advies rekening wordt gehouden.

    Wanneer de Hoge Raad geen advies uitbrengt binnen de gestelde periode kunnen de verzoekers de Minister verzoeken alsnog wijzigingen aan het verzoekschrift aan te brengen.

    Zij kunnen eveneens de door de Minister voorgestelde wijzigingen aanbrengen.

    De aanpassing van een verzoekschrift op basis van dit artikel mag in geen geval de uitbreiding van de oorspronkelijk voorgestelde reglementering van de beroepswerkzaamheid, noch het verstrengen van de oorspronkelijk voorgestelde voorwaarden inzake programma, het niveau van de vereiste beroepskennis en stageduur tot gevolg hebben.

    § 5. Het koninklijk besluit betreffende de reglementering moet bepalen dat de beoefenaars van het gereglementeerde beroep aan de volgende verplichtingen zullen onderworpen zijn :

    1. houder zijn van een diploma;

    2. persoonlijk de verantwoordelijkheid dragen voor iedere in de uitoefening van het beroep gestelde daad;

    3. de deontologische regels vastgesteld door het in § 1 van dit artikel bepaald orgaan, naleven;

    4. gebonden zijn door het beroepsgeheim.

    § 6. Wanneer de Koning een verzoekschrift tot reglementering heeft afgewezen, spreekt de Minister zich uit over de ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat betrekking heeft op hetzelfde voorwerp en dat wordt ingediend minder dan drie jaar na de datum van de bekendmaking van het koninklijk besluit tot afwijzing in het Belgisch Staatsblad.

    § 7. Wanneer een beroep overeenkomstig de voorgaande paragrafen werd georganiseerd, kan de Koning te allen tijde het desbetreffende reglementeringsbesluit wijzigen ten einde de coördinatie, opgelegd door de internationale verdragen, te verzekeren.

    De Koning kan eveneens het reglementeringsbesluit wijzigen na advies van de Nationale Raad van het beroepsinstituut en van de Hoge Raad.

    De Koning kan, na advies van de Hoge Raad, het reglementeringsbesluit opheffen. In het opheffingsbesluit wordt eveneens de ontbinding van het beroepsinstituut geregeld en de aanwending van de saldi bepaald.

    HOOFDSTUK II. - Bescherming van de titel en van het beroep.

    Art. 4. Niemand mag in de hoedanigheid van zelfstandige, als hoofd- of bijberoep een ter uitvoering van deze titel gereglementeerd beroep uitoefenen of er de beroepstitel van voeren, indien hij niet is ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de lijst van de stagiairs of, indien hij gevestigd is in het buitenland, niet de toelating heeft bekomen om het beroep occasioneel uit te oefenen.

    Wanneer het gereglementeerd beroep wordt uitgeoefend in het kader van een rechtspersoon, is het voorgaande lid enkel van toepassing op diegene of diegenen van haar bestuurders, zaakvoerders of werkende vennoten, die persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefenen of die de daadwerkelijke leiding waarnemen van de diensten waar het beroep wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van deze personen is de bepaling van het eerste lid van toepassing op een bestuurder, zaakvoerder of werkend vennoot van de rechtspersoon, die daartoe wordt aangewezen.

    Voor de toepassing van deze titel wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat die personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen.

    Aan de uit het eerste lid voortvloeiende verplichtingen moet niet worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst uit te oefenen, doch de personen die van deze mogelijkheid gebruik maken zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren.

    Art. 5. Eenieder die op de tabel van een overeenkomstig artikel 3 georganiseerd dienstverlenend intellectueel beroep is ingeschreven, is ertoe gehouden tijdens de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten de beroepstitel te voeren.

    Art. 6. Niemand mag een titel voeren, noch aan die waaronder hij is ingeschreven op de in artikel 4 bedoelde tabel een vermelding toevoegen, waardoor verwarring kan ontstaan met de beroepstitel van het overeenkomstig artikel 3 georganiseerd beroep.

    HOOFDSTUK III. - Erkennings- en controleorganismen.

    Art. 7. § 1. De zetel van het Beroepsinstituut is gevestigd in de Brusselse agglomeratie.

    § 2. Is lid van het Instituut, eenieder die op het tableau van de beoefenaars of op de lijst van de stagiairs is ingeschreven.

    § 3. Het Instituut omvat een Nationale Raad samengesteld uit een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige leden, alsook twee uitvoerende Kamers en twee Kamers van beroep, die respectievelijk het Frans en het Nederlands als voertaal hebben.

    Onverminderd artikel 9, § 5, zijn hun werkende en plaatsvervangende leden verkozen voor vier jaar, door de personen die op het tableau van beoefenaars zijn ingeschreven.

    De Koning bepaalt het aantal leden, de voorwaarden tot verkiesbaarheid en de regels inzake verkiezing

    Hij stelt de werkingsregels van de Raad en van de Kamers vast.

    § 4. De werkingskosten van het Instituut worden gedekt door :

  5. de schenkingen te zijnen bate;

  6. de bijdragen van de leden, de stagiairs en de personen gevestigd in het buitenland die toestemming van de Kamer hebben bekomen om het beroep occasioneel uit te oefenen;

  7. de kosten vastgesteld door de Raad voor de behandeling van de administratieve dossiers;

  8. de boetes bij betalingsachterstal van de bijdragen vastgesteld door de Raad;

  9. de inkomsten uit roerende en onroerende goederen dewelke het Instituut toebehoren.

    De bijdragen, de dossierkosten en de boetes bij betalingsachterstal van de bijdragen worden onderworpen aan de goedkeuring van de Minister.

    Bij weigering van betaling van de bijdrage door een lid binnen de door de Raad vastgestelde termijn, kan de Uitvoerende Kamer, na het lid aangemaand te hebben om binnen een door de Kamer bepaalde termijn de bijdrage alsnog te betalen, het betrokken lid tijdens de duur van de procedure tot invordering van de bijdrage schorsen, bij wijze van tuchtstraf overeenkomstig artikel 10, eerste lid, c). De bijdrage is niet verschuldigd indien de belanghebbende voor het verstrijken van de vastgestelde termijnen om zijn schrapping van de lijst van de stagiairs of het tableau van de beroepsbeoefenaars heeft verzocht.

    De Koning bepaalt op welke wijze toezicht wordt gehouden op de jaarrekeningen, begrotingen en boekhouding van de beroepsinstituten zal geschieden.

    Art. 8. § 1. De Nationale Raad kan de voorschriften van de plichtenleer, zoals bepaald krachtens artikel 3, nader uitwerken, aanpassen of vervolledigen en stelt het stagereglement op. De voorschriften inzake de plichtenleer en het stagereglement hebben slechts bindende kracht nadat zij door de Koning zijn goedgekeurd, bij een in Ministerraad overlegd besluit.

    Indien de Nationale Raad in gebreke blijft, na een verzoek van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT