Omzendbrief betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de Internationale straftribunalen., de 3 juin 2005

Artikel M. (Om technische redenen wordt dit besluit onderverdeeld in fictieve artikelen M1 - M2).

Art. M1. De wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de Internationale Straftribunalen (hierna " de wet " genoemd) heeft tot doel de handelingen inzake samenwerking en bijstand te organiseren tussen België en enerzijds het Internationaal Strafgerechtshof (hierna " het Hof " of het I.S.H.genoemd) en anderzijds tussen België en de Internationale Straftribunalen voor Rwanda en voormalig Joegoslavië. In Titel I van de wet worden de bepalingen van het Statuut van het Internationaal Strafgerechtshof met betrekking tot de samenwerking tussen het Hof en de Staten die partij zijn in het nationaal recht opgenomen. Het eerste deel van de wet bestaat in de tenuitvoerlegging van de verplichtingen die de bekrachtiging van het Statuut op 28 juni 2000 voor België heeft teweeggebracht. Teneinde alle bepalingen betreffende de samenwerking tussen België en de internationale gerechten te bundelen, wordt de inhoud van de wet van 22 maart 1996 betreffende de erkenning van en de samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië en het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda door middel van Titel II en met bepaalde aanpassingen opgenomen in de wet.

De nieuwe bepalingen van de wet van 29 maart 2004 zijn in werking getreden de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, i.e. op 1 april 2004. Op dezelfde datum werd de wet van 22 maart 1996 tot regeling van de samenwerking met de internationale straftribunalen opgeheven. In artikel 57 van de wet is bepaald dat deze opheffing evenwel geen afbreuk doet aan de lopende samenwerkingshandelingen. Aangezien de wet een procedurewet is, is ze van rechtstreekse toepassing. Ze regelt dus alle aangevatte proceshandelingen die bij de inwerkingtreding ervan nog niet afgerond zijn, zonder afbreuk te doen aan de handelingen die reeds werden verricht onder de gelding van de wet van 22 maart 1996 betreffende de erkenning van en de samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië en het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda(1).

( (1) Verantwoording van het parlementaire amendement met betrekking tot artikel 57 van de nieuwe wet, Gedr. St. Kamer, 564/03, 2003/2004, blz. 3. )

Art. M2. A) Samenwerking met het Internationaal strafgerechtshof.

I) Inleiding

1) Nationale wetgeving

De tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafgerechtshof heeft geleid tot de aanneming van twee wetten : de wet van 5 augustus 2003 houdende bepalingen over het zogenaamde " zakelijk recht " (B.S. van 7 augustus 2003) en de wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de internationale straftribunalen (B.S. van 1 april 2004).

2) Aanvullende rol van het Internationaal Strafgerechtshof met betrekking tot de nationale gerechten

Het Statuut van Rome beoogt het instellen van een permanent Hof belast met de bestraffing van de meest ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht door natuurlijke personen. Artikel 1 van het Statuut verduidelijkt dat het Internationaal Strafgerechtshof complementair is met betrekking tot de nationale gerechten. Uit het subsidiaire karakter van het Hof volgt dat het Statuut de Staten die partij zijn onrechtstreeks verzoekt hun nationaal recht aan te passen opdat hun strafgerechten bevoegd zouden zijn om kennis te nemen van de feiten die onder de bevoegdheid van het Hof zelf vallen. Het gaat om het logische gevolg van de complementariteitsregel.

De wet van 5 augustus 2003 betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht bevat de strafbaarstellingen van misdaden die onder de bevoegdheid van het Hof vallen en voorziet in de informatie van het Internationaal Strafgerechtshof ingeval de Belgische gerechten de dader van een misdaad niet vervolgen. Ingeval het passieve personaliteitsbeginsel zoals bedoeld in punt 1°bis van het nieuwe artikel 10 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, zal de minister van Justitie, wanneer een zaak wordt geseponeerd omdat uit de concrete omstandigheden van de zaak blijkt dat zij voor een internationaal gerecht moet worden gebracht of voor het gerecht van de plaats waar de feiten werden gepleegd, het Internationaal Strafgerechtshof hiervan op de hoogte stellen.

3) Bijzondere rol van de Federale Overheidsdienst

Naar analogie met de bestaande oplossing inzake samenwerking tussen België en de Internationale Straftribunalen voor Rwanda en voormalig Joegoslavië, voorziet artikel 5 van de wet erin dat de minister van Justitie de bevoegde centrale autoriteit is om de verzoeken van het Hof in ontvangst te nemen en over te zenden aan de Belgische gerechtelijke autoriteiten. Hij verzekert tevens de follow-up ervan. In dit opzicht, worden de verzoeken verzonden naar de Centrale autoriteit wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Federale Overheidsdienst Justitie, Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden). Deze rol van tussenpersoon die de uitwisseling van briefwisseling tussen het Hof en de Belgische autoriteiten centraliseert, is de omzetting van de verklaring die België heeft afgelegd op grond van artikel 87, § 1, van het Statuut van Rome bij de bekrachtiging ervan.

4) Definitie aangewend in de wet

De overdracht van een persoon door België aan het Internationaal Strafgerechtshof is de tenuitvoerlegging van de internationale verplichtingen bedoeld in het Statuut van Rome dat het Internationaal Strafgerechtshof in het leven roept.

De overdracht is een algemene term die de volledige aanhoudingsprocedure beoogt (de voorlopige aanhouding en overdracht), overbrenging behelst de concrete handeling van de overdracht van de persoon.

5) Toepasselijk recht

Het recht dat van toepassing is op de samenwerking tussen België en het Strafgerechtshof wordt gevormd, in hiërarchische volgorde, door de bepalingen van het Statuut van Rome, de bepalingen van het Reglement voor de proces- en de bewijsvoering van het Strafgerechtshof en de bepalingen van de wet van 29 maart 2004. In geval van een conflict tussen het Statuut en het nationaal recht, heeft het Statuut de bovenhand. Ter herinnering, het Statuut is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 december 2000 (wet van 25 mei 2000 houdende instemming met het Statuut van Rome van het Internationaal Strafgerechtshof, bekendgemaakt in het B.S. van 1 december 2000). Het Reglement voor de proces- en bewijsvoering is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 mei 2004.

6) Verzoeken om medewerking van het Internationaal Strafgerechtshof

Artikel 7 van de wet voorziet erin dat de Belgische gerechtelijke autoriteiten, door toedoen van de centrale autoriteit, om de medewerking van het Hof kunnen verzoeken. Deze bepaling vormt de omzetting van artikel 93, § 10, van het Statuut. De verzoeken om medewerking (en de stukken tot staving) moeten aan het Hof worden bezorgd in een van de werktalen ervan (Frans of Engels). Er moet echter worden onderstreept dat het Hof niet moet antwoorden op een verzoek om medewerking en dat, ingeval het verzoek werd aanvaard, voorwaarden kunnen worden opgelegd.

7) Andere bepalingen

Artikel 41 van de wet straft tevens verschillende misdrijven tegen de rechtsbedeling van het Internationaal Strafgerechtshof (valse getuigenis, verleiden van getuigen, aanmaken van vervalste documenten, omkoping van magistraten, etc..)

Artikel 42 organiseert bovendien in het nationaal recht de voordracht van kandidaten voor het ambt van rechter bij het Internationaal Strafgerechtshof.

II) Overdracht van procedure

Artikel 8 van de nieuwe wet regelt twee gevallen waarin de minister van Justitie een zaak uit eigen beweging kan verwijzen naar het I.S.H.

In een eerste geval zal de minister de zaak verwijzen door ambtshalve aangifte te doen van feiten die onder de bevoegdheid van het I.S.H. vallen, zelfs wanneer deze feiten in België geen aanleiding hebben gegeven tot een gerechtelijk onderzoek.

In het andere geval hebben de feiten wel aanleiding gegeven tot een gerechtelijk onderzoek op nationaal niveau en werd de aanklager van het I.S.H. ervan in kennis gesteld. Zodra de aanklager kennis heeft gegeven van de beslissing de zaak aanhangig te maken, wordt de procedure overgedragen aan het Internationaal Strafgerechtshof, nadat het Hof van Cassatie de onttrekking van de zaak aan het Belgisch gerecht heeft uitgesproken.

In beide gevallen moet de beslissing van de minister van Justitie om de zaak naar het I.S.H. te verwijzen worden voorafgegaan door overleg in de Ministerraad, met andere woorden in de vorm van een kennisgeving van deze Raad zonder dat evenwel een koninklijk besluit moet worden bekendgemaakt. Hier werd geacht dat het aanhangig maken van de zaak bij dit Hof een zeer belangrijke politieke daad is, die België op internationaal vlak verbindt(2).

( (2) Memorie van toelichting bij het ontwerp van wet, Gedr. St. Kamer, 564/001, 2003/2004, blz. 9. )

III) Overzending van gegevens

Krachtens artikel 10 van de wet kan de minister van Justitie aan het I.S.H. alle gegevens overzenden die dienstig zijn voor de uitvoering van zijn taken.

Naar luid van de wet kan de centrale autoriteit het bewijsmateriaal en de gegevens waarover zij beschikt selecteren en enkel het bewijsmateriaal of deze gegevens overzenden die voor het Hof van belang kunnen zijn.

De betrokken gegevens die voortkomen uit niet-gerechtelijke bronnen (diplomatiek personeel, inlichtingendiensten, militaire autoriteiten met opdracht in het buitenland, etc.) moeten aan het openbaar ministerie worden bezorgd voor de minister van Justitie de gegevens overzendt aan het I.S.H.

Deze bepaling biedt het openbaar ministerie in voorkomend geval de mogelijkheid op te treden voor het bewijsmateriaal aan het Internationaal Strafgerechtshof wordt bezorgd (3).

( (3) Memorie van toelichting bij het ontwerp van wet...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT