29 MAART 2004. - Wet betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de internationale straftribunalen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

TITEL I. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL II. - Samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 2. Voor de toepassing van Titel II van deze wet wordt verstaan onder :

- « België » : het Koninkrijk België;

- « het Hof » : het Internationaal Strafgerechtshof en de organen ervan, in de zin van artikel 34 van het Statuut, te weten het voorzitterschap van het Hof, de Afdeling beroep, de Afdeling berechting en de Afdeling vooronderzoek, de diensten van de aanklager en de griffie;

- « het Statuut » : het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafgerechtshof van 17 juli 1998;

- « de centrale autoriteit » : de autoriteit bevoegd voor de samenwerking tussen België en het Internationaal Strafgerechtshof, te weten de minister van Justitie;

- « het Reglement voor de proces- en bewijsvoering » : het Reglement voor de proces- en bewijsvoering bedoeld in artikel 51 van het Statuut;

- « de aanklager » : de diensten van de aanklager van het Internationaal Strafgerechtshof in de zin van artikel 42 van het Statuut;

- « de griffie » : de griffie van het Internationaal Strafgerechtshof in de zin van artikel 43 van het Statuut.

Art. 3. Overeenkomstig artikel 86 van het Statuut werkt België ten volle samen met het Hof in het kader van het onderzoek naar en de vervolging van de misdaden die tot zijn bevoegdheid behoren.

Art. 4. De samenwerking met het Hof is geregeld in de bepalingen van het Statuut, die van het Reglement voor de proces- en bewijsvoering, alsmede in titel II van deze wet.

HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen tot regeling

van de gerechtelijke samenwerking tussen België en het Hof

Art. 5. De Minister van Justitie is de centrale autoriteit die bevoegd is om de verzoeken van het Hof in ontvangst te nemen en om de verzoeken van de Belgische gerechtelijke autoriteiten over te zenden aan het Hof. Hij verzekert de opvolging ervan.

Art. 6. De verzoeken van het Hof worden aan de centrale autoriteit gericht door elk communicatiemiddel dat een geschrift nalaat. Zij moeten worden opgesteld in een van de officiële talen van België of, zoniet, vergezeld gaan van een voor eensluidend verklaarde vertaling in een van deze talen.

Art. 7. De Belgische gerechtelijke autoriteiten kunnen om de medewerking van het Hof verzoeken. De verzoeken worden overgezonden door toedoen van de centrale autoriteit. De Belgische autoriteiten moeten de voorwaarden in acht nemen waarvan het Hof de tenuitvoerlegging van het verzoek afhankelijk stelt. Indien de stukken tot staving niet zijn opgesteld in een van de werktalen van het Hof overeenkomstig artikel 50 van het Statuut, moeten zij vergezeld gaan van een vertaling in een van deze talen.

HOOFDSTUK III. - Betrekkingen tussen het Hof en België

Art. 8. § 1. Overeenkomstig artikel 14 van het Statuut kan de Minister van Justitie, bij een beslissing vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een situatie waarin een of meer misdaden waarover het Hof rechtsmacht heeft, lijken te zijn gepleegd, verwijzen naar het Hof, waarbij de aanklager wordt verzocht de situatie te onderzoeken teneinde vast te stellen of een of meer geïdentificeerde personen in staat van beschuldiging moeten worden gesteld wegens het plegen van deze misdaden.

In dat geval vermeldt België voorzover mogelijk de relevante omstandigheden van de zaak, en legt alle bewijsstukken over waarover het beschikt.

§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 47 van deze wet en overeenkomstig artikel 14 van het Statuut, kan de minister van Justitie, op grond van een beslissing vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de feiten die betrekking hebben op de misdrijven bedoeld in boek II, Titel Ibis, van het Strafwetboek en die bij de gerechtelijke autoriteiten aanhangig zijn gemaakt, ter kennis brengen van het Hof.

Zodra de aanklager is overgegaan tot de kennisgeving bedoeld in artikel 18, § 1, van het Statuut, betreffende de feiten die de Minister van Justitie ter kennis heeft gebracht van het Hof, spreekt het Hof van Cassatie, op vordering van de procureur-generaal, de onttrekking uit aan het Belgische rechtscollege waarbij dezelfde feiten aanhangig zijn gemaakt.

Ingeval het Hof, op verzoek van de Minister van Justitie, na de onttrekking van de zaak aan het Belgische rechtscollege, laat weten dat de aanklager van het Hof heeft beslist geen akte van inbeschuldigingstelling op te stellen, dat het Hof die akte niet heeft bevestigd, dat het Hof zich onbevoegd heeft verklaard of de zaak onontvankelijk heeft verklaard, zijn de Belgische gerechten opnieuw bevoegd.

Art. 9. Ingeval de rechtsmacht van het Hof in werking wordt gesteld overeenkomstig artikel 13 van het Statuut, kan de centrale autoriteit na overleg met het openbaar ministerie de Belgische rechtsmacht laten gelden overeenkomstig artikel 18 van het Statuut of, in voorkomend geval, de rechtsmacht van het Hof of de ontvankelijkheid van een zaak betwisten overeenkomstig artikel 19 van het Statuut.

Art. 10. De centrale autoriteit kan op eigen initiatief aan het Hof het bewijsmateriaal en de gegevens overzenden die een Belgische autoriteit heeft verzameld, indien dit bewijsmateriaal of deze gegevens voor het Hof van belang kunnen zijn. Ingeval het bewijsmateriaal en de gegevens die de centrale autoriteit aan het Hof heeft overgezonden niet afkomstig zijn van het openbaar ministerie, stelt de centrale autoriteit het openbaar ministerie vooraf in kennis van de overzending van dit bewijsmateriaal of van deze gegevens aan het Hof.

HOOFDSTUK IV. - Aanhouding, overbrenging, doorvoer en overdracht van personen aan het Hof

Afdeling I. - Verzoek tot aanhouding en overdracht

Art. 11. Overeenkomstig artikel 89 van het Statuut, legt België de verzoeken tot aanhouding en overdracht ten uitvoer die uitgaan van het Hof.

Art. 12. Ingeval België ten aanzien van eenzelfde persoon van het Hof een verzoek tot aanhouding en overdracht ontvangt en van een andere Staat een verzoek tot uitlevering of van overdracht, stelt de centrale autoriteit het Hof en de verzoekende Staat daarvan in kennis en past het artikel 90 van het Statuut toe.

Art. 13. § 1. Het verzoek tot aanhouding en overdracht uitgaande van het Hof ten aanzien van een persoon die zich op het Belgische grondgebied bevindt, gebeurt overeenkomstig artikel 91, § 1, van het Statuut schriftelijk, uitgezonderd in spoedeisende gevallen zoals geregeld door hetzelfde artikel van het Statuut.

Het verzoek wordt uitvoerbaar verklaard door de raadkamer van de verblijfplaats van de betrokken persoon of van de plaats waar hij is aangetroffen.

§ 2. De raadkamer onderzoekt of er geen dwaling betreffende de persoon bestaat en of de stukken tot staving bedoeld in artikel 91 van het Statuut zijn overgelegd.

§ 3. Binnen vierentwintig uur te rekenen van de beschikking van de raadkamer houdende weigering het verzoek tot aanhouding en overdracht van het Hof uitvoerbaar te verklaren, kan het openbaar ministerie tegen deze beslissing hoger beroep instellen bij de kamer van inbeschuldigingstelling. Deze laatste doet uitspraak binnen acht dagen, na het openbaar ministerie te hebben gehoord. Het arrest is uitvoerbaar.

§ 4. Binnen vierentwintig uur te rekenen van de vrijheidsbeneming worden de beslissing die het verzoek tot aanhouding en overdracht uitvoerbaar verklaart en de bijgevoegde officiële stukken aan de verdachte betekend. Deze beschikt over een termijn van vierentwintig uur te rekenen van de betekening om beroep in te stellen bij de kamer van inbeschuldigingstelling. Het beroep wordt ingesteld door middel van een verklaring bij de correctionele griffie of van een verklaring van de verdachte aan de directeur van het huis van arrest of aan zijn vertegenwoordiger.

De kamer van inbeschuldigingstelling hoort het openbaar ministerie, de verdachte en zijn raadsman binnen vier dagen te rekenen van het ingestelde beroep en doet uiterlijk binnen acht dagen uitspraak. Het arrest is uitvoerbaar. De verdachte blijft in hechtenis tot de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak heeft gedaan.

§ 5. Ingeval het beroep is gegrond op de niet-naleving van het beginsel non bis in idem, wordt de termijn waarbinnen de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak moet doen geschorst vanaf het beroep tot dat de centrale autoriteit het antwoord heeft ontvangen van het Hof op de raadplegingen overeenkomstig artikel 89, § 2, van het Statuut.

Afdeling II. - Verzoek tot voorlopige aanhouding

Art. 14. § 1. Overeenkomstig artikel 92 van het Statuut kan het Hof in spoedeisende gevallen door elk communicatiemiddel dat een geschrift nalaat om de voorlopige aanhouding van een gezochte persoon verzoeken. Het verzoek bevat de stukken bedoeld in artikel 92, § 2, van het Statuut in afwachting dat de stukken bedoeld in artikel 91 van het Statuut worden overgezonden.

§ 2. Het verzoek tot voorlopige aanhouding wordt ten uitvoer gelegd op grond van een bevel tot aanhouding uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de plaats waar de persoon op wie het bevel betrekking heeft zijn verblijfplaats heeft of van de plaats waar hij is aangetroffen. Het bevel tot aanhouding moet binnen vierentwintig uur te rekenen van de vrijheidsbeneming worden betekend. De onderzoeksrechter gaat na of er geen dwaling betreffende de persoon bestaat en of de stukken bedoeld in artikel 92, § 2, van het Statuut zijn overgelegd.

§ 3. De centrale autoriteit wordt van de voorlopige aanhouding in kennis gesteld door de onderzoeksrechter bedoeld in § 2 van dit artikel. Zij stelt het Hof daarvan onmiddellijk in kennis en vraagt dat een verzoek tot aanhouding en overdracht wordt opgesteld.

§ 4. De persoon op wie de voorlopige aanhouding betrekking heeft, wordt binnen vijf dagen voor de raadkamer gebracht van zijn verblijfplaats of van de plaats waar hij is...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT