28 MEI 2009. - Besluit 2008/695 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van het statuut van bepaalde categorieën personeelsleden van het door de Franse Gemeenschapscommissie ingerichte onderwijs, die noch onder de toepassing vallen van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, noch onder die van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra

Het College van de Franse Gemeenschapscommissie,

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur;

Gelet op Het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 mei 2004 tot vaststelling van het statuut van bepaalde categorieën personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs, die noch onder de toepassing vallen van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, noch onder die van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 juni 2008;

Gelet op het protocolakkoord nr. 2009/007 van het Sectorcomité XV van 20 maart 2009;

Op de voordracht van het Lid van het College, bevoegd voor Onderwijs,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Met uitzondering van het hoger kunstonderwijs is dit statuut van toepassing op de personeelsleden van de inrichtingen van het gewoon en buitengewoon onderwijs, het kleuter-, lager, secundair en hoger niet-universitair onderwijs met volledig leerplan en het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschapscommissie, de internaten en de PMS-centra van de Franse Gemeenschapscommissie, die hetzij een betrekking bekleden bepaald door de omkaderingsnormen die van toepassing zijn buiten de gesubsidieerde betrekkingen, hetzij een bijkomende betrekking die tot een van de volgende categorieën behoort :

  1. bestuurs- en onderwijzend personeel;

  2. opvoedend hulppersoneel;

  3. paramedisch, sociaal en psychologisch personeel;

  4. het technisch personeel van de PMS-centra;

  5. het personeel van de pedagogische inspectie van de Franse Gemeenschapscommissie;

  6. bemiddelaars;

  7. sportinstructeurs;

  8. verantwoordelijke van het praktijkrestaurant van het CERIA (free-flow).

    Het is niet van toepassing op de leermeesters en leraars godsdienst.

    Het is evenmin van toepassing op het personeel van de dienst voor gezondheidspromotie op school.

    Art. 2. De bekwaamheidsbewijzen bedoeld in het huidige statuut worden gedefinieerd met verwijzing naar het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaal onderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie. Deze bekwaamheidsbewijzen kunnen diploma's, getuigschriften, brevetten, attesten, jaren nuttige ervaring of een wetenschappelijke, artistieke of beroepsbekendheid zijn.

    Art. 3. De nuttige ervaring omvat de diensten in het onderwijs, in een PMS-centrum voor de leden van het technisch personeel van de PMS-centra of in een andere dienst van de privé- of overheidssector. De uitoefening van een bedrijvigheid als zelfstandige wordt eveneens in aanmerking genomen. De nuttige ervaring wordt bewezen volgens de regels vastgesteld door het Lid van het College belast met Onderwijs.

    Art. 4. Voor de toepassing van dit statuut :

    1. verstaat men onder "openstaande betrekking", de betrekking, opgericht door de inrichtende macht overeenkomstig de omkaderingsnormen die van toepassing zijn buiten de gesubsidieerde betrekkingen, die niet toegewezen is aan een vastbenoemd personeelslid, zoals bedoeld in dit statuut;

    2. verstaat men onder "bijkomende betrekking", de betrekking, voorlopig opgericht door de inrichtende macht om het hoofd te kunnen bieden aan bijzondere noden en waarin niet voorzien wordt door de omkaderingsnormen die van toepassing zijn buiten de gesubsidieerde betrekkingen;

    3. worden de door de in artikel 1 bedoelde personeelsleden uitgeoefende ambten ingedeeld in wervings-, selectie- of bevorderingsambten;

    4. worden "hoofdambt" en "bijbetrekking" bepaald onder verwijzing naar het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap;

    5. worden de termijnen als volgt berekend :

  9. de dag die het vertrekpunt ervan vormt, wordt niet meegerekend;

  10. de vervaldag wordt in de termijn meegerekend;

  11. wanneer deze dag een zaterdag, een zondag, een wettelijke feestdag of een feestdag van of in de Franse Gemeenschap is, wordt de vervaldag tot de eerstvolgende werkdag uitgesteld;

    1. verstaat men onder schooljaar, de periode die loopt van 1 september tot 30 juni, en onder dienstjaar, de periode die loopt van 1 september tot 31 augustus.

      HOOFDSTUK II. - Plichten

      Art. 5. De personeelsleden moeten in alle omstandigheden bestendig zorg dragen voor de belangen van het onderwijs en de PMS-centra van de Franse Gemeenschapscommissie.

      Art. 6. Bij de uitoefening van hun ambt vervullen de personeelsleden persoonlijk en nauwgezet de verplichtingen die hun door de wetten, decreten, besluiten en reglementen en door de aanstellingsakte worden opgelegd.

      Art. 7. De personeelsleden zijn ertoe gehouden zich volkomen correct te gedragen in dienstverband alsmede in hun betrekkingen met de ouders van leerlingen en met alle personen buiten de dienst.

      Art. 8. Zij moeten in de uitoefening van hun ambt de principes in acht nemen betreffende de neutraliteit van het onderwijs van de Franse Gemeenschapscommissie.

      Zij mogen de leerlingen of studenten en hun ouders niet aan politieke, godsdienstige of filosofische propaganda of aan handelsreclame blootstellen.

      Art. 9. De personeelsleden moeten, binnen de perken vastgesteld door de regeling en hun aanstellingsakte, de prestaties verstrekken die nodig zijn voor de goede gang van de inrichtingen waar zij hun ambt uitoefenen.

      Zij mogen de uitoefening van hun ambt niet zonder voorafgaande machtiging van de inrichtende macht of van de vertegenwoordiger ervan onderbreken.

      Art. 10. De personeelsleden mogen de feiten waarvan zij kennis hebben gekregen op grond van hun ambt en die een geheim karakter hebben, niet onthullen. De leden van het technisch personeel van de PMS-centra zijn door het beroepsgeheim gebonden.

      Art. 11. De personeelsleden mogen noch rechtstreeks noch door een tussenpersoon, zelfs buiten hun functie maar op grond hiervan, giften, geschenken, gunsten of welk voordeel ook vragen, eisen of verkrijgen.

      Art. 12. Zij mogen geen werkzaamheid uitoefenen die in strijd is met de Grondwet en de wetten van het Belgisch volk of die de vernietiging van 's Lands onafhankelijkheid nastreeft of de landsverdediging of de uitvoering van de verbintenissen van België ter bevordering van zijn veiligheid, in het gedrang brengt. Zij mogen geen lid worden van, noch hun medewerking verlenen aan een beweging, groepering, organisatie of vereniging met een gelijkaardig doel.

      De uitoefening van de rechten van het Belgisch burgerschap dat de personeelsleden bezitten, wordt altijd geëerbiedigd.

      HOOFDSTUK III. - Werving

      Afdeling 1. - Algemene bepalingen

      Art. 13. De wervingsambten mogen door de tijdelijk aangestelde of vastbenoemde personeelsleden worden uitgeoefend.

      Art. 14. Bij zijn eerste aanstelling in het onderwijs of een PMS-centrum legt het personeelslid de eed af voor het Collegelid belast met Onderwijs of zijn afgevaardigde, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde regels ter uitvoering van artikel 28, 5°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

      Afdeling 2. - Tijdelijke aanstelling en tijdelijk personeel

      Art. 15. Niemand mag tijdelijk door de inrichtende macht in een wervingsambt worden aangesteld indien hij op het ogenblik van de aanstelling de volgende voorwaarden niet vervult :

    2. behoudens door de Regering vastgestelde afwijking, Belg zijn of onderdaan zijn van een andere lid-staat van de Europese Unie;

    3. de burgerlijke en politieke rechten genieten;

    4. houder zijn van een in artikel 2 bepaald bekwaamheidsbewijs;

    5. bij de indiensttreding een medisch getuigschrift overleggen dat niet langer dan zes maanden tevoren werd afgegeven en waaruit blijkt dat de kandidaat in een zodanige gezondheidstoestand verkeert dat hij de gezondheid van de leerlingen, noch die van de andere personeelsleden in gevaar kan brengen;

    6. behoudens door het College vastgestelde afwijking in regel zijn met de wets- en reglementsbepalingen betreffende de taalregeling;

    7. van onberispelijk gedrag zijn;

    8. voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;

    9. voor de toepassing van dit artikel, wordt het getuigschrift van bekwaamheid voor het onderwijs uitgereikt door een middelbare technische normaalleergang (hoger pedagogisch onderwijs van het korte type en de sociale promotie) gelijkgesteld aan een pedagogisch...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT