30 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten, afgekort Vast Comité I, en zijn Dienst Enquêtes worden gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten (afgekort : Vast Comité I) en zijn Dienst Enquêtes toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienumer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te verlenen.

De rechtsgrond van het besluit wordt gevormd door artikel 5, eerste lid, en artikel 8, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten en zijn Dienst Enquêtes zijn door de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten ingesteld. Het ingestelde toezicht heeft als voorwerp de bescherming van de rechten die de Grondwet en de wet aan de personen verlenen, evenals de coördinatie en de doelmatigheid van de inlichtingendiensten.

Om deze taken uit voeren vertrouwt de wet aan het Vast Comité I en aan zijn Dienst Enquêtes de bevoegdheid toe om toezichtsonderzoeken te doen over de activiteiten en methodes van de inlichtingendiensten (artikelen 3, 2°, 33 en 40).

Het Vast Comité I stelt de toezichtsonderzoeken in hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat of van de bevoegde ministers (artikelen 32 en 33) of ook nog ingevolge een klacht (artikel 34). Luidens artikel 4 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, zoals gewijzigd door de wet van 30 juni 1996 (1), kan een parlementaire onderzoekscommissie « eveneens overeenkomstig de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, aan de Vaste Comités P en I de opdracht geven om de nodige onderzoeken te doen ».

De Dienst Enquêtes handelt overeenkomstig de beslissingen van het Vast Comité I of ambtshalve, in welk geval hij zonder verwijl de voorzitter van het Vast Comité I op de hoogte brengt (artikel 40). Het hoofd van de Dienst Enquêtes ontvangt de taken van het Vast Comité I en legt de onderzoeksverslagen voor aan het Vast Comité I (artikel 42).

(1) Belgisch Staatsblad van 5 mei 1880 en 23 juli 1996.

In dit verband kunnen het Vast Comité I evenals zijn Dienst Enquêtes, klachten en aangiften ontvangen van burgers die rechtstreeks betrokken waren bij een tussenkomst van een inlichtingendienst (artikelen 34 en 40). Elke ambtenaar, elke persoon die een openbaar ambt uitoefent en elk lid van de strijdkrachten die rechtstreeks betrokken is bij de richtlijnen, beslissingen of toepassingsregels daarvan, alsmede bij werkwijzen of handelingen, kan een klacht indienen of aangifte doen zonder daartoe machtiging te moeten vragen aan zijn chefs of aan zijn hiërarchische meerderen.

De wet bepaalt dat de persoon die een aangifte doet, kan eisen dat zijn anonimiteit gewaarborgd wordt. In dat geval kan zijn identiteit enkel binnen de Dienst Enquêtes en het Vast Comité I bekendgemaakt worden.

De eerder aangehaalde wet van 18 juli 1991 laat toe dat zowel het Vast Comité I als zijn Dienst Enquêtes, in het kader van hun onderzoeken, eenieder van wie zij het noodzakelijk achten, kunnen uitnodigen voor een verhoor (artikel 48, 1°). De voorzitter van het Vast Comité I kan daarenboven de leden van de inlichtingendiensten doen dagvaarden door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder. Deze leden zijn verplicht om te getuigen voor het Vast Comité I op straffe van een gevangennisstraf van één maand tot één jaar bij weigering.

De hierboven aangehaalde bepalingen tonen duidelijk aan dat het niet altijd opportuun of zelfs denkbaar is dat in de loop van een voorafgaand onderzoek van een klacht, bij de aanvang of zelfs tijdens één van de volgende stadia van het toezichtsonderzoek, het Vast Comité I of zijn Dienst Enquêtes, inlichtingen inwinnen of verifiëren in verband met personen betrokken bij de onderzoeken (klagers, informanten, de betrokken leden van de inlichtigendiensten...) op rechtstreekse wijze bij de betreffende dienst zelf.

De actuele praktijk bewijst dat een dergelijk rechtstreeks contact schade kan toebrengen aan het goede verloop van het onderzoek of van de kwaliteit ervan en ook van aard kan zijn om onnodig nadeel toe te brengen aan de persoonlijke belangen (beroepsmatig, familiaal of privaat) van de klager of elk ander betrokken persoon. Om bepaalde gegevens van persoonlijke aard te bekomen of te verifiëren zou het minder ingrijpend zijn voor de persoonlijke levenssfeer van de betreffende personen om de gegevens van het Rijksregister te consulteren dan zich rechtstreeks te richten tot de officiële diensten (gerechtelijke instanties of politiediensten...) of over te gaan tot een onderzoek ter plaatse (bijvoorbeeld, gegevens ingewonnen door middel van een buurtonderzoek).

Met als doel om niet enkel op doeltreffende wijze de taken uit te voeren die de wetgever hen oplegt, maar ook om aan de personen (particulieren of leden van de inlichtingendiensten of diegenen die uitgenodigd worden om te verschijnen in het kader van een toezichtsonderzoek) de vertrouwelijkheid die noodzakelijk is ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en zelfs in gebeurlijk geval de gevraagde anonimiteit, te kunnen waarborgen, is het van essentieel belang dat het Vast Comité I en zijn Dienst Enquêtes, snel en rechtstreeks zouden kunnen beschikken over de relevante gegevens die nodig zijn om alle, in dergelijke onderzoeken tussenkomende personen, precies te identificeren.

Het is eveneens van groot belang om door een preciese identificatie van de betrokken personen elke twijfel omtrent een mogelijke verwisseling van personen met bijvoorbeeld dezelfde familienaam op te heffen. Deze noodzaak wordt nog versterkt door de overweging dat niet kan worden uitgesloten dat tijdens een administratief toezichtsonderzoek elementen van strafrechtelijke inbreuken opduiken, waarvan het Vast Comité I of zijn Dienst Enquêtes aangifte aan de gerechtelijke overheden moet doen met toepassing van, naargelang het geval, artikel 29 van het Wetboek van strafvordering of van de bijzondere bepalingen van artikel 46 van de wet van 18 juli 1991 inzake de leden van de Dienst Enquêtes.

Daarom dringt zich bij de uitvoering van de taken van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes, een toegang op tot de informatiegegevens van het Rijksregister vervat in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Deze gegevens moeten toelaten dat in voorkomend geval de klagers en de burgers betrokken bij het optreden van de inlichtingendiensten, evenals de ambtenaren of de personen werkzaam bij voornoemde diensten, kunnen geïdentificeerd of geverifieerd worden of hun identificatie vervolledigd wordt. De gegevens moeten ook de exacte reproductie mogelijk maken van de gegevens betreffende personen die zijn tussengekomen en die worden weergegeven in de onderzoeksdossiers opgesteld door het Vast Comité I en zijn Dienst Enquêtes.

Wat uitsluitend de Dienst Enquêtes van het Vast Comité I betreft, bepaalt de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten bovendien in het artikel 40, derde lid, dat deze dienst uit eigen beweging of op vordering van de bevoegde procureur des Konings, krijgsauditeur of onderzoeksrechter, onderzoeken instelt samen met andere officieren en agenten van gerechtelijke politie en zelfs met een recht van voorrang op deze, inzake de misdaden en wanbedrijven die ten laste worden gelegd van leden van de inlichtingendiensten.

Terzake moet evenwel opgemerkt, zoals de voorbereidende werken vermelden, dat de belangrijkste finaliteit van het toezicht dat door de wet van 18 juli 1991 werd ingesteld, niet het gerechtelijke aspect betreft : « het toezicht dat de regering met dit wetsontwerp wil invoeren heeft niet als voornaamste bedoeling om bij politie- en inlichtingendiensten individuele feiten vast te stellen met het oog op het sanctioneren ervan : dat blijft de volle bevoegdheid van de gerechtelijke of tuchtrechtelijke overheid. Het doel van het toezicht is om eventueel onvolkomenheden in en het falen van het systeem vast te stellen en voorstellen te formuleren om dat te verhelpen » (2).

Toch is het niet minder waar dat in de context van gerechtelijke onderzoeken, de Dienst Enquêtes van het Vast Comité I, waarvan het hoofd en de leden de hoedanigheid hebben van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en de krijgsauditeur, een volledig volwaardige politiedienst is en bijgevolg toegang moet krijgen tot alle gegevens, waaronder deze van het Rijksregister, waarover andere politiediensten beschikken.

Tot slot is het Vast Comité I bovenop zijn toezichtsbevoegdheden waarvan hiervoor sprake, door de wet van 11 december 1998, ingesteld als beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen (3). Deze rechtsprekende taak is sedert 1 juni 2000 van kracht.

(2) Senaat, doc. 1258/2 - 9 juli 1991.

(3) Belgisch Staatsblad van 7 mei 1999.

De te volgen rechtsregels voor het beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen zijn vervat in het koninklijk besluit van 24 maart 2000. In het kader van deze procedure, die moet leiden tot een beslissing van het beroepsorgaan binnen zestig dagen nadat het werd gevat, kan het Vast Comité I ertoe genoopt worden om, binnen deze termijn, gegevens van persoonlijke aard van het onderzoeksdossier van de betrokken inlichtingen - en veiligheidsdienst betreffende de eiser evenals eventueel de met hem samenwonende personen (artikel 16 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen) te verifiëren. Onder deze gegevens vallen deze van het Rijksregister (artikel 19 van dezelfde wet). Het Vast Comité I moet in zijn hoedanigheid van beroepsorgaan toegang hebben tot alle gegevens waarover deze diensten beschikken om, in gebeurlijk geval, de waarheidsgetrouwheid ervan na te gaan evenals het gebruik dat deze diensten ervan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT