Koninklijk besluit betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 10 oktober 1967 houdende het gerechtelijk wetboek., de 1 février 1968

Artikel 1. Op 15 maart 1968 treden in werking de volgende bepalingen van boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek :

  1. hoofdstuk I " Verzegeling en ontzegeling ", bestaande uit de artikelen 1148 tot 1174;

  2. hoofdstuk II " Boedelbeschrijving ", bestaande uit de artikelen 1175 tot 1184;

  3. hoofdstuk III " Afstand van de gemeenschap en verwerping van de nalatenschap ", bestaande uit artikel 1185;

  4. hoofdstuk VII " Inbezitstelling van de goederen van een afwezige ", bestaande uit de artikelen 1226 en 1227;

  5. hoofdstuk XVIII " Aanbod van betaling en consignatie ", bestaande uit de artikelen 1352 tot 1357;

  6. hoofdstuk XIX " Rekening en verantwoording ", bestaande uit de artikelen 1358 tot 1369;

  7. hoofdstuk XX " Bezitsvorderingen ", bestaande uit de artikelen 1370 en 1371;

  8. hoofdstuk XXII " Verbetering van akten van de burgerlijke stand ", bestaande uit de artikelen 1383 tot 1385.

    Art. 2. Op 15 maart 1968 treden in werking de volgende wijzigingsbepalingen, die voorkomen in artikel 3 van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek :

  9. artikel 98, dat artikel 821 van het Burgerlijk Wetboek vervangt;

  10. artikel 116, A, D, H, I, J en M houdende wijziging van artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;

  11. artikel 117, dat artikel 173 van hetzelfde Wetboek wijzigt;

  12. artikel 118, dat artikel 185 van hetzelfde Wetboek wijzigt;

  13. artikel 126, A, C, G, H, 1 en L houdende wijziging van artikel 59.1 van het Wetboek der zegelrechten;

  14. artikel 127, dat artikel 62 van hetzelfde Wetboek wijzigt;

  15. artikel 128, dat artikel 105 van het Wetboek der successierechten wijzigt.

    Art. 3. Op 15 maart 1968 treden in werking de volgende opheffingsbepalingen die voorkomen in artikel 2 van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek :

  16. artikel 7, 2°, voor zover het voorziet in de opheffing van de artikelen 4 en 5 van de wet van 25 maart 1876 houdende titel I van het inleidend boek van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering;

  17. artikel 8, 6°, houdende opheffing van het decreet van 11-15 ventôse jaar II betreffende de verzegeling, na overlijden van de staatsburgers die de verdedigers na het vaderland als erfgenamen hebben;

  18. artikel 8, 8°, houdende opheffing van het decreet van 16 fructidor jaar II " additionnel à celui du 11 ventôse an II relatif aux scellés apposés sur les effets et papiers des parents des défenseurs de la patrie ";

  19. artikel 8, 10°, houdende opheffing van bet besluit van 13...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT