16 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de vergunning van spoorwegonderneming

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 december 2006 op het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op de artikelen 14, 15 en 18;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op de artikelen 5 tot 13 en 15;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 oktober 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 november 2006;

Gelet op het advies nr. 41.701/4 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit besluit strekt tot gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, gewijzigd bij Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 en bij Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004.

HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. « wet », de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur;

  2. « Bestuur », het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

    HOOFDSTUK II. - Over het bekomen van de vergunning

    Afdeling I. - Over de aanvraag

    Art. 3. De spoorwegonderneming vraagt een vergunning bij de Minister aan door middel van een aangetekende zending of door afgifte met ontvangstbewijs.

    Art. 4. § 1. De aanvraag vermeldt :

  3. het type of de types van spoordiensten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;

  4. de voorziene datum waarop de spoorvervoeractiviteiten zullen aanvangen.

    § 2. De vergunningaanvraag is vergezeld van :

  5. de documenten die bewijzen dat de aanvrager voldoet of zal voldoen aan de voorwaarden bedoeld bij artikel 14, § 1 van de wet en nader bepaald bij de artikelen 5 tot 8;

  6. een afschrift van de oprichtingsakte van de aanvragende rechtspersoon evenals haar eventuele wijzigingen;

  7. een kopie van de beslissing tot benoeming van tenminste één persoon als zijnde daadwerkelijk en permanent belast met de leiding van de spoorvervoeractiviteiten van de aanvragende rechtspersoon.

    Afdeling II. - Over de voorwaarden voor de vergunning

    Art. 5. §1. Aan de eisen inzake financiële draagkracht is voldaan indien de aanvrager kan aantonen dat hij gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de start van de spoorvervoeractiviteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd zijn op realistische onderstellingen gebaseerde, bestaande en potentiële verbintenissen kan nakomen.

    § 2. De aanvrager is geen achterstallen verschuldigd bij de belastingsdiensten of de diensten van de sociale zekerheid.

    § 3. Voor de toepassing van § 1, verstrekt de aanvrager de inlichtingen bedoeld in de bijlage I. Wanneer bijkomende inlichtingen nodig zijn, worden deze aan de onderneming gevraagd die deze onverwijld verstrekt.

    Art. 6. Aan de eisen inzake beroepsbekwaamheid is voldaan wanneer de vergunningaanvrager aan de hand van overtuigende rechtvaardigingsstukken aantoont dat hij beschikt of zal beschikken over een bestuurlijke organisatie die de nodige kennis en/of ervaring bezit om de operationele controle en het toezicht op de in de vergunning omschreven activiteiten op veilige en betrouwbare wijze te kunnen uitoefenen.

    Art. 7. Aan de eis inzake dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid is voldaan wanneer de vergunningaanvrager aantoont dat hij vóór de start van de spoorvervoeractiviteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd voldoende verzekerd zal zijn of gelijkwaardige voorzieningen zal getroffen hebben om, met toepassing van de nationale en internationale wetgeving, zijn wettelijke aansprakelijkheid bij ongeval, met name ten aanzien van passagiers, bagage, vracht, post, derden en de spoorweginfrastructuurbeheerder te dekken. Het bedrag en de geldigheidsduur...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT