3 APRIL 2014. - Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de Federale Overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 (1)

De Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2. Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Discriminatie en Racisme in de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Art. 3. Deze ordonnantie treedt in werking op 15 maart 2014.

SAMENWERKINGSAKKOORD

Tussen de Federale Overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met name artikel 92bis, § 1, ingevoegd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;

Gelet op de Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, in het bijzonder artikel 13;

Overwegende dat de Europese Commissie België in gebreke heeft gesteld met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming;

Overwegend dat de volledige omzetting van deze richtlijn met zich meebrengt dat het organisme ter bevordering van de gelijke behandeling beoogd bij artikel 13 van de richtlijn bevoegd zou zijn niet alleen voor federale materies maar eveneens in de gemeenschaps- en gewestmateries;

  1. De Federale Staat, vertegenwoordigd door de federale Regering, in de persoon van de eerste Minister, Elio Di Rupo, en van de Vice-Eerste Minister, Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Joëlle Milquet;

  2. De Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-President, Kris Peeters, en van de Vlaamse Minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, Pascal Smet;

  3. De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Franse Gemeenschapsregering, in de persoon van haar Minister-President Rudy Demotte en van de Minister van Cultuur, Audiovisuele media, Gezondheid en Gelijke Kansen, Fadila Laanan;

  4. De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, in de persoon van haar Minister-President, Karl-Heinz Lambertz en van de Minister van Gezin, Gezondheid en van Sociale Zaken, Harald Mollers;

  5. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College, in de persoon van de Voorzitter, Rudi Vervoort;

  6. Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President Rudy Demotte en van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Eliane Tillieux;

  7. Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigd door de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in de persoon van haar Minister-President Rudi Vervoort en van de Staatssecretaris belast met Mobiliteit, Openbaar Ambt, Gelijke Kansen en Administratieve Vereenvoudiging, Bruno De Lille;

  8. De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het College, in de persoon van de Voorzitter, Christos Doulkeridis.

    Die gezamenlijk hun eigen bevoegdheden uitoefenen, zijn het volgende overeengekomen :

    Artikel 1

    Definities

    Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord, wordt verstaan onder :

    - het akkoord : het huidige samenwerkingsakkoord;

    - de partijen : de partijen van dit samenwerkingsakkoord;

    - het Centrum : het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme;

    - het college : de twee codirecteurs.

    Artikel 2

    Voorwerp van het akkoord

    § 1. Het voorwerp van het huidig akkoord is het oprichten van een onafhankelijk interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme, onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

    § 2. Het Centrum beschikt over rechtspersoonlijkheid.

    § 3. De zetel van het Centrum, dat het centrale meldpunt is, is gelegen in een van de gemeentes van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, momenteel te 1000 Brussel, Koningsstraat 138.

    Het Centrum zal gehuisvest worden in een toegankelijke locatie overeenkomstig de bepalingen van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, Titel IV van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Artikel 3

    Opdrachten

    § 1. Het Centrum heeft als opdracht :

  9. het bevorderen van de gelijkheid van kansen en omgaan met de diversiteit in onze samenleving en het bestrijden van elke vorm van discriminatie, onderscheid, uitsluiting, beperking, uitbuiting of voorkeur op grond van : een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationaliteit, nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, sociale positie, geboorte, vermogen, leeftijd, het geloof, levensbeschouwing, gezondheidstoestand, politieke overtuiging of syndicale overtuiging, handicap, fysieke of genetische eigenschap;

  10. de taken vervullen voorzien in artikel 33, § 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties van 13 december 2006 inzake de rechten van de personen met een handicap.

    § 2. Het Centrum voert zijn opdrachten uit in een geest van dialoog en van samenwerking met de verenigingen, instellingen, organen en diensten die, geheel of gedeeltelijk, dezelfde opdrachten uitvoeren als het Centrum of rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van deze opdrachten.

    § 3. Het Centrum is in de uitoefening van zijn opdrachten volkomen onafhankelijk, overeenkomstig de Principes van Parijs zoals bepaald in de bijlage van Resolutie 48/138 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 1993.

    Artikel 4

    Studies en onderzoeken

    § 1. Het Centrum is bevoegd om alle studies en onderzoeken uit te voeren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn opdrachten. Het kan daartoe alle nodige informatie en documentatie aanleggen en verstrekken. Het kan daartoe eveneens statistische gegevens en gerechtelijke beslissingen die nuttig zijn voor de evaluatie van de toepassing van de in artikel 6 van dit akkoord bedoelde wetten, decreten en ordonnanties inwinnen en bekend maken, zonder dat de betrokken partijen kunnen worden geïdentificeerd.

    § 2. Op vraag van het Centrum stelt elke overheid en elke openbare instelling het de informatie ter beschikking die vereist is voor het volbrengen van zijn opdrachten.

    § 3. De minister van Justitie deelt het Centrum jaarlijks de gerechtelijke statistieken mee die verband houden met de toepassing van de wetten, decreten en ordonnanties bedoeld in artikel 6 van dit akkoord, evenals de gerechtelijke beslissingen genomen met toepassing van deze wetten, decreten en ordonnanties, zonder dat de betrokken partijen kunnen worden geïdentificeerd.

    Artikel 5

    Adviezen, aanbevelingen en begeleiding

    Het Centrum is bevoegd om, binnen de perken van zijn opdrachten bepaald bij artikel 3 van dit akkoord :

    1. onafhankelijke adviezen en aanbevelingen te richten tot elke overheid ter verbetering van de reglementering en de wetgeving;

    2. onafhankelijke adviezen en aanbevelingen te richten tot elke overheid of privé-instelling of -persoon naar aanleiding van de resultaten van de in artikel 4 van dit akkoord bedoelde studies en onderzoeken;

    3. iedereen bij te staan die om raad vraagt in verband met de omvang van zijn rechten en verplichtingen. Die bijstand bestaat in het verstrekken van inlichtingen en raadgevingen aan de betrokkenen, onder meer over de middelen die eenieder kan aanwenden om de rechten gegarandeerd door de in artikel 6 van dit akkoord bedoelde wetten, decreten en ordonnanties te kunnen afdwingen;

    4. instellingen, organisaties en rechtshulpverleners te ondersteunen en te begeleiden;

    5. alle overheden te vragen, wanneer het Centrum feiten aandraagt die wijzen op een vermoeden van discriminatie, zoals bedoeld in de wetten, decreten en ordonnanties vermeld in artikel 6 van dit akkoord, zich te informeren en het Centrum op de hoogte te houden van de resultaten van de analyse van de betreffende feiten. Deze overheden informeren het Centrum op een met redenen omklede wijze over het gevolg dat aan deze vraag is gegeven;

    6. sensibiliseringsacties te organiseren.

    Artikel 6

    Aangiften, beroepen en in rechte optreden

    § 1. Het Centrum verzekert de toegankelijkheid van zijn diensten, met inbegrip voor de personen met beperkte mobiliteit door het organiseren, naast het centraal meldpunt van lokale meldpunten waar een melding kan worden gedaan, in samenwerking met de Gewesten, de Gemeenschappen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT